ECLI:NL:RBROT:2025:2205

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 februari 2025
Publicatiedatum
24 februari 2025
Zaaknummer
11475393 VV EXPL 25-3
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van bedrijfsruimte en betaling huurachterstand in kort geding

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 20 februari 2025 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de Nationale Maatschappij tot Restaureren & Herbestemmen van Cultureel Erfgoed B.V. (hierna: BOEi) en een gedaagde zonder bekende woon- of verblijfplaats. BOEi heeft de gedaagde aangeklaagd wegens een huurachterstand van vijf maanden voor een bedrijfsruimte die door de gedaagde wordt gehuurd. BOEi eist ontruiming van de bedrijfsruimte en betaling van een bedrag van € 35.540,18. De gedaagde is niet verschenen op de zitting, waardoor verstek is verleend.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat BOEi een spoedeisend belang heeft bij de ontruiming, aangezien de huurachterstand aanzienlijk is. De rechter oordeelt dat het aannemelijk is dat in een bodemprocedure de huurovereenkomst zal worden ontbonden, en dat het gerechtvaardigd is om vooruit te lopen op deze ontbinding door de gedaagde te veroordelen tot ontruiming. De kantonrechter heeft de ontruimingstermijn vastgesteld op veertien dagen, in plaats van de door BOEi gevraagde drie dagen, omdat dit als onredelijk kort werd beschouwd.

Daarnaast is de gedaagde veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag van € 35.540,18 aan BOEi, en is hij ook verantwoordelijk gesteld voor de proceskosten, die zijn begroot op € 2.261,25. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat het onmiddellijk kan worden uitgevoerd, ook als de gedaagde in hoger beroep gaat. De beslissing van de kantonrechter omvat ook de veroordeling van de gedaagde om de bedrijfsruimte op het opgegeven adres te ontruimen en alle aanwezige personen en zaken te verwijderen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 11475393 VV EXPL 25-3
datum uitspraak: 20 februari 2025
Vonnis in kort geding van de kantonrechter
in de zaak van
Nationale Maatschappij tot Restaureren & Herbestemmen van CultureelErfgoed B.V., die handelt onder de naam ‘
BOEi’,
vestigingsplaats: Amersfoort,
eiseres,
gemachtigde: Jongerius Gerechtsdeurwaarders/Juristen/Incasso B.V.,
tegen
[gedaagde],
zonder bekende woon- of verblijfplaats binnen of buiten Nederland,
gedaagde,
die niet is verschenen.
De partijen worden hierna ‘BOEi’ en ‘[gedaagde]’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 17 januari 2025, met bijlagen;
  • de brief van BOEi van 23 januari 2025, met een bijlage.
1.2.
Op 14 februari 2025 heeft de kantonrechter de zaak tijdens een zitting met [naam 1] (werkzaam bij BOEi) en [naam 2] (namens de gemachtigde) besproken. [gedaagde] is niet verschenen. Tegen hem is verstek verleend.

2.De beoordeling

Waar gaat het om?
2.1.
[gedaagde] huurt een bedrijfsruimte van BOEi. Volgens BOEi heeft hij een betaalachterstand laten ontstaan, waaronder de huur van vijf maanden. BOEi eist dat de kantonrechter [gedaagde] daarom veroordeelt om de bedrijfsruimte te ontruimen en € 35.540,18 aan haar te betalen.
BOEi heeft een spoedeisend belang bij haar eis
2.2.
Een eis in kort geding kan worden toegewezen als de eisende partij hierbij zoveel spoed heeft dat die de uitkomst van een gewone procedure niet hoeft af te wachten (artikel 254 lid 1 Rv). Uit de stellingen van BOEi volgt dat deze spoed aanwezig is.
[gedaagde] moet de bedrijfsruimte ontruimen
2.3.
BOEi moet de bedrijfsruimte ontruimen. Deze eis lijkt namelijk niet onrechtmatig of ongegrond (artikel 139 Rv). Het is voldoende aannemelijk dat in een bodemprocedure de huurovereenkomst zal worden ontbonden, gelet op de hoogte van de achterstand. Het is daarom gerechtvaardigd om in deze procedure vooruit te lopen op de ontbinding, door [gedaagde] te veroordelen om de bedrijfsruimte te ontruimen.
2.4.
BOEi vraagt de kantonrechter om een ontruimingstermijn van drie dagen te hanteren. Dat vindt de kantonrechter een onredelijk korte termijn voor het ontruimen van een bedrijfsruimte. Zij stelt deze termijn daarom in redelijkheid vast op veertien dagen.
[gedaagde] moet € 35.540,18 betalen
2.5.
[gedaagde] wordt veroordeeld om het geëiste bedrag van € 35.540,18 aan BOEi te betalen, omdat ook deze eis niet onrechtmatig of ongegrond lijkt (artikel 139 Rv).
[gedaagde] moet de proceskosten betalen
2.6.
De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde], omdat hij ongelijk krijgt (artikel 237 Rv). De kantonrechter begroot de kosten die [gedaagde] aan BOEi moet betalen op € 122,25 aan dagvaardingskosten, € 1.461,- aan griffierecht, € 543,- aan salaris voor de gemachtigde en € 135,- aan nakosten. Dat is in totaal € 2.261,25. Hier kan nog een bedrag bij komen als dit vonnis wordt betekend.
Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad
2.7.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard , omdat BOEi dat eist (artikel 233 Rv). Dat betekent dat het vonnis meteen mag worden uitgevoerd, ook als één van de partijen aan een hogere rechter vraagt om de zaak opnieuw te beoordelen.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt [gedaagde] om binnen veertien dagen na de datum waarop dit vonnis is betekend de bedrijfsruimte op het adres [adres] te ontruimen met alle personen en zaken die zich daar vanwege [gedaagde] bevinden en de ruimte met alle sleutels ter beschikking van BOEi te stellen;
3.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan BOEi € 35.540,18 te betalen;
3.3.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, die aan de kant van BOEi worden begroot op € 2.261,25;
3.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.5.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.W.M. Laurijssens en in het openbaar uitgesproken.
33394