Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
BOEi’,
1.De procedure
- de dagvaarding van 17 januari 2025, met bijlagen;
- de brief van BOEi van 23 januari 2025, met een bijlage.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 20 februari 2025 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de Nationale Maatschappij tot Restaureren & Herbestemmen van Cultureel Erfgoed B.V. (hierna: BOEi) en een gedaagde zonder bekende woon- of verblijfplaats. BOEi heeft de gedaagde aangeklaagd wegens een huurachterstand van vijf maanden voor een bedrijfsruimte die door de gedaagde wordt gehuurd. BOEi eist ontruiming van de bedrijfsruimte en betaling van een bedrag van € 35.540,18. De gedaagde is niet verschenen op de zitting, waardoor verstek is verleend.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat BOEi een spoedeisend belang heeft bij de ontruiming, aangezien de huurachterstand aanzienlijk is. De rechter oordeelt dat het aannemelijk is dat in een bodemprocedure de huurovereenkomst zal worden ontbonden, en dat het gerechtvaardigd is om vooruit te lopen op deze ontbinding door de gedaagde te veroordelen tot ontruiming. De kantonrechter heeft de ontruimingstermijn vastgesteld op veertien dagen, in plaats van de door BOEi gevraagde drie dagen, omdat dit als onredelijk kort werd beschouwd.
Daarnaast is de gedaagde veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag van € 35.540,18 aan BOEi, en is hij ook verantwoordelijk gesteld voor de proceskosten, die zijn begroot op € 2.261,25. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat het onmiddellijk kan worden uitgevoerd, ook als de gedaagde in hoger beroep gaat. De beslissing van de kantonrechter omvat ook de veroordeling van de gedaagde om de bedrijfsruimte op het opgegeven adres te ontruimen en alle aanwezige personen en zaken te verwijderen.