Op 24 januari 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam een beschikking uitgesproken in de zaak van de Raad voor de Kinderbescherming betreffende een minderjarige, geboren in 2008. De kinderrechter heeft de minderjarige onder toezicht gesteld voor de duur van een jaar en een machtiging tot uithuisplaatsing verleend voor zes maanden. De Raad verzocht om deze maatregelen vanwege ernstige zorgen over de ontwikkeling en het gedrag van de minderjarige, die zelfbepalend gedrag vertoont en niet naar school gaat. Er zijn ook beschuldigingen van mishandeling en seksueel misbruik door de vader, waarnaar een politieonderzoek loopt. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de betrokkenheid van de buurvrouw, met wie de minderjarige een sterke band heeft, niet helpend is en dat de emotionele en fysieke veiligheid van de minderjarige bij de ouders momenteel niet gewaarborgd kan worden.
Tijdens de zitting waren de ouders, de bijzondere curator en vertegenwoordigers van de gecertificeerde instelling aanwezig. De kinderrechter heeft de zorgen van de Raad en de GI gehoord en geconcludeerd dat de regie van de GI noodzakelijk is om de situatie van de minderjarige te verbeteren. De kinderrechter heeft de bijzondere curator herbenoemd en benadrukt dat de GI moet onderzoeken onder welke voorwaarden de minderjarige weer bij de moeder kan worden teruggeplaatst. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing direct geldt, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.
De kinderrechter heeft de beschikking op 24 januari 2025 uitgesproken en op schrift gesteld op 7 februari 2025. Hoger beroep kan worden ingesteld door de verzoeker en belanghebbenden binnen drie maanden na de uitspraak.