ECLI:NL:RBROT:2025:1922

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
4 februari 2025
Publicatiedatum
17 februari 2025
Zaaknummer
C/10/691488 / JE RK 24-2734
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van minderjarigen in pleegzorg

Op 4 februari 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van twee minderjarigen, [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2]. De zaak betreft de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, die verzocht om een verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing voor een jaar. De ouders van de minderjarigen, [naam moeder] en [naam vader], zijn belast met het ouderlijk gezag, maar de kinderrechter heeft vastgesteld dat de ontwikkeling van de kinderen nog steeds bedreigd wordt door de opvoedsituatie bij de ouders. De kinderen verblijven momenteel in een pleeggezin en de kinderrechter heeft geconstateerd dat er onvoldoende groei zichtbaar is om naar een terugplaatsing bij de ouders toe te werken. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling verlengd tot 17 februari 2026 en de machtiging tot uithuisplaatsing tot 17 augustus 2025. De ouders hebben niet verzet aangetekend tegen de verlenging van de ondertoezichtstelling, maar hebben wel verzocht om de machtiging tot uithuisplaatsing te beperken tot zes maanden. De kinderrechter heeft besloten om de behandeling van het resterende deel van het verzoek aan te houden en de ouders de kans te geven om hun situatie te verbeteren. De kinderrechter heeft ook aangegeven dat de kinderen duidelijkheid nodig hebben over hun perspectief en dat de mogelijkheden van de ouders en grootouders verder onderzocht moeten worden.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/691488 / JE RK 24-2734
Datum uitspraak: 4 februari 2025
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging van een ondertoezichtstelling en een verlenging van een machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,
gevestigd te Rotterdam,
hierna te noemen de GI,
over
[minderjarige 1], geboren op [geboortedatum 1] 2012 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [voornaam minderjarige 1] ,
[minderjarige 2], geboren op [geboortedatum 2] 2014 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [voornaam minderjarige 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[naam moeder]en
[naam vader],
hierna te noemen de ouders,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat mr. M.S. Krol, kantoorhoudende te Rotterdam.
De kinderrechter merkt als informanten aan:
[naam pleegmoeder] en [naam pleegvader],
hierna te noemen de pleegouders,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres.
mw. [naam pleegzorgwerker] ,
hierna te noemen de pleegzorgwerker,
mw. [naam begeleider] ,
hierna te noemen de begeleider van de moeder vanuit GGMD.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
  • het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 20 december 2024;
  • het ongedateerde bericht van de GI met als bijlage het advies van de Raad voor de Kinderbescherming van 24 januari 2025.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 4 februari 2025. Daarbij waren aanwezig:
  • de ouders en hun advocaat;
  • de pleegmoeder;
  • de pleegzorgwerker;
  • de begeleider van de moeder vanuit GGMD;
- twee vertegenwoordigers van de GI, te weten [persoon A] en [persoon B] .
1.3.
Aangezien bij de moeder sprake is van een auditieve beperking, heeft de kinderrechter het verhoor doen plaatsvinden met bijstand van R. Kemeling, doventolk.
1.4.
De pleegvader is niet verschenen. De kinderrechter stelt vast dat hij wel juist is opgeroepen.
1.5.
De kinderrechter heeft [voornaam minderjarige 1] naar haar mening gevraagd. [voornaam minderjarige 1] heeft hierover een gesprek gevoerd met de kinderrechter. [voornaam minderjarige 2] is met [voornaam minderjarige 1] meegekomen naar de rechtbank en heeft ook gevraagd om een gesprek met de kinderrechter. De kinderrechter heeft ook met [voornaam minderjarige 2] gesproken. Tijdens de zitting heeft de kinderrechter samengevat wat [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] hebben verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] .
2.2.
[voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] verblijven in een pleeggezin.
2.3.
Bij beschikking van 6 februari 2024 is de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] verlengd tot 17 februari 2025 en is de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] in een voorziening voor pleegzorg verlengd tot 17 augustus 2024.
2.4.
Bij beschikking van 7 november 2024 is de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] in een voorziening voor pleegzorg verlengd tot 17 februari 2025 en is de GI toestemming verleend tot wijziging in het verblijf van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] naar het huidige pleeggezin.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] in een pleeggezin te verlengen voor de duur van een jaar. De GI verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
De GI heeft ter zitting het verzoek gehandhaafd en als volgt nader toegelicht.
Na de gezinsopname in 2024 heeft Mereo geconcludeerd dat een thuisplaatsing niet mogelijk is. Naar aanleiding van het advies van Mereo heeft de GI een perspectiefbesluit genomen. Het perspectief ligt niet bij de ouders, maar in het perspectief biedende pleeggezin. Daarbij wil de GI de bezoekmomenten tussen de kinderen en de ouders opbouwen en de kwaliteit van die momenten verbeteren. De kinderen hebben behoefte aan duidelijkheid. Er is een brief geschreven dat de GI voorlopig het perspectief in het pleeggezin ziet en dat de GI wil werken aan het uitbreiden van de bezoekmomentren. Binnen afzienbare tijd moet er duidelijkheid voor de kinderen zijn over hun perspectief.
Na het overlijden van de voormalige pleegvader heeft de GI een netwerkplaatsing bij de grootouders vaderszijde overwogen. Op dat moment stonden de grootouders daar niet voor open. Onlangs zijn zij daar bij de GI echter op teruggekomen. Op 13 februari 2025 zal de GI in gesprek gaan met de grootouders over hun wensen en mogelijkheden. De kinderen vragen vaak of zij bij de grootouders kunnen wonen.
Op 22 november 2024 zijn [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] in het nieuwe pleeggezin geplaatst. Deze plaatsing is positief verlopen. De bezoekmomenten tussen de kinderen en de ouders worden door Enver en de GI begeleid. Zodra de financiering rond is, zal Focus op Zorg de begeleiding van de bezoekmomenten overnemen en opvoedondersteuning bieden. De ouders zijn liefdevol naar de kinderen en kunnen beter bij hen aansluiten. De ouders hebben echter nog steeds sturing tijdens de bezoekmomenten nodig. De moeder belast [voornaam minderjarige 1] . Zo stuurt zij app-berichten aan [voornaam minderjarige 1] waarin zij haar verdriet uit en aangeeft dat de kinderen niet naar huis zouden willen en niet goed gehecht zijn. Vanwege het verloop van de belcontacten hebben de kinderen op dit moment apart van elkaar belmomenten met de ouders.
Naar verwachting zal [voornaam minderjarige 2] het komende voorjaar PMT gaan volgen. De GI is bezig met het plannen van een intake voor een gebarencursus voor de kinderen. De moeder heeft hulpverlening van de GGMD. De vader had bij het wijkteam geen hulpvraag. Daarom heeft het wijkteam de hulpverlening afgesloten. Het is positief dat de vader hulpverlening krijgt bij PsyQ. De GI heeft echter geen zicht op het verloop op zijn behandeling, omdat de vader nog geen toestemming heeft geven voor het verstrekken van informatie daarover.
De kinderen willen graag weer thuis wonen. Dit is echter nog niet haalbaar. Er is tot nu toe onvoldoende groei zichtbaar om naar een terugplaatsing van de kinderen bij de ouders toe te kunnen werken. De GI wil dat de kinderen onbelast contact hebben met de ouders. Het is belangrijk om te onderzoeken welke rol de ouders al dan niet op afstand in het leven van de kinderen kunnen hebben.

