ECLI:NL:RBROT:2025:2220

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
6 februari 2025
Publicatiedatum
24 februari 2025
Zaaknummer
C/10/692189 / JE RK 25-29
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling van een minderjarige in het kader van jeugdbescherming

In deze beschikking van de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam, gedateerd 6 februari 2025, wordt de verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren in 2012, besproken. De kinderrechter heeft de zaak behandeld naar aanleiding van een verzoek van de gecertificeerde instelling jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond (GI) om de ondertoezichtstelling van de minderjarige te verlengen voor de duur van negen maanden. De ouders van de minderjarige zijn belast met het ouderlijk gezag en de minderjarige woont afwisselend bij hen. Tijdens de zitting, die op 6 februari 2025 plaatsvond, waren de ouders en vertegenwoordigers van de GI aanwezig. De kinderrechter heeft de minderjarige de gelegenheid gegeven om haar mening te geven, maar zij heeft geen mening geuit. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders nog steeds niet in staat zijn om constructief samen te werken en dat de betrokkenheid van de GI noodzakelijk blijft. De kinderrechter heeft besloten de ondertoezichtstelling te verlengen tot 3 september 2025 en de beslissing op het verzoek van de GI voor het overige aan te houden. De kinderrechter heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing direct geldt, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De kinderrechter heeft ook bepaald dat de GI uiterlijk twee weken voor de pro forma datum van 1 augustus 2025 een rapportage moet overleggen over de stand van zaken.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/692189 / JE RK 25-29
Datum uitspraak: 6 februari 2025
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling
in de zaak van
de gecertificeerde instelling jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,
gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen: de GI,
over
[minderjarige],
geboren op [geboortedatum] 2012 in [geboorteplaats] , hierna te noemen: [voornaam minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[naam moeder],
hierna te noemen de moeder, wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
[naam vader],
hierna te noemen: de vader, wonende in [woonplaats] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
- het verzoekschrift van de GI van 7 januari 2025 met bijlagen, binnengekomen bij de rechtbank op diezelfde datum.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 6 februari 2025. Daarbij waren aanwezig:
- de vader;
- de moeder;
- twee vertegenwoordigers van de GI, [persoon A] en [persoon B] .
1.3.
De kinderrechter heeft [voornaam minderjarige] in de gelegenheid gesteld haar mening over het verzoek te geven. [voornaam minderjarige] heeft geen mening gegeven.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige] .
2.2.
[voornaam minderjarige] woont afwisselend bij de moeder en de vader.
2.3.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 2 december 2024 de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] verlengd tot 3 maart 2025.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] te verlengen voor de duur van negen maanden. De GI verzoekt de kinderrechter zes maanden toe te wijzen en de overige drie maanden aan te houden. De GI verzoekt de beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
De GI handhaaft ter zitting het verzoek en licht het als volgt toe. Inmiddels is bekend geworden dat de mondelinge behandeling van het verzoek van de vader om eenhoofdig gezag over [voornaam minderjarige] op 3 maart 2025 zal plaatsvinden. De GI acht de verlenging van de ondertoezichtstelling voor de duur van zes maanden noodzakelijk, zodat de rechterlijke beslissing op dit verzoek kan worden afgewacht en bezien kan worden wat de gevolgen daarvan zijn voor het welzijn van alle gezinsleden. Ook heeft de GI dan de tijd om de zaak naar het Wijkteam over te dragen. [voornaam minderjarige] en de ouders staan hiervoor op de wachtlijst. De GI is de afgelopen periode bekend geworden met zorgen over de thuissituatie bij de moeder en de GI vraagt zich af of de huidige omgangsregeling nog passend is. De GI wil de huidige omgangsregeling daarom aan de casuïstiekcommissie voorleggen alvorens de casus overgedragen wordt naar het Wijkteam. Voor de ouders is Parallel Solo Ouderschap ingezet en er is sprake van vooruitgang. Positief is dat dit hulpverleningstraject blijft doorlopen als de casus naar het Wijkteam wordt overgedragen. Voor [voornaam minderjarige] is een kinderpsycholoog ingezet. [voornaam minderjarige] sprak wekelijks met de kinderpsycholoog, maar dit is nu eens in de twee weken. Het belangrijk dat de kinderpsycholoog bij [voornaam minderjarige] betrokken blijft met het oog op de rechterlijke beslissing op het verzoek van de vader om eenhoofdig gezag. Het klopt dat de GI de afgelopen periode betrokken was bij het nemen van belangrijke beslissingen in het belang van [voornaam minderjarige] . Dit vanwege het wantrouwen dat de ouders in elkaar hebben. De GI hoopt dat de ouders in de toekomst in staat zijn om samen belangrijke beslissingen te nemen zoals die over een middelbare school voor [voornaam minderjarige] , maar er is nog een lange weg te gaan, waarbij veel begeleiding nodig is.

