ECLI:NL:RBROT:2025:1964

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 februari 2025
Publicatiedatum
18 februari 2025
Zaaknummer
AWB - 24 _ 9174
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de aanvraag voor individuele studietoeslag op basis van medische geschiktheid

In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam op 21 februari 2025, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een individuele studietoeslag op grond van de Participatiewet (Pw) beoordeeld. Eiser had op 13 november 2023 een aanvraag ingediend, die op 27 maart 2024 door het college van burgemeester en wethouders van Goeree-Overflakkee werd afgewezen. Het college verklaarde het bezwaar van eiser ongegrond met een besluit op 22 augustus 2024. Eiser stelde dat het college onzorgvuldig had gehandeld door geen medisch advies in te winnen en enkel op basis van zijn arbeid naast de studie te concluderen dat hij geen recht had op de studietoeslag.

De rechtbank oordeelt dat het college de aanvraag onterecht heeft afgewezen. De rechtbank stelt vast dat eiser ADHD heeft en dat het college had moeten nagaan of hij, gezien zijn medische situatie, in staat was om naast zijn studie te werken. De rechtbank benadrukt dat het college een medisch advies moet inwinnen om te kunnen beoordelen of eiser recht heeft op de studietoeslag. De enkele constatering dat eiser naast zijn studie heeft gewerkt, is onvoldoende om te concluderen dat hij geen recht heeft op de studietoeslag. De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het bestreden besluit en draagt het college op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met deze uitspraak. Tevens moet het college het griffierecht aan eiser vergoeden.

Deze uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldigheid bij de beoordeling van aanvragen voor studietoeslagen, vooral wanneer medische beperkingen een rol spelen. De rechtbank stelt dat een onafhankelijk medisch oordeel essentieel is voor een rechtvaardige beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 24/9174

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 februari 2025 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

en

het college van burgemeester en wethouders van Goeree-Overflakkee, het college

(gemachtigden: S. Noordermeer en R. Achahbar).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van de aanvraag van eiser om individuele studietoeslag op grond van de Participatiewet (Pw).
1.1.
Met het besluit van 27 maart 2024 (het primaire besluit) heeft het college de aanvraag van eiser afgewezen.
1.2.
Met het besluit van 22 augustus 2024 op het bezwaar van eiser (het bestreden besluit) heeft het college het bezwaar ongegrond verklaard.
1.3.
Eiser heeft beroep ingesteld. Het college heeft gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 4 februari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en de gemachtigden van het college.

Totstandkoming van het besluit

2. Op 13 november 2023 heeft eiser een aanvraag om een individuele studietoeslag ingediend bij het college. Bij zijn aanvraag heeft hij een verklaring van de studentenarts van het SGZ van 25 april 2023 gevoegd. Hierin schrijft de arts dat eiser vanwege functiebeperking verminderd studiebelastbaar is. De studiebelastbaarheid van eiser bedraagt gedurende de gehele studie 80%. In de aanvraag heeft eiser aangegeven geen inkomen uit arbeid te hebben.
2.1.
Met het primaire besluit heeft het college de aanvraag afgewezen.
2.2.
Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit. Met het bestreden besluit heeft het college, na een advies van de commissie bezwaarschriften Goeree-Overflakkee, het bezwaar ongegrond verklaard. In het advies van de commissie bezwaarschriften Goeree-Overflakkee is overwogen dat eiser in staat is gebleken om te werken naast zijn studie. Om deze reden hoefde het college geen extern medisch advies op te vragen. De commissie neemt in deze overweging ook mee dat eiser gedurende vier jaar twee studies naast elkaar volgde.

Het beroep van eiser

3. Eiser heeft aangevoerd dat het besluit onzorgvuldig is omdat het college geen medisch advies heeft ingewonnen. In plaats van een medische toets heeft het college een arbeidstoets toegepast. Uit een medisch advies moet blijken of hij in staat is om te werken naast de studie. Eiser heeft weliswaar naast zijn studie gewerkt, maar hierdoor heeft hij studievertraging opgelopen.

Relevante wet- en regelgeving

4. De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.

Beoordeling door de rechtbank

5. De rechtbank beoordeelt de vraag of het college terecht de aanvraag van eiser om een individuele studietoeslag heeft afgewezen. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
5.1.
De rechtbank stelt voorop dat tussen partijen niet in geschil is dat eiser ADHD heeft. De vraag die de rechtbank dient te beantwoorden is of het besluit onzorgvuldig is genomen omdat het college geen medisch advies heeft ingewonnen, en de aanvraag heeft afgewezen omdat eiser naast zijn studie heeft gewerkt.
5.2.
Naar het oordeel van de rechtbank is het beroep gegrond. Het college heeft de aanvraag van eiser afgewezen op grond van het enkele feit dat hij naast zijn studie enige inkomsten uit arbeid heeft gehad. Dit is in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel. Op grond van artikel 36b van de Pw en de Beleidsregel studietoeslag Goeree-Overflakkee (de Beleidsregel) dient het college bij de beoordeling van een aanvraag om individuele studietoeslag een medisch advies in te winnen. Een medisch advies kan alleen achterwege blijven indien het college kan vaststellen dat sprake is van een structurele medische beperking die het verdienen van een inkomen naast de studie onmogelijk maakt. Dat is in deze zaak echter niet het standpunt van het college. Het voorgaande klemt te meer nu eiser zelf wel een medisch stuk in het geding heeft gebracht waaruit blijkt dat hij als gevolg van zijn beperking een studiebelastbaarheid heeft van 80%. Bovendien volgt uit de wetsgeschiedenis dat niet ten nadele van een betrokkene kan worden afgezien van een onafhankelijk medisch oordeel. [1] Daarmee slaagt de beroepsgrond van eiser.
5.3.
De rechtbank overweegt verder nog het volgende. Uit de wetsgeschiedenis en ook uit de Beleidsregel volgt dat de arts in het medisch advies de vraag dient te beantwoorden of eiser – binnen de door de wet en het college gegeven kaders – in staat is een eigen inkomen te verwerven naast een voltijd studie, zonder dat dit ten koste gaat van de tijd die benodigd is om de studie met succes af te ronden. [2] Hieruit volgt dat de enkele constatering door het college dat eiser gewerkt heeft naast zijn studie onvoldoende is om te concluderen dat eiser geen recht heeft op de individuele studietoeslag. Pas na het medisch advies kan beoordeeld worden of eiser recht heeft op individuele studietoeslag of niet.
5.4.
Uit het voorgaande volgt dat het besluit van het college in strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) onvoldoende zorgvuldig is voorbereid.

