ECLI:NL:RBROT:2025:1925

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
4 februari 2025
Publicatiedatum
17 februari 2025
Zaaknummer
C/10/681213 / JE RK 24-1234
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ondertoezichtstelling van een minderjarige in het kader van jeugdbescherming

Op 4 februari 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven in de zaak van de Raad voor de Kinderbescherming regio Rotterdam-Dordrecht betreffende de ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren in 2008. De kinderrechter heeft de moeder, die belast is met het ouderlijk gezag, als belanghebbende aangemerkt. De Raad verzocht om de minderjarige onder toezicht te stellen voor de duur van een jaar, omdat er zorgen waren over zijn ontwikkeling en welzijn. Tijdens de zitting waren de moeder, haar advocaat, en vertegenwoordigers van de Raad en de gecertificeerde instelling aanwezig. De moeder heeft verweer gevoerd tegen de ondertoezichtstelling en betoogd dat het goed gaat met haar kind en dat de maatregel niet nodig is. De kinderrechter heeft echter vastgesteld dat de minderjarige kwetsbaar is en dat er onvoldoende hulpverlening is om zijn ontwikkeling te waarborgen. De kinderrechter heeft besloten om de minderjarige onder toezicht te stellen voor een periode van zes maanden, met de mogelijkheid om de behandeling van het verzoek aan te houden tot 1 juli 2025. De kinderrechter heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing direct geldt, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De Raad is verzocht om voor de pro forma datum een rapportage in te dienen over de voortgang van de situatie.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/681213 / JE RK 24-1234
Datum uitspraak: 4 februari 2025
Beschikking van de kinderrechter over een ondertoezichtstelling
in de zaak van
de Raad voor de Kinderbescherming regio Rotterdam-Dordrecht,
gevestigd te Rotterdam,
hierna te noemen de Raad,
over
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2008 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [voornaam minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[naam moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat mr. C.W.F. Jansen, kantoorhoudende in Rotterdam.

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
- de beschikking van 19 augustus 2024 en de daaraan ten grondslag liggende stukken;
- de aanvullende rapportage van de Raad van 30 december 2024.
1.2.
Op 4 februari 2025 heeft de kinderrechter de zitting met gesloten deuren voortgezet. Daarbij waren aanwezig:
- de moeder en de advocaat;
  • een vertegenwoordiger van de Raad, te weten [persoon A] ;
  • een vertegenwoordiger van de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering, hierna de GI, te weten
1.3.
De kinderrechter heeft [voornaam minderjarige] naar zijn mening gevraagd. [voornaam minderjarige] heeft hierover een gesprek gevoerd met de kinderrechter. Tijdens de zitting heeft de kinderrechter samengevat wat [voornaam minderjarige] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De feiten

2.1.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige] .
2.2.
[voornaam minderjarige] woont bij zijn moeder.
2.3.
Bij beschikking van 19 augustus 2024 is de behandeling van het verzoek aangehouden tot 1 februari 2025 pro forma.

3.Het (aangehouden) verzoek

3.1.
De Raad verzoekt [voornaam minderjarige] onder toezicht te stellen voor de duur van een jaar en de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
De Raad heeft ter zitting het verzoek gehandhaafd en als volgt nader toegelicht. De zorgen zijn onverminderd aanwezig. Er zijn nieuwe meldingen bij de politie gedaan. De Raad heeft de politie niet naar de woning van de moeder gestuurd, zoals door de moeder tijdens de zitting wordt verklaard. Volgens school heeft [voornaam minderjarige] baat bij het bieden van structuur. De school heeft echter nog steeds zorgen over hem. Tijdens het aanvullende onderzoek van de Raad is onvoldoende duidelijk geworden of hulpverlening van Anti Pesto de juiste hulpverlening is om de ontwikkelingsbedreiging bij [voornaam minderjarige] weg te nemen. Er is meer hulpverlening nodig. Het is belangrijk dat de GI een regiefunctie krijgt en dat de GI contact krijgt met school, Anti Pesto en de moeder.

