ECLI:NL:RBROT:2025:363

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
16 januari 2025
Publicatiedatum
13 januari 2025
Zaaknummer
ROT 23/399
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag uitkering Schadefonds Geweldsmisdrijven wegens gebrek aan objectieve aanwijzingen voor geweldsmisdrijf

In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam op 16 januari 2025, wordt het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag om een uitkering uit het Schadefonds Geweldsmisdrijven beoordeeld. Eiseres heeft op 8 maart 2022 een aanvraag ingediend, waarin zij stelt dat zij tijdens haar zwangerschap in 1987/1988 in het ziekenhuis in Haarlem met medicijnen is vergiftigd door haar gynaecoloog, wat heeft geleid tot ernstige gezondheidsschade. De Commissie Schadefonds Geweldsmisdrijven heeft de aanvraag echter afgewezen, omdat er geen objectieve aanwijzingen zijn die de verklaring van eiseres ondersteunen. De rechtbank concludeert dat de Commissie terecht heeft geoordeeld dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij slachtoffer is van een opzettelijk gepleegd geweldsmisdrijf. De rechtbank wijst erop dat de medische informatie die eiseres heeft overgelegd, niet voldoende inzicht biedt in de toedracht van de gebeurtenissen. Eiseres heeft ook een aangifte gedaan tegen haar gynaecoloog, maar deze is niet in behandeling genomen vanwege verjaring. De rechtbank oordeelt dat de Commissie de aanvraag op basis van de beschikbare informatie heeft kunnen afwijzen. Wel wordt vastgesteld dat eiseres ten onrechte niet is gehoord in de bezwaarprocedure, maar dit gebrek leidt niet tot benadeling van eiseres, aangezien zij voldoende gelegenheid heeft gehad om haar bezwaren in de beroepsprocedure naar voren te brengen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, maar draagt de Commissie op het griffierecht aan eiseres te vergoeden en kent haar reiskosten toe.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 23/399

uitspraak van de meervoudige kamer van 16 januari 2025 in de zaak tussen

[eiseres], uit [plaatsnaam], eiseres

en

de Commissie Schadefonds Geweldsmisdrijven, de Commissie

(gemachtigde: mr. Y. Pieters).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag om een uitkering uit het Schadefonds Geweldsmisdrijven.
1.1.
De Commissie heeft deze aanvraag van eiseres met het primaire besluit van
29 augustus 2022 afgewezen. Met het bestreden besluit van 8 december 2022 op het bezwaar van eiseres is de Commissie bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.2.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
1.3.
Eiseres heeft het beroepschrift gericht aan de rechtbank Noord-Holland, maar toegestuurd aan deze rechtbank. Eiseres heeft dit beroep gelijktijdig met het beroep van haar zoon [naam 1] (ROT 23/398) bij deze rechtbank ingediend. Vanwege de samenhang tussen beide zaken, heeft deze rechtbank de rechtbank Noord-Holland gevraagd om het beroep van eiseres over te dragen aan deze rechtbank. De rechtbank Noord-Holland heeft daarmee ingestemd, waarna deze rechtbank het beroep van eiseres in behandeling heeft genomen.
1.4.
De Commissie heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.5.
Eiseres heeft op 20, 21 en 23 november 2024 nadere stukken ingediend.
1.6.
De rechtbank heeft het beroep op 5 december 2024 gezamenlijk met het beroep in de zaak ROT 23/398 van [naam 1] op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, [naam 1] (de zoon van eiseres), [naam 2] (de tweelingzus van eiseres), [naam 3] (partner van de zoon van eiseres) en de gemachtigde van de Commissie.

