ECLI:NL:RBROT:2025:3690

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 februari 2025
Publicatiedatum
20 maart 2025
Zaaknummer
C/10/692041 / JE RK 25-15 en C/10/693472 / JE RK 25-198
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beschikking over machtiging gesloten jeugdhulp en verlenging ondertoezichtstelling voor minderjarige

Op 20 februari 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven in de zaken van de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, betreffende een minderjarige, geboren in 2009. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling van de minderjarige verlengd voor de duur van één jaar en de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Tevens is een machtiging verleend om de minderjarige uit huis te plaatsen in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp voor de duur van zes maanden, in plaats van het verzochte jaar. De kinderrechter oordeelde dat jeugdhulp noodzakelijk is vanwege ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van de minderjarige belemmeren. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige baat heeft bij de gesloten jeugdhulp, maar dat een verlenging van een jaar te lang is gezien de positieve ontwikkelingen. De GI is verzocht om voor de pro forma datum van 1 augustus 2025 een rapportage over de actuele stand van zaken te overleggen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummers: C/10/692041 / JE RK 25-15 en C/10/693472 / JE RK 25-198
Datum uitspraak: 20 februari 2025
Beschikking van de kinderrechter over een machtiging gesloten jeugdhulp en verlenging ondertoezichtstelling
in de zaken van
de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering,
gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen de GI,
over
[minderjarige],
geboren op [geboortedatum] 2009 in [geboorteplaats], hierna te noemen [minderjarige],
advocaat mr. J.J. Boelaars te Rotterdam.
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[naam moeder],
hierna te noemen de moeder, wonende op een bij de rechtbank bekend adres.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
  • het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 30 december 2024, met zaaknummer C/10/692041;
  • het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 30 januari 2025, met zaaknummer C/10/693472;
  • het plan van aanpak, ontvangen op 14 februari 2025;
  • de instemmende verklaring van de gedragswetenschapper van 18 februari 2025, ter zitting overgelegd.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 20 februari 2025. Daarbij waren aanwezig:
- [minderjarige] met zijn advocaat;
- een vertegenwoordiger van de GI, [naam].
1.3.
De kinderrechter constateert dat de moeder, hoewel daartoe juist opgeroepen, niet ter zitting is verschenen.

2.De feiten

2.1.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige].
2.2.
[minderjarige] verblijft gesloten bij [naam instelling].
2.3.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 19 februari 2024 de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd tot 5 maart 2025.
2.4.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 19 februari 2024 de machtiging verlengd [minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder tot 5 maart 2025.
2.5.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 19 november 2024 een machtiging verleend [minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp met ingang van 19 november 2024 tot 5 maart 2025.

3.De verzoeken

Het verzoek met zaaknummer C/10/692041:
3.1.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] te verlengen voor de duur van één jaar en de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
Het verzoek met zaaknummer C/10/693472:
3.2.
De GI verzoekt een machtiging te verlenen om [minderjarige] uit huis te plaatsen in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp voor de duur van één jaar.

4.De standpunten

4.1.
De GI heeft beide verzoeken ter zitting gehandhaafd en als volgt toegelicht. Zowel Horizon als de jeugdbeschermer zijn erg tevreden over hoe het de afgelopen tijd is gegaan met [minderjarige]. De GI verzoekt de gesloten machtiging voor de duur van een jaar, omdat gebleken is dat hij daar echt baat bij heeft. [minderjarige] heeft duidelijk externe kaders nodig. In het verleden heeft hij laten zien zonder die kaders minder goed te functioneren. Met de gesloten machtiging heeft Horizon meer handvatten om [minderjarige] op het juiste pad te houden.
4.2.
Door en namens [minderjarige] is ingestemd met het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling maar is verweer gevoerd tegen de duur van de verzochte machtiging gesloten jeugdhulp. [minderjarige] zit bij [naam instelling] op zijn plek. De gesloten machtiging is eerder verzocht en toegewezen omdat er een aantal incidenten heeft plaatsgevonden. Met de gesloten machtiging kan Horizon meer middelen en maatregelen inzetten als dat nodig is. [minderjarige] geeft aan dat daar de afgelopen maanden gelukkig weinig gebruik van is gemaakt, maar dat het wel werkt als pressiemiddel. Tegelijkertijd heeft [minderjarige] nog wel de vrijheid om naar zijn familie te gaan en zelfstandig te reizen. De huidige constructie, met de gesloten machtiging, werkt dus prima. Toch vindt [minderjarige] een verlenging van een jaar te lang. [minderjarige] zou graag zien dat de gesloten machtiging voor zes maanden wordt verleend en dat daarna gekeken wordt hoe het met hem gaat. Hij doet immers goed zijn best.