4.De standpunten

4.1.
De GI heeft ter zitting het volgende meegedeeld. Het is de vraag of een ondertoezichtstelling helpend kan zijn. In het kader van een ondertoezichtstelling kan de GI regie voeren. Er zijn echter wachtlijsten. De GI kan wel een teamtafel met alle betrokkenen organiseren. Gelet op de houding van de moeder is het echter de vraag of de moeder gaat meewerken als [voornaam minderjarige] onder toezicht gesteld wordt. In de beschikking zal dan duidelijk moeten worden beschreven wat nodig is om de situatie te verbeteren.
4.2.
Namens de moeder heeft haar advocaat ter zitting primair verzocht om het verzoek van de Raad af te wijzen. Subsidiair is verzocht om de duur van de ondertoezichtstelling te beperken tot zes maanden. Ter onderbouwing van dit standpunt is het volgende aangevoerd. Volgens de moeder gaat het goed met [voornaam minderjarige] . De moeder wil geen ondertoezichtstelling. Deze maatregel is volgens de moeder ook niet nodig. De moeder voedt alle kinderen goed op. Er is geen sprake van verwaarlozing. De moeder pakt de zorgen over [voornaam minderjarige] op en heeft hulpverlening van Anti Pesto voor hem geregeld. De moeder heeft contact met de school. [persoon C] van Anti Pesto zou met een verslag over het verloop van de hulpverlening naar de zitting komen. Het is zorgelijk dat hij niet is verschenen.
4.3.
In aanvulling op het betoog van haar advocaat heeft de moeder het volgende verklaard. De Raad heeft in het rapport een negatief beeld geschetst, dat niet klopt en niet is gebaseerd op de waarheid. Vanaf augustus hebben de moeder en [voornaam minderjarige] positieve stappen gezet. Thuis gaat het goed. [voornaam minderjarige] is niet meer met de politie in aanraking geweest. Hij heeft geleerd van wat hij in het verleden fout heeft gedaan. De moeder heeft steun van haar ouders en andere familie. De moeder heeft hulp voor [voornaam minderjarige] bij Anti Pesto gezocht. Anti Pesto komt thuis kijken hoe het gaat en waar de moeder tegenaan loopt. De moeder heeft contact met de school en gaat naar de ouderavonden. Vanwege de operatie van [voornaam minderjarige] zal zij een ouderavond niet kunnen bijwonen. Hierover heeft de moeder de school ingelicht. De moeder en de school nemen bij problemen contact met elkaar op. De moeder heeft geen bijzonderheden van de school over [voornaam minderjarige] gehoord. Anti Pesto heeft ook contact met de school. De moeder kan er niets aan doen dat [persoon C] van Anti Pesto niet is verschenen tijdens de zitting. Door haar werk in de zorg en haar hoge bloeddruk heeft de moeder in de afgelopen periode niet met de Raad kunnen spreken. Op verzoek van de moeder heeft Anti Pesto contact met de Raad opgenomen en een verslag gestuurd over het verloop van de hulpverlening. Volgens de moeder heeft de Raad de politie naar de woning van de moeder gestuurd om te vragen hoe het gaat, waarna de politie weer is vertrokken.

