ECLI:NL:RBROT:2025:3431

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
4 maart 2025
Publicatiedatum
14 maart 2025
Zaaknummer
C/10/694188 / JE RK 25-285
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot uithuisplaatsing van minderjarigen in het kader van gezagskwesties

Op 4 maart 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven in de zaak van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, betreffende de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De ouders van de kinderen, de moeder en de vader, zijn belast met het ouderlijk gezag. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de kinderen momenteel bij de moeder wonen, maar dat er ernstige zorgen zijn over de thuissituatie bij de vader, die te maken heeft met emotieregulatieproblemen en alcoholgebruik. De moeder heeft aangegeven dat het goed gaat met de kinderen en dat zij opvoedondersteuning ontvangt. De kinderrechter heeft de zitting met gesloten deuren gehouden, waarbij ook tolken aanwezig waren om de communicatie te faciliteren, aangezien de ouders de Nederlandse taal niet voldoende machtig zijn.

De kinderrechter heeft op basis van de ingediende stukken en de zitting geoordeeld dat de machtiging tot uithuisplaatsing noodzakelijk is voor de verzorging en opvoeding van de kinderen. De kinderen zijn onder toezicht gesteld tot 28 mei 2025, en de kinderrechter heeft de machtiging verleend voor de duur van deze ondertoezichtstelling. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beschikking direct geldt, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De kinderrechter heeft benadrukt dat de veiligheid en stabiliteit van de kinderen voorop staan en dat de vader emotieregulatie therapie moet volgen om de contactmomenten met de kinderen te verbeteren.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/694188 / JE RK 25-285
Datum uitspraak: 4 maart 2025
Beschikking van de kinderrechter over een machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,
gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen de GI,
over
[minderjarige 1],
geboren op [geboortedatum 1] 2017 in [geboorteplaats 1], hierna te noemen [minderjarige 1],
[minderjarige 2],
geboren op [geboortedatum 2] 2020 in [geboorteplaats 2], hierna te noemen [minderjarige 2].
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[naam moeder ],
hierna te noemen: de moeder, wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat mr. R. Moghni te Rotterdam,
[naam vader],
hierna te noemen: de vader, wonende in [woonplaats],
advocaat mr. M.G. Pittaluga te Rotterdam.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 12 februari 2025, binnengekomen bij de rechtbank op diezelfde datum.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 4 maart 2025. Daarbij waren aanwezig:
  • de moeder met haar advocaat en bijgestaan door een (telefonisch aanwezige) tolk;
  • de vader met zijn advocaat en bijgestaan door een (telefonisch aanwezige) tolk;
- twee vertegenwoordigers van de GI, te weten [naam 1] en [naam 2].
1.3.
Aangezien de ouders de Nederlandse taal niet of onvoldoende machtig zijn, maar wel de Portugese taal, heeft de kinderrechter het verhoor doen plaatsvinden met bijstand van een (telefonische) tolk in de Portugese taal. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de tolk is beëdigd overeenkomstig het bepaalde in artikel 12 van de Wet beëdigde tolken en vertalers.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2].
2.2.
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] wonen bij hun moeder.
2.3.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 28 november 2024 [minderjarige 1] en [minderjarige 2] onder toezicht gesteld tot 28 mei 2025. De beslissing is voor het overig verzochte aangehouden.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] bij de ouder met gezag, te weten de moeder, te verlenen voor de duur van de ondertoezichtstelling en de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
Ter zitting heeft de GI het verzoek gehandhaafd en als volgt toegelicht. Er zijn een paar kleine ontwikkelingen. Toen is besloten dat de kinderen bij de moeder zouden blijven, is de vader hiervan op de hoogte gebracht. De vader is uitgenodigd voor een gesprek bij de GI. Er vindt morgen een contactmoment plaats tussen de vader, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. Er heeft nog geen contactmoment tussen de kinderen en de vader plaatsgevonden, omdat de kinderen zijn getraumatiseerd. Verder heeft de GI vernomen dat de vader opnieuw ziek is.

4.De standpunten

4.1.
Door en namens de moeder is ter zitting het volgende aangevoerd. De moeder stemt in met het verzoek van de GI. Het gaat goed met de kinderen bij de moeder. Zij krijgt opvoedondersteuning en gaat naar de psycholoog. De moeder verzet zich niet tegen een contactmoment tussen [minderjarige 1], [minderjarige 2] en de vader. Gezien de huidige omstandigheden is het wel in het belang van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] dat zij de komende periode bij de moeder blijven.
4.2.
Door en namens de vader is ter zitting het volgende aangevoerd. Gelet op de huidige omstandigheden verzet de vader zich niet tegen een plaatsing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] bij de moeder. De vader heeft wel moeite met het verloop van de plaatsing bij de moeder. Waar de vader eerst voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] zorgde omdat de moeder emotioneel niet voldoende beschikbaar was voor de kinderen, wordt de vader nu buiten beeld gehouden en krijgt hij geen informatie over de kinderen. Er wordt een beeld geschetst van de vader die is gebaseerd op onjuistheden. De vader heeft [minderjarige 1] en [minderjarige 2] al ruim een maand niet gezien. Het is fijn dat er morgen een contactmoment tussen de kinderen en de vader plaatsvindt, maar de vader vindt dit niet voldoende.

5.De beoordeling

5.1.
Op basis van de stukken en de zitting is de kinderrechter van oordeel dat de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding. [1]
5.2.
Er zijn ernstige zorgen over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in de thuissituatie bij de vader. Na melding van fors geweld vanuit de vader naar de moeder, is de moeder geplaatst in een vrouwenopvang. Omdat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] graag naar hun eigen school toe wilden, woonden [minderjarige 1] en [minderjarige 2] doordeweeks bij de vader en in het weekend bij de moeder. Daarna zijn echter de zorgen over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in de thuissituatie bij de vader toegenomen. Zo heeft de vader emotieregulatie problemen. Hij laat (verbaal) agressief gedrag zien in het bijzijn van de kinderen en de school bevestigt dit. Verder zijn er zorgen over het alcoholgebruik van de vader en er is gebleken dat de vader helaas opnieuw ziek is.
5.3.
De afgelopen maand hebben [minderjarige 1] en [minderjarige 2] bij de moeder verbleven en hier gaat het naar omstandigheden goed. Het is van belang dat de veiligheid en stabiliteit van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] wordt gewaarborgd. De vader is momenteel niet voldoende beschikbaar om de zorg- en opvoedingstaken voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] (volledig) op zich te nemen. Het is daarom belangrijk dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] de komende periode bij de moeder verblijven. Verder is het van belang dat de contactmomenten tussen de vader en [minderjarige 1] en [minderjarige 2] worden vormgegeven en de vader emotieregulatie therapie gaat volgen.
5.4.
De feitelijke situatie van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] dient in overeenstemming te worden gebracht met de juridische situatie. De kinderrechter verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] bij de ouder met gezag, te weten de moeder, met ingang van 4 maart 2025 tot 28 mei 2025.
5.5.
De kinderrechter verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] bij de ouder met gezag, te weten de moeder, met ingang van 4 maart 2025 tot 28 mei 2025;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 4 maart 2025 door mr. M.P.G. Rietbergen, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. K.F.G. van Leeuwen als griffier, en op schrift gesteld op 7 maart 2025.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.

Voetnoten

1.Artikel 1:265b, eerste lid, Burgerlijk Wetboek.