4.De standpunten

4.1.
Namens de ouders heeft hun advocaat zich ter zitting niet verzet tegen een verlenging van de ondertoezichtstelling. Wel is namens de ouders verzocht om de duur van de verlenging van de machtiging uithuisplaatsing te beperken tot zes maanden om de ouders een kans te geven. Ter onderbouwing is het volgende aangevoerd. Het is voor de ouders onduidelijk of de GI een voorlopig of definitief perspectiefbesluit heeft genomen. De kinderen willen terug naar huis. De ouders willen daarom dat de komende periode hun mogelijkheden worden onderzocht en dat de bezoekmomenten met de kinderen worden uitgebreid. De ouders vinden het te vroeg om een conclusie aan het verslag van de gezinsopname van Mereo te verbinden. De ouders zijn immers nog bezig met hulpverlening voor hun persoonlijke problematiek en de resultaten daarvan zijn nog niet bekend. Ook moet de begeleiding van de bezoekmomenten en opvoedingsondersteuning door Focus op Zorg nog starten. Voor [voornaam minderjarige 2] moet PMT nog worden ingezet en de kinderen gaan een gebarencursus volgen. Daar komt bij dat de GI de mogelijkheden in het netwerk, te weten bij de grootouders vaderzijde, gaat onderzoeken.

5.De verklaringen van de informanten

5.1.
De pleegmoeder heeft ter zitting het volgende verklaard. De kinderen lijken zich in het pleeggezin thuis te voelen. De kinderen zijn met elkaar verbonden, maar zoeken ook ruimte om alleen te kunnen zijn. Tijdens de belmomenten kan het gesprek tussen de kinderen en de ouders stroef verlopen. [voornaam minderjarige 1] leidt dan het gesprek. De kinderen zijn in het contact met de ouders niet geheel ontspannen. Het lijkt in het belang van de kinderen om de belmomenten afzonderlijk van elkaar te plannen en de kinderen langer de tijd te geven.
5.2.
De pleegzorgwerker heeft ter zitting het volgende verklaard. Al een langere periode is zichtbaar dat de kinderen worden belast met de strijd die de ouders voeren. Zij zijn erg bezig met de zittingen, bouwen daarnaar toe veel spanning op en kunnen niet berusten in de maatregelen. Het is in hun belang dat de ouders goedkeuring geven aan de plaatsing van de kinderen in het huidige pleeggezin, hoewel het begrijpelijk is dat dit voor de ouders moeilijk is.