5.De beoordeling

Het verzoek met zaaknummer C/10/692041:
5.1.
Op basis van de stukken en de zitting is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Ter zitting is geen verweer gevoerd tegen dit verzoek.
5.2.
De kinderrechter verlengt daarom de ondertoezichtstelling van [minderjarige], als onweersproken, voor de duur van een jaar. [1]
5.3.
De kinderrechter verklaart de beslissing om [minderjarige] onder toezicht te stellen uitvoerbaar bij voorraad, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.
Het verzoek met zaaknummer C/10/693472:
5.4.
De kinderrechter is ook van oordeel dat jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van [minderjarige] naar volwassenheid ernstig belemmeren. Deze problemen maken dat het verblijf in een gesloten accommodatie noodzakelijk en geschikt is om te voorkomen dat [minderjarige] zich onttrekt aan de jeugdhulp die hij nodig heeft of daaraan door anderen wordt onttrokken. Het is niet gebleken dat er minder ingrijpende mogelijkheden zijn om deze problemen te behandelen. [2]
5.5.
Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting volgt dat [minderjarige] inmiddels al ruim drie jaar bij [naam instelling] verblijft vanwege zorgen over zijn zelfbepalende, impulsieve en agressieve gedrag. Deze zorgen zijn in de loop van 2024 toegenomen, waarna in november 2024 een gesloten machtiging is verleend. Deze machtiging wordt eveneens uitgevoerd bij [naam instelling]. De machtiging kon de afgelopen maanden gebruikt worden om zwaardere middelen en maatregelen in te kunnen zetten, indien nodig. Hoewel gebleken is dat er in de praktijk gelukkig niet veel of hevig gebruik is gemaakt van deze extra set aan maatregelen, en dat uiteraard positief is, is wel gebleken dat [minderjarige] baat heeft bij deze extra stok achter de deur. Er hebben minder incidenten plaatsgevonden en [minderjarige] is gemotiveerder om zijn best te doen. Ook heeft hij baat bij de ingezette één-op-één begeleiding. Deze positieve gedragsverandering wordt gezien door de jeugdbeschermer en de begeleiders. [minderjarige] verdient daarvoor een compliment. Gelet op de huidige, positieve, ontwikkeling is de kinderrechter van oordeel dat deze situatie nog enige tijd voortgezet dient te worden. De kinderrechter is met [minderjarige] van oordeel dat één jaar voor een dergelijk ingrijpende maatregel te lang is. Ook de onafhankelijk gedragswetenschapper besteedt in de verklaring aandacht aan die termijn. Om de rust en stabiliteit voort te kunnen zetten, de motivatie van [minderjarige] vast te houden en een risico op terugval te voorkomen, verleent de kinderrechter de machtiging gesloten jeugdhulp daarom voor de duur van zes maanden. Het resterende deel wordt aangehouden.
5.6.
De kinderrechter machtigt de GI om [minderjarige] uit huis te plaatsen in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp voor de duur van zes maanden en houdt het resterende deel van het verzoek aan.
5.7.
De GI wordt verzocht
uiterlijk twee wekenvóór de hierna vermelde pro forma datum een briefrapportage (met afschrift aan de moeder en mr. Boelaars) te overleggen over de dan actuele stand van zaken en aan te geven of het verzoek voor het overig verzochte wordt gehandhaafd.
In geval van handhaving van het resterende gedeelte van het verzoek wordt de GI tevens nadrukkelijk verzocht een nieuwe verklaring van een onafhankelijk gedragswetenschapper over te leggen.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] tot 5 maart 2026;
6.2.
verleent een machtiging om [minderjarige] uit huis te plaatsen in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp met ingang van 5 maart 2025 tot 5 september 2025;
6.3.
verklaart de beslissing onder 6.1. uitvoerbaar bij voorraad;
en alvorens verder te beslissen:
6.4.
houdt de beslissing voor het overig verzochte met zaaknummer C/10/693472 aan en bepaalt dat de behandeling van de zaak wordt aangehouden tot
1 augustus 2025 pro forma;
6.5.
bepaalt dat de GI, de moeder, [minderjarige] en mr. Boelaars op de genoemde pro forma datum niet ter zitting behoeven te verschijnen;
6.6.
verzoekt de GI uiterlijk twee weken voor genoemde pro forma datum de kinderrechterde sub 5.7 verzochte rapportagete doen toekomen.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 20 februari 2025 door mr. M.P.G. Rietbergen, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. M.C.J. Holierhoek als griffier, en op schrift gesteld op 25 februari 2025.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.

Voetnoten

1.Artikel 1:260, eerste lid, BW.
2.Artikel 6.1.2, tweede lid, Jeugdwet (Jw).