5.De beoordeling

5.1.
Op basis van de stukken en de zitting is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat [voornaam minderjarige] nog steeds in zijn ontwikkeling wordt bedreigd. [voornaam minderjarige] is een kwetsbare en beïnvloedbare jongen door zijn niveau van functioneren op cognitief en sociaal-emotioneel gebied. Hij is impulsief in zijn handelen. Zo is hij betrokken geweest bij incidenten op school en is hij veroordeeld voor de bedreiging van een meisje en voor het bezit van een nepvuurwapen.
In de afgelopen periode heeft de Raad aanvullend onderzoek gedaan. Uit informatie van school is gebleken dat de schoolgang van [voornaam minderjarige] nog steeds wisselend verloopt. Zo komt [voornaam minderjarige] vaak te laat op school of is hij ziek. Door zijn problemen met zijn heup en voeten heeft [voornaam minderjarige] moeite met de stage. [voornaam minderjarige] doet het verder wel goed op school en hij profiteert van de geboden structuur en regels die de school hem biedt. Onlangs is er wel opnieuw een foto van [voornaam minderjarige] naar een klasgenoot gestuurd waarop hij met een nepwapen en een masker staat.
5.2.
De moeder is een betrokken moeder voor [voornaam minderjarige] . Zij (h)erkent deels de zorgen en heeft daarvoor hulpverlening vanuit Anti Pesto ingezet. Tijdens de vorige zitting heeft de kinderrechter de moeder de kans gegeven om door middel van het overleggen van een behandelplan te laten zien dat alle noodzakelijke hulpverlening voor [voornaam minderjarige] op gang komt. De moeder heeft deze kans echter niet benut. Er is geen behandelplan overgelegd en nog steeds is onduidelijk welke hulpverlening Anti Pesto biedt. Daarom is ook nog steeds niet duidelijk of [voornaam minderjarige] alle hulpverlening krijgt die hij voor zijn problematiek nodig heeft. Gezien de website van Anti Pesto lijkt de hulpverlening zich met name te richten op pestgedrag. Onduidelijk is of intensievere en gespecialiseerde hulp door daarvoor opgeleide deskundigen kan worden geboden. Dit lijkt niet het geval te zijn. Daarbij komt dat uit de stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat het contact tussen de moeder en de school en tussen de moeder moeizaam verloopt. Zo heeft de moeder moeite om op de afspraken te verschijnen. Ook in het kader van het aanvullend onderzoek door de Raad is zij niet verschenen op de gemaakte afspraken, waardoor de Raad niet met haar heeft kunnen spreken.
5.3.
Nu de moeder nog niet zelfstandig in staat om met alle noodzakelijke hulpverlening de bedreigde ontwikkeling van [voornaam minderjarige] af te wenden, is thans hulpverlening in het gedwongen kader noodzakelijk.
5.4.
Gelet op al het voorgaande stelt de kinderrechter [voornaam minderjarige] onder toezicht. De kinderrechter ziet wel aanleiding voor een ondertoezichtstelling voor een kortere duur, namelijk voor zes maanden. De behandeling van het verzoek zal voor het overige aangehouden worden tot 1 juli 2025 pro forma. De komende periode is het van belang dat een jeugdbeschermer zicht krijgt op de thuissituatie van [voornaam minderjarige] en onderzoekt welke hulpverlening nog meer nodig is. De kinderrechter verwijst in dit verband naar de door de Raad geadviseerde hulpverlening, bijvoorbeeld MST-ID. Daarbij ligt het onder meer op de weg van de jeugdbeschermer om vanwege de verschillende visies van de moeder, Anti Pesto en de school een overleg met alle betrokkenen te organiseren, zodat alle voor [voornaam minderjarige] noodzakelijke hulpverlening van de grond komt. De kinderrechter verwacht in dit verband van de moeder dat zij in het belang van [voornaam minderjarige] daaraan haar volledige medewerking zal verlenen.
5.5.
De Raad wordt verzocht om uiterlijk een week voor de genoemde pro forma datum de kinderrechter (met afschrift aan de GI, de belanghebbende en de advocaat) in een briefrapportage te informeren over de stand van zaken in de afgelopen periode en gemotiveerd aan te geven of het resterende deel van het verzoek al dan niet wordt gehandhaafd.
5.6.
De kinderrechter verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
stelt [voornaam minderjarige] onder toezicht van de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering, gevestigd te Amsterdam, met ingang van 4 februari 2025 tot 4 augustus 2025;
6.2.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.3.
houdt de behandeling van het verzoek voor het overig verzochte aan.
6.4.
En alvorens verder te beslissen:
6.5.
Bepaalt dat de behandeling van de zaak wordt aangehouden tot
1 juli 2025 pro forma.
6.6.
Bepaalt dat de Raad, de GI, de belanghebbende en de advocaat op de genoemde pro forma-datum niet ter zitting behoeven te verschijnen.
6.7.
Verzoekt de Raad uiterlijk een week voor de genoemde datum de kinderrechter de verzochte rapportage te doen toekomen, met afschrift aan de GI, de belanghebbende en de advocaat.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 4 februari 2025 door
mr. G.M. Paling, kinderrechter, in aanwezigheid van D. van der Aa als griffier, en op schrift gesteld op 13 februari 2025.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.