6.De beoordeling

6.1.
Op basis van de stukken is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de grond voor de ondertoezichtstelling bedoeld in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
6.2.
Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] nog steeds in hun ontwikkeling worden bedreigd. Zij zijn in een zorgelijke opvoedsituatie bij de ouders opgegroeid, waarbij sprake was van verwaarlozing van de woning en van emotionele en fysieke verwaarlozing van de kinderen en schoolverzuim. De moeder, die doof is, heeft een belast verleden en kampt met depressies. Er zijn zorgen over de opvoedvaardigheden van de ouders en de invloed van de grootmoeder moederszijde op het gezinssysteem. De grootmoeder nam de opvoeding van de kinderen op zich vanwege de afwezigheid van de vader door zijn werk en de emotionele afwezigheid van de moeder. De grootmoeder leek verward te zijn. De ouders waren onvoldoende weerbaar naar haar.
6.3.
Naar aanleiding van de bovengenoemde zorgen zijn de kinderen op 23 november 2022 in een neutraal pleeggezin geplaatst en is hulpverlening gestart en deels weer gestopt. Zo heeft onder meer Agathos de bezoekmomenten tussen de ouders en de kinderen begeleid en opvoedingsondersteuning geboden. Na het plotselinge overlijden van de voormalige pleegvader in juli 2024 zijn de kinderen eind november 2024 met toestemming van de kinderrechter in het huidige pleeggezin geplaatst. De kinderen lijken op hun plek in dit pleeggezin.
6.4.
In februari 2024 heeft een gezinsopname bij Mereo plaatsgevonden om zicht te krijgen op de opvoedvaardigheden van de ouders. Tijdens deze opname is gebleken dat het de ouders onvoldoende lukt om adequaat bij de behoeften van de kinderen aan te sluiten. De communicatie tussen de moeder en de kinderen is beperkt. De moeder lijkt onvoldoende leerbaar om opvoedvaardigheden aan te kunnen leren. De vader kan vaardigheden aanleren. Hij heeft wel moeite om duidelijk naar de kinderen te zijn en wordt overvraagd. De kinderen vormen een bondje tegen de ouders en bepalen wat er in het gezin gebeurt. Volgens Mereo is er een zeer kleine kans dat er nog gezonde gezinsverhoudingen, gezinsstructuren en gezinscommunicatie kunnen groeien. Mereo heeft geadviseerd om vooral te werken aan uitbreiding van de bezoekmomenten.
6.5.
De kinderen hebben een keer per week anderhalf uur begeleid contact met de ouders. In de afgelopen periode zijn de bezoekmomenten uitgebreid. De ouders mochten twee keer per maand bij de voetbal van [voornaam minderjarige 2] kijken. Sindsdien liet [voornaam minderjarige 2] tijdens de wedstrijden echter agressiever gedrag dan normaal zien. De vader kan [voornaam minderjarige 2] tijdens de wedstrijden ook streng toespreken, waar [voornaam minderjarige 2] emotioneel van wordt. Daarom zijn er inmiddels veiligheidsafspraken gemaakt en kunnen de ouders nog een keer per maand bij de voetbal kijken. De kinderen hebben met de ouders ook contact door middel van beeldbellen. Tijdens deze gesprekken wordt over volwassen zaken gesproken. De moeder neemt weinig deel aan de gesprekken en zondert zich snel af op haar telefoon. De ouders houden van de kinderen en kunnen inmiddels beter bij de kinderen aansluiten. De ouders hebben echter nog steeds sturing tijdens de bezoekmomenten nodig. Het is de verwachting van de GI dat Focus op Zorg binnen afzienbare tijd kan starten om de begeleiding van de bezoekcontacten van de GI en Enver over te nemen en opvoedondersteuning te bieden.
6.6.
Nu de ouders nog niet in staat zijn de bedreigde ontwikkeling van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] zelfstandig af te wenden, blijft ook de komende periode hulpverlening in het gedwongen kader noodzakelijk. Daarom verlengt de kinderrechter de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] voor de duur van een jaar. [1]
6.7.
Ook is het gelet op al het voorgaande in het belang van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] om hun plaatsing in het huidige pleeggezin voort te zetten en is de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] noodzakelijk in het belang van de verzorging en opvoeding. [2]
6.8.
Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat de GI nog geen definitief perspectiefbesluit lijkt te hebben genomen. De ouders willen een kans om te laten zien dat zij in staat zijn om de verzorging en de opvoeding van de kinderen weer op zich te nemen en de kinderen willen graag naar huis. Als dat niet mogelijk is, willen de kinderen in het netwerk, te weten bij de grootouders vaderszijde, worden geplaatst. De GI wil de komende periode de mogelijkheden van de ouders en de grootouders onderzoeken. Gezien deze omstandigheden ziet de kinderrechter aanleiding om de duur van de verlenging van de machtiging uithuisplaatsing te beperken tot zes maanden en de behandeling van het resterende deel van het verzoek aan te houden.
6.9.
Naar het oordeel van de kinderrechter hebben de kinderen binnen afzienbare tijd duidelijkheid nodig over hun perspectief. Daarom acht de kinderrechter het van belang dat de komende periode met de betrokken hulpverlenende instanties goed in kaart worden gebracht of er ontwikkelingen zijn als het gaat om de behandeling van de ouders en wat voor de ouders al dan niet haalbaar is als het gaat om hun rol in het leven van de kinderen. Daarbij kan wellicht worden gedacht aan het afnemen van een persoonlijkheidsonderzoek bij de moeder, zodat er meer zicht komt op haar leerbaarheid. Ook dient duidelijk te worden of Focus Zorg met bijvoorbeeld video-interactie onderzoek meer zicht krijgt op de (on)mogelijkheden van de ouders om voldoende aan te sluiten bij de behoeften van de kinderen.
6.10.
Gezien de aard en de complexiteit van de zaak zal de kinderrechter het resterende deel van het verzoek voor verdere behandeling en beslissing verwijzen naar de meervoudige kamer van de rechtbank op een nog nader te bepalen datum.
6.11.
Tegen de nader te bepalen zittingsdatum zal ook de oproeping van de Raad voor de Kinderbescherming in de raadgevende en/of adviserende rol op basis van artikel 810 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering worden gelast.
6.12.
Naar aanleiding van de stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] worden belast door de behandelingen van de (verlengings)verzoeken ter zitting als gevolg waarvan zij spanningen ervaren. Nu de kinderrechter [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] afzonderlijk heeft gesproken en hun wensen duidelijk zijn, zullen [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] voor de volgende zitting in deze procedure niet meer worden uitgenodigd voor een kindgesprek. Namens en door de ouders is daarmee ingestemd.
6.13.
De GI wordt verzocht uiterlijk twee weken voor de nog nader te bepalen zittingsdatum bij de meervoudige kamer van de rechtbank aan de rechtbank een briefrapportage, vergezeld van eventuele verslagen van de hulpverlening, te overleggen, met afschrift aan de belanghebbenden en de advocaat, met een weergave van de huidige stand van zaken en gemotiveerd aan te geven of het resterende deel van het verzoek al dan niet wordt gehandhaafd.
6.14.
De kinderrechter verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.

