ECLI:NL:RBROT:2