In deze zaak heeft de kinderrechter op 11 februari 2025 uitspraak gedaan over het verzoek van [naam moeder 1] tot ondertoezichtstelling van haar minderjarige kind, geboren op [geboortedatum] 2017. De moeder verzocht om ondertoezichtstelling voor de duur van een jaar, omdat zij vreesde dat zij steeds minder betrokken zou zijn bij de opvoeding van haar kind, dat bij [naam moeder 2] woont. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders belast zijn met het ouderlijk gezag, maar dat er momenteel geen aanleiding is voor een ondertoezichtstelling. De kinderrechter oordeelde dat eerst hulpverlening binnen het vrijwillig kader moet worden ingezet, zoals voorgeschreven door de nieuwe Jeugdwet van 2015. De Raad voor de Kinderbescherming en de gecertificeerde instelling (GI) hebben aangegeven dat er nog geen noodzaak is voor een ondertoezichtstelling, aangezien het wijkteam recent is betrokken en de ouders moeten meewerken aan de hulpverlening. De kinderrechter heeft de moeder niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek, omdat niet is voldaan aan de wettelijke voorwaarden voor een ondertoezichtstelling. De beslissing is openbaar uitgesproken en kan door de verzoeker en andere belanghebbenden worden aangevochten binnen de gestelde termijn.