7.De beslissing

De kinderrechter:
7.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] tot 17 februari 2026;
7.2.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] in een voorziening voor pleegzorg tot 17 augustus 2025;
7.3.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
7.4.
houdt de behandeling van het verzoek voor het overige verzochte aan.
7.5.
En alvorens verder te beslissen:
7.6.
Bepaalt dat de behandeling van de zaak wordt aangehouden tot
1 juli 2025 pro forma.
7.7.
Bepaalt dat de Raad, de GI, de belanghebbenden en de advocaat op de genoemde pro forma-datum niet ter zitting behoeven te verschijnen.
7.8.
Verzoekt de GI uiterlijk twee weken voor de nog nader te bepalen zittingsdatum bij de meervoudige kamer van de rechtbank de verzochte rapportage aan de rechtbank te doen toekomen, met afschrift aan de GI, de belanghebbenden en de advocaat.
7.9.
Tegen de nader te bepalen zittingsdatum bij de meervoudige kamer van de rechtbank dienen te worden opgeroepen de GI, de belanghebbenden en de advocaat;
7.10.
Tegen de nader te bepalen zittingsdatum zal ook de oproeping van de Raad voor de Kinderbescherming in de raadgevende en/of adviserende rol op basis van artikel 810 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering worden gelast;
7.11.
Tegen de nader te bepalen zittingsdatum zullen de pleegouders als informanten dienen te worden opgeroepen.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 4 februari 2025 door
mr. G.M. Paling, kinderrechter, in aanwezigheid van D. van der Aa als griffier, en op schrift gesteld op 13 februari 2025.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.

Voetnoten

1.Artikel 1:260, eerste lid, BW.
2.Artikel 1:265c, tweede lid, BW.