4.De standpunten

4.1.
De vader is het eens met het verzoek van de GI en licht het ter zitting als volgt toe. De afgelopen jaren zijn er belangrijke beslissingen genomen door de rechter of door bemiddeling van de GI. Zonder de ondersteuning van de GI was het de ouders zelf niet gelukt en zal het de ouders in de toekomst ook niet lukken als de gezagsverhouding hetzelfde blijft. Een neutrale derde die de regie voert is noodzakelijk. De vader is wel erg tevreden over het traject van Parallel Solo Ouderschap. De vader ziet verbetering aan de kant van de moeder. Zij stelt zich steeds constructiever op. Het enige nadeel is dat de ouders bij het traject van Parallel Solo Ouderschap niet worden begeleid bij praktische problemen waar zij tegenaan lopen.
4.2.
De moeder is het ook eens met het verzoek van de GI en licht het ter zitting als volgt toe. Het gaat goed met [voornaam minderjarige] en zij doet het erg goed op school. Wel vindt de moeder een verlenging van de ondertoezichtstelling noodzakelijk, omdat de hulpverlening voor [voornaam minderjarige] van de kinderpsycholoog pas net weer op gang is gekomen en zij haar traject nog niet heeft afgerond. De moeder vindt het belangrijk dat de kinderpsycholoog bij [voornaam minderjarige] betrokken blijft met het oog op de rechterlijke beslissing over het eenhoofdig gezag. Voor de ouders onderling is het traject Parallel Solo Ouderschap ingezet. Het uitgangspunt daarbij is dat de ouders zo weinig mogelijk met elkaar communiceren en elkaars opvoedstijl leren respecteren. Echter, in het contact met de moeder is de vader niet altijd eerlijk. Dit schaadt het vertrouwen van de moeder in de samenwerking. Ook heeft de moeder haar wens over de manier van communiceren naar de vader uitgesproken, maar hij geeft hieraan geen gehoor. Ook eist de vader extra dagen met [voornaam minderjarige] en betrekt hij haar bij de volwassenproblematiek. Hierdoor voelt de moeder zich voor het blok gezet. In het belang van [voornaam minderjarige] gaat de moeder mee in de wens van de vader, maar de moeder wil dergelijke zaken onderling met de vader oplossen zonder dat [voornaam minderjarige] hierbij wordt betrokken. Dit zorgt namelijk voor onrust bij [voornaam minderjarige] .

5.De beoordeling

5.1.
Op basis van de stukken en de zitting is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
5.2.
Uit de overlegde stukken en de mondelinge behandeling ter zitting blijkt dat [voornaam minderjarige] nog steeds ernstig in haar ontwikkeling wordt bedreigd. De zorgen zijn vooral gelegen in de complexe echtscheidingsproblematiek tussen de ouders. Om deze problematiek aan te pakken hebben de ouders meerdere trajecten binnen Ouderschap na Scheiding gevolgd, waarna Parallel Solo Ouderschap is geadviseerd. In december 2023 is dit traject begonnen en dit loopt nog steeds. Voor [voornaam minderjarige] is in september 2024 opnieuw een kinderpsycholoog ingezet, die eerder al bij haar betrokken was.
5.3.
Ter zitting is gebleken dat er sprake is van een positieve ontwikkeling als het gaat om het verloop van het traject Parallel Solo Ouderschap. Het lukt de ouders echter nog niet om constructief samen te werken en onderling beslissingen te nemen in het belang van [voornaam minderjarige] zonder de begeleiding en ondersteuning van de GI. Hierdoor blijft de betrokkenheid van de GI bij de ouders en [voornaam minderjarige] noodzakelijk en is het van belang dat de GI de regie blijft voeren.
5.4.
De GI wil de komende periode de rechterlijke beslissing op het verzoek om de vader om het eenhoofdig gezag afwachten en bezien wat de gevolgen hiervan voor de ouders en [voornaam minderjarige] zijn. Intussen is het belangrijk dat de hulpverlening voor [voornaam minderjarige] en die voor de ouders wordt gecontinueerd. Daarnaast wil de GI die periode gebruiken om de huidige omgangsregeling aan de casuïstiekcommissie voor te leggen. Van belang is dat dit gebeurt voordat het Wijkteam de casus overneemt en dat deze overdracht zorgvuldig plaatsvindt.
5.5.
De kinderrechter, zal daarom, zoals door de GI verzocht, de ondertoezichtstelling verlengen voor de duur van zes maanden, te weten tot 3 september 2025, en de beslissing op het verzoek voor het overige aanhouden, om zodoende de vinger aan de pols te houden
5.6.
De GI wordt verzocht om twee weken vóór de hierna vermelde pro forma datum een briefrapportage (met afschrift aan de belanghebbenden) te overleggen over de stand van zaken en daarbij aan te geven of het verzoek voor het overig verzochte wordt gehandhaafd.
5.7.
De kinderrechter verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] tot 3 september 2025;
6.2.
verklaart de beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
en alvorens verder te beslissen:
6.3.
houdt de beslissing voor het overige verzochte aan en bepaalt dat de behandeling van de zaak wordt aangehouden tot 1 augustus 2025 pro forma;
6.4.
bepaalt dat de GI en de belanghebbende op de genoemde pro forma datum niet ter zitting behoeven te verschijnen;
6.5.
verzoekt de GI uiterlijk twee weken voor de genoemde pro forma datum de kinderrechter (met afschrift aan de belanghebbenden) de verzochte rapportage te doen toekomen.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 6 februari 2025 door mr. G.M. Paling, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. E.T. van Ringelesteijn als griffier, en op schrift gesteld op 21 februari 2025.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.