Totstandkoming van het besluit

2. Eiseres heeft op 8 maart 2022 een aanvraag ingediend voor een uitkering uit het Schadefonds Geweldsmisdrijven (het fonds).
Eiseres heeft in het aanvraagformulier vermeld dat zij in 1987/1988 tijdens haar zwangerschap in het ziekenhuis in Haarlem met medicijnen is vergiftigd door haar gynaecoloog. Daardoor heeft zij ernstige, chronische gezondheidsschade opgelopen aan onder andere haar gebit, haar huid en haar schildklier. Ook heeft zij in haar aanvraag aangegeven psychisch letsel te hebben opgelopen als gevolg van de medicijnvergiftiging.
2.1.
Met het primaire besluit van 29 augustus 2022 heeft de Commissie de aanvraag van eiseres afgewezen. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat zij slachtoffer is geworden van een opzettelijk gepleegd geweldsmisdrijf. Uit de door eiseres toegezonden medische informatie maakt de Commissie wel op dat eiseres al heel lang te kampen heeft met uitgebreide, zeer ernstige medische problematiek en dat de klachten zijn begonnen na een medicijnvergiftiging tijdens haar zwangerschap. De Commissie heeft echter ook toegelicht dat de onderbouwing geen inzicht biedt in de toedracht van of de omstandigheden waaronder de medische gebeurtenissen hebben plaatsgevonden. In de medische informatie bevinden zich geen objectieve aanwijzingen van een door een dader opzettelijk gepleegd geweldsmisdrijf. Eiseres heeft ook geen andere informatie overgelegd waaruit blijkt dat het aannemelijk is dat één of meer artsen opzettelijk hebben gehandeld. Alleen een veroordeling van een verdachte had de vereiste duidelijkheid kunnen bieden, maar er heeft geen strafzaak plaatsgevonden. Eiseres krijgt daarom geen uitkering uit het fonds.
2.2.
Met het bestreden besluit is de Commissie onder dezelfde motivering gebleven bij het besluit om de aanvraag van eiseres af te wijzen. Eiseres is niet uitgenodigd voor een hoorzitting. Op basis van het bezwaarschrift van eiseres was namelijk al duidelijk dat de Commissie de beslissing niet zou veranderen. Het bezwaar van eiseres is dan ook kennelijk ongegrond.

Gronden van het beroep

3. Eiseres voert - samengevat - in beroep aan dat haar aanvraag verkeerd beoordeeld is en dat de informatie die zij heeft opgestuurd wel bijdraagt aan de aannemelijkheid van het door haar opgegeven geweldsmisdrijf. Eiseres heeft tijdens haar zwangerschap van haar gynaecoloog medicijnen toegediend gekregen, waardoor zij een medicijnvergiftiging heeft opgelopen en ernstige medische en psychische klachten heeft gekregen. Ook zijn er tijdens en na de bevalling medische fouten gemaakt. De gynaecoloog en de verloskundige hebben eiseres alleen gelaten, waarna er ernstige complicaties zijn opgetreden. Daarnaast had het abrupt stoppen van de toegediende medicijnen in het kraambed niet gemogen. Ter onderbouwing van haar standpunt heeft eiseres een grote hoeveelheid (medische) stukken en een verklaring van haar tweelingzus overgelegd. Tot slot stelt eiseres zich op het standpunt dat de Commissie haar ten onrechte niet heeft uitgenodigd voor een hoorzitting in de bezwaarprocedure, terwijl zij bij de Commissie had aangegeven dat zij wel gehoord wilde worden.