Conclusie en gevolgen

6. De rechtbank zal het beroep gegrond verklaren en het bestreden besluit vernietigen. Vervolgens moet worden bezien tot welk gevolg dit leidt. Het is niet mogelijk om de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten of om zelf in de zaak te voorzien. Het college zal namelijk alsnog om een medisch advies moeten vragen. Het college zal worden opgedragen om een nieuwe beslissing te nemen op het bezwaar van eiser, met inachtneming van deze uitspraak.
6.1.
De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb dat het college een nieuw besluit moet nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank geeft het college hiervoor zes weken.
6.2.
Omdat het beroep gegrond is moet het college het griffierecht aan eiser vergoeden. Eiser heeft geen proceskosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit van 22 augustus 2024;
- draagt het college op binnen om binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
- bepaalt dat het college het griffierecht van € 51,- aan eiser moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.A. Hage, rechter, in aanwezigheid van R.P. Evegaars, griffier. Uitgesproken in het openbaar op 21 februari 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Participatiewet
Artikel 36b. Studietoeslag
1. In aanvulling op artikel 7 verstrekt het college op aanvraag van een belanghebbende die als rechtstreeks gevolg van een ziekte of gebrek structureel niet in staat is naast de studie
inkomsten te verwerven, een studietoeslag waarvan de minimale hoogte, die voor naar leeftijd te onderscheiden categorieën belanghebbenden verschillend kan zijn, bij algemene maatregel van bestuur wordt vastgesteld.
2. Bij de beoordeling of recht bestaat op de studietoeslag vraagt het college een geneeskundig advies, tenzij zonder dit advies vastgesteld kan worden dat recht bestaat op de studietoeslag.
3. De aanvraag kan worden gedaan door een belanghebbende die:
a. studiefinanciering ontvangt op grond van de Wet studiefinanciering 2000, niet zijnde het
levenlanglerenkrediet, of een tegemoetkoming krijgt op grond van hoofdstuk 4 van de Wet
tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten; en
b. geen recht heeft op een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening
jonggehandicapten. .
4. De belanghebbende doet aan het college op verzoek of onverwijld uit eigen beweging
mededeling van alle feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op het recht op de studietoeslag. Deze verplichting geldt niet als die feiten en omstandigheden door het college kunnen worden vastgesteld op grond van bij wettelijk voorschrift als authentiek aangemerkte gegevens of kunnen worden verkregen uit bij ministeriële regeling aan te wijzen administraties. Bij ministeriële regeling wordt bepaald voor welke gegevens de tweede zin van toepassing is.
5. De belanghebbende die in het kader van zijn studie inkomsten uit een stage ontvangt, behoudt het recht op de studietoeslag, met dien verstande dat de hoogte van de studietoeslag wordt verminderd met het bedrag aan inkomsten uit de stage voor zover dat het een bij algemene maatregel van bestuur te bepalen bedrag te boven gaat.
6. Artikel 40, eerste lid, en paragraaf 6.4, zijn van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat waar «bijstand» staat steeds gelezen wordt «studietoeslag» en waar «de verplichting, bedoeld in artikel 17, eerste lid, of de verplichtingen, bedoeld in artikel 30c, tweede en derde lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen» staat steeds gelezen wordt «de verplichting, bedoeld in artikel 36b, vierde lid.
Beleidsregel studietoeslag Goeree-Overflakkee
Artikel 1 begrippen
(…)
2. In deze beleidsregel wordt verstaan onder:
(…)
-
medische beperking: een fysieke of psychische beperking die voortkomt uit een in de persoon gelegen ziekte of een ander medisch gebrek die voldoende ernstig is dat er een rechtstreeks verband bestaat tussen het gebrek en het structureel niet in staat zijn van het verdienen van inkomsten door belanghebbende naast de studie;
(…)
-
structureel:als er binnen een periode van twaalf maanden na de aanvraag geen herstel of verbetering is te verwachten in de medische beperking, zodanig dat belanghebbende wel in staat is om naast de studie te werken en daar inkomen mee te verdienen;
(…)
Artikel 6 Medisch advies
1. Burgemeester en wethouders vragen een medisch advies aan bij de gecontracteerde partner, mits vaststaat dat aan de overige voorwaarden voor het verkrijgen van een studietoeslag is voldaan.
2. In afwijking van het eerste lid kunnen burgemeester en wethouders een medisch advies achterwege laten wanneer zij op basis van de bij burgemeester en wethouders bekende gegevens kunnen vaststellen dat er sprake is van een structurele medische beperking die het verdienen van een inkomen naast de studie onmogelijk maakt.

Voetnoten

1.Zie Tweede Kamer 2019/2020, 35394, nr.5, p. 6.
2.Zie Tweede Kamer 2019/2020, 35394, nr.5, p. 6 en de toelichting bij artikel 7 van de Beleidsregels.