Beoordeling door de rechtbank

4. De rechtbank beoordeelt of de Commissie de aanvraag van eiseres om uitkering uit het fonds heeft kunnen afwijzen. Zij doet dat aan de hand van de argumenten (ook wel de beroepsgronden) van eiseres.
5. De rechtbank is van oordeel dat de Commissie de aanvraag van eiseres heeft kunnen afwijzen. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Daarbij zal de rechtbank eerst ingaan op de wettelijke regels (het toetsingskader) en daarna op de argumenten van eiseres.
Het toetsingskader
6. De Commissie kan uit het fonds geld geven aan slachtoffers van een opzettelijk gepleegd geweldsmisdrijf die hierdoor ernstige lichamelijke of psychische problemen hebben opgelopen. Dat volgt uit de Wet schadefonds geweldsmisdrijven (artikel 3, eerste lid, onder a. van de Wsg). Voor het beoordelen van een aanvraag om een uitkering uit het fonds heeft de Commissie beslissingsruimte. De Commissie heeft daaraan invulling gegeven in de Beleidsbundel Schadefonds Geweldsmisdrijven (de Beleidsbundel). Volgens paragraaf 1.1.1 van de Beleidsbundel is er sprake van opzet wanneer de dader willens en wetens handelde. Ook wanneer er sprake is van voorwaardelijke opzet kan er een aanvraag worden ingediend. Van voorwaardelijke opzet is sprake wanneer de dader bewust de aanmerkelijke kans aanvaardde dat het slachtoffer letsel op zou lopen.
6.1.
De hoogste bestuursrechter in dit soort zaken, de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, heeft in eerdere uitspraken (bijvoorbeeld ECLI:NL:RVS:2018:520) uitgelegd dat een uitkering uit het fonds een financiële tegemoetkoming is, die wordt betaald met belastinggeld. Het moet worden gezien als een uiting van solidariteit van de samenleving met het slachtoffer. De Commissie moet deze uitkering kunnen uitleggen aan de maatschappij. Zij doet dit door goed te kijken naar de stukken die een aanvrager heeft opgestuurd. Op basis daarvan maakt de Commissie een juridische beoordeling of de aanvrager van een uitkering uit het fonds het gestelde geweldsmisdrijf voldoende aannemelijk heeft gemaakt met objectieve aanwijzingen.
6.2.
Het uitgangspunt is dat het slachtoffer zelf de aanvraag moet onderbouwen met voldoende objectieve aanwijzingen, waaruit de toedracht van het geweldsmisdrijf, de aanleiding ervan en de omstandigheden waaronder het heeft plaatsgevonden voldoende duidelijk volgen. Alleen een eigen verklaring van de aanvrager is niet voldoende om de aannemelijkheid vast te stellen. Objectieve aanwijzingen moeten de verklaring van het slachtoffer ondersteunen. Dat is ook het geval als er aangifte is gedaan, maar de aangifte geen strafrechtelijk vervolg heeft gekregen. In paragraaf 1.1.2 van de Beleidsbundel is toegelicht dat medische informatie in principe niet bruikbaar is om de toedracht van het geweldsmisdrijf, de aanleiding ervan en de omstandigheden waaronder het plaatsvond te onderbouwen. Het feit dat iemand bepaald fysiek of psychisch letsel heeft, geeft namelijk geen uitsluitsel over wat er is gebeurd.
6.3.
De overige voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
De aannemelijkheid van het geweldsmisdrijf
7. De rechtbank stelt voorop dat niet in geschil is dat eiseres al jarenlang worstelt met ernstige lichamelijke en psychische klachten, die nog steeds een grote impact op haar leven hebben. Dat blijkt niet alleen uit de (medische) stukken die zij bij haar aanvraag en in bezwaar heeft overgelegd en ook aan de rechtbank heeft opgestuurd, maar ook uit het verhaal dat zij op de zitting op invoelbare wijze heeft verteld, de foto’s die zij heeft opgestuurd en de verklaring van haar tweelingzus, die haar (en haar zoon) al jaren steunt. Haar moeilijke situatie wordt ook door de Commissie onderkend. Verder stelt de rechtbank vast dat eiseres niet alleen bij de Commissie, maar ook bij andere instanties veel moeite heeft gedaan om erkend te krijgen dat haar medische klachten het gevolg zijn van (opzettelijk) handelen door één of meerdere artsen.
7.1.
Eiseres heeft een grote hoeveelheid medische stukken aan de Commissie opgestuurd om haar aanvraag te onderbouwen. Met de Commissie is de rechtbank echter van oordeel dat eiseres er niet in geslaagd is om met deze stukken de toedracht van het geweldsmisdrijf en de omstandigheden waaronder het plaatsvond te onderbouwen. Dat komt omdat de stukken alleen ingaan op het medisch letsel en de medische verklaringen over het bestaan van haar klachten, maar niks zeggen over de oorzaak daarvan. Zo blijkt uit de stukken bijvoorbeeld niet dat een arts haar expres met (het toedienen of abrupt afbreken van) medicijnen heeft willen vergiftigen. Eiseres vindt dat dat wel uit de medische stukken blijkt, maar zij heeft niet aangegeven waar dat dan precies staat. Ook de medische stukken die eiseres in beroep aan de rechtbank heeft opgestuurd, leiden niet tot een ander oordeel.
7.2.
Op 8 juni 2012 heeft eiseres bij het Openbaar Ministerie aangifte gedaan tegen de gynaecoloog die haar tijdens de zwangerschap behandelde, maar ook deze aangifte is niet voldoende om de aannemelijkheid van het geweldsmisdrijf te onderbouwen. De officier van justitie medische zaken heeft eiseres per brief van 18 juni 2012 laten weten de aangifte niet in behandeling te kunnen nemen, omdat het in de aangifte gaat om feiten die 24 jaar geleden hebben plaatsgevonden. Uitgaande van de aangifte komt de officier van justitie tot de conclusie dat er hooguit kan worden uitgekomen op een verdenking van zware mishandeling waarop als maximumstraf 8 jaar staat. Dat betekent dat vervolging vanwege verjaring niet meer mogelijk is. Deze conclusie van het Openbaar Ministerie is in de beklagprocedure die eiseres is gestart, gevolgd door het gerechtshof Amsterdam. Ook de aangifte van eiseres tegen haar gynaecoloog en de afdoeningsbeslissing van het Openbaar Ministerie geven dus geen duidelijkheid over wat er precies is gebeurd tijdens de zwangerschap en na de bevalling.
7.3.
Het betoog van eiseres dat haar verklaring dat er sprake is van een geweldsincident wordt onderbouwd door de getuigenverklaring van haar tweelingzus slaagt ook niet. De tweelingzus heeft verklaard over het letsel dat eiseres heeft opgelopen en de moeilijke situatie waarin eiseres en haar zoon al jarenlang verkeren, maar het is de rechtbank niet gebleken dat zij getuige is geweest van het opgegeven geweldsincident. Daarbij komt dat een verklaring van een familielid niet onpartijdig en objectief is.
7.4.
De rechtbank komt tot de conclusie dat er geen objectieve aanwijzingen zijn die de verklaring van eiseres ondersteunen. Daardoor heeft de Commissie geen duidelijk beeld kunnen krijgen over wat er is gebeurd tijdens de zwangerschap en na de bevalling van eiseres en dat er dus sprake is van een opzettelijk gepleegd geweldsmisdrijf. Onder de hiervoor genoemde omstandigheden was het voor de Commissie niet goed mogelijk om te beoordelen of een uitkering vanuit maatschappelijke solidariteit passend is. De rechtbank vindt dan ook dat de Commissie heeft kunnen besluiten dat eiseres niet in aanmerking kan komen voor een uitkering uit het fonds.
7.5.
Het verzoek dat eiseres op de zitting heeft gedaan om een deskundige te benoemen die op basis van haar medische situatie de rechtbank in deze procedure adviseert, wijst de rechtbank af.
De rechtbank moet in deze procedure namelijk een juridische en geen medische vraag beantwoorden. Een medische beoordeling zal niet helpen om de juridische vraag of er sprake is van een opzettelijk gepleegd geweldsmisdrijf beantwoord te krijgen.
Geen hoorzitting
8. De beroepsgrond van eiseres dat zij in bezwaar gehoord had moeten worden, slaagt wel. De rechtbank stelt voorop dat een belanghebbende op grond van artikel 7:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in de gelegenheid moet worden gesteld om te worden gehoord, voordat het bestuursorgaan op het bezwaar beslist. De hoorplicht vormt een belangrijk onderdeel van de bezwaarprocedure. Daarom mag niet zomaar van het horen worden afgezien (zie bijvoorbeeld ECLI:NL:RVS:2022:3871). De rechtbank is van oordeel dat in dit geval geen sprake was van een kennelijk ongegrond bezwaar in de zin van artikel 7:3, aanhef en onder b, van de Awb, zodat de Commissie niet van horen had mogen afzien.
9. Eiseres heeft ook in de bezwaarprocedure een groot aantal (medische) stukken aangeleverd, waaruit duidelijk naar voren komt dat zij al jarenlang lichamelijke en psychische klachten heeft. Uit deze stukken blijkt dat eiseres veel moeite heeft gedaan om haar aanvraag te onderbouwen. Het had daarom voor de hand had gelegen om dit tijdens een hoorzitting te bespreken en eiseres uit te leggen wat wel objectieve aanwijzingen zouden kunnen zijn. Dit betekent dat de hoorplicht is geschonden. De rechtbank vindt alleen niet dat eiseres hierdoor is benadeeld. Eiseres is namelijk voldoende in de gelegenheid geweest om in de beroepsprocedure haar bezwaren duidelijk te maken en dat heeft zij ook gedaan. De rechtbank ziet daarom aanleiding om dit gebrek met toepassing van artikel 6:22 van de Awb te passeren.

Conclusie en gevolgen

10. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Omdat de Commissie eiseres wel had moeten horen, ziet de rechtbank aanleiding te bepalen dat de Commissie het door eiseres betaalde griffierecht aan haar moet vergoeden. Daarnaast krijgt zij een vergoeding van haar reiskosten, waar zij op de zitting om heeft gevraagd.
10.1.
Op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) worden de reiskosten berekend op basis van openbaar vervoer, laagste klasse of een kilometervergoeding indien openbaar vervoer niet of niet voldoende mogelijk is. Volgens ov9292.nl is vervoer van het woonadres van eiseres naar Wilhelminaplein 100 in Rotterdam (de locatie van de rechtbank) per openbaar vervoer mogelijk en bedragen de kosten voor een enkele reis per openbaar vervoer tweede klasse € 17,66, zodat een bedrag van € 35,32 aan reiskosten voor vergoeding in aanmerking komt. De door de tweelingzus van eiseres gemaakte reiskosten kunnen op grond van het Bpb niet worden vergoed, omdat haar tweelingzus geen partij of belanghebbende is bij dit beroep.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- draagt de Commissie Schadefonds Geweldsmisdrijven op het griffierecht van € 184,- aan eiseres te vergoeden;
- veroordeelt de Commissie Schadefonds Geweldsmisdrijven tot betaling van € 35,32 aan reiskosten van eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.G.L. de Vette, voorzitter, en mr. S.M. Goossens en
mr. D.G.J. Roset, leden, in aanwezigheid van E.J. van den Doel, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 16 januari 2025.
De griffier is verhinderd
de uitspraak te ondertekenen
griffier
voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Algemene wet bestuursrecht
Artikel 6:22
Een besluit waartegen bezwaar is gemaakt of beroep is ingesteld, kan, ondanks schending van een geschreven of ongeschreven rechtsregel of algemeen rechtsbeginsel, door het orgaan dat op het bezwaar of beroep beslist in stand worden gelaten indien aannemelijk is dat de belanghebbenden daardoor niet zijn benadeeld.
Artikel 7:2
1. Voordat een bestuursorgaan op het bezwaar beslist, stelt het belanghebbenden in de gelegenheid te worden gehoord.
Artikel 7:3
Van het horen van een belanghebbende kan worden afgezien indien:
b. het bezwaar kennelijk ongegrond is,
< … >.
Wet schadefonds geweldsmisdrijven
Artikel 2
Er is een Schadefonds Geweldsmisdrijven waaruit uitkeringen kunnen worden gedaan als bij of krachtens deze wet bepaald.
Artikel 3
1. Uitkering kan worden gedaan
a. aan een ieder die ten gevolge van een in Nederland
opzettelijk gepleegd geweldsmisdrijfdan wel schuldverkrachting of schuldaanranding, ernstig lichamelijk of geestelijk letsel heeft bekomen;
<…>
Beleidsbundel Schadefonds Geweldsmisdrijven, versie 1 augustus 2021
1.1.1 Opzet
Het geweldsmisdrijf moet met opzet zijn gepleegd. ‘Opzet’ is een juridisch begrip uit het strafrecht en komt er kort gezegd op neer dat de dader willens en wetens handelde. Bij een opzettelijk gepleegd geweldsmisdrijf moet de dader het slachtoffer dus willens en wetens letsel hebben toegebracht. Ook als sprake is van ‘voorwaardelijk opzet’ kan een 5 Beleidsbundel Schadefonds Geweldsmisdrijven 1 november 2022 aanvraag worden ingediend. Met voorwaardelijke opzet wordt bedoeld dat de dader bij zijn handelen bewust de aanmerkelijke kans aanvaardde, dat het slachtoffer daarbij letsel zou oplopen. Het Schadefonds gaat ervan uit dat letsel als gevolg van een spel tussen kinderen, een verkeersongeluk of een normaal verlopen sportwedstrijd over het algemeen niet opzettelijk is toegebracht. Er wordt dan vaak gesproken van het toebrengen van letsel door ‘schuld’. Slachtoffers kunnen voor dergelijke zaken geen aanvraag indienen. Nabestaanden van slachtoffers van dood door schuld in de zin van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994 of artikel 307 Wetboek van Strafrecht kunnen wel een aanvraag indienen. Meer informatie hierover is te vinden in hoofdstuk 3.
1.1.2 Aannemelijkheid van het geweldsmisdrijf
Een geweldsmisdrijf hoeft niet bewezen te worden (zoals bij de strafrechter), maar moet aannemelijk worden gemaakt. Aannemelijkheid is een juridisch begrip en houdt in dat het niet onomstotelijk hoeft vast te staan dat het is gegaan zoals in de aanvraag is beschreven, maar dat het op basis van de gegeven onderbouwing geloofwaardig is dat het zo gegaan is. Uit die onderbouwing moet een duidelijk en logisch beeld volgen van wat er is gebeurd en wat de aanleiding ervoor was. In de eerste plaats is daarbij de feitelijke geweldshandeling van belang. Dit is de handeling waardoor het slachtoffer letsel opliep: bijvoorbeeld het uitdelen van een klap, het schieten met een vuurwapen of het steken met een mes. In de tweede plaats moeten de toedracht van het geweldsmisdrijf duidelijk zijn, de aanleiding ervan en de omstandigheden waaronder het plaatsvond. Het Schadefonds kan bij de beoordeling informatie uit meerdere bronnen betrekken. Het uitgangspunt is dat het slachtoffer verantwoordelijk is voor het onderbouwen van de aanvraag met voldoende objectieve aanwijzingen. Objectieve aanwijzingen zijn aanwijzingen afkomstig uit een andere bron dan het slachtoffer zelf. Deze bronnen moeten betrouwbaar en onpartijdig zijn en vanuit eigen waarneming verklaren.
Medische informatie
Medische informatie is in beginsel niet bruikbaar om de toedracht van het geweldsmisdrijf, de aanleiding ervan en de omstandigheden waaronder het plaatsvond te onderbouwen. Medische informatie kan een verklaring van het slachtoffer over de aannemelijkheid doorgaans slechts in (zeer) beperkte mate ondersteunen. Daarom is het Schadefonds bij de beoordeling van de aannemelijkheid van het geweldsmisdrijf terughoudend in het gebruik van medische informatie. Medische informatie kan wel helpen om te bepalen of het letsel is veroorzaakt door het door het slachtoffer gestelde geweld. Het feit dat iemand bepaald fysiek of psychisch letsel heeft, geeft echter geen uitsluitsel over wat er is gebeurd. Medische informatie is uiteraard ook nodig om de ernst van het letsel vast te stellen.
Achterliggende gedachte
Het Schadefonds moet aan de samenleving kunnen laten zien dat de uitkeringen, die uit algemene middelen worden betaald, op een verantwoorde en zorgvuldige wijze zijn gedaan. Ook om deze reden is het belangrijk dat de uitkeringen zijn gebaseerd op aanvragen die voldoende onderbouwd zijn.
G. Bezwaar en beroep
Als een slachtoffer, de nabestaande of de naaste het niet eens is met de beslissing op de aanvraag, kan binnen zes weken na de toezending van de beslissing schriftelijk (niet per e-mail) een bezwaarschrift worden ingediend. De bezwaarmaker moet in het bezwaarschrift duidelijk opschrijven waarom en op welke punten hij het niet eens is met de beslissing. De bezwaarmaker zal dan worden uitgenodigd om zijn bezwaar tijdens een hoorzitting mondeling toe te lichten, tenzij sprake is van één van de in artikel 7:3 Algemene wet bestuursrecht genoemde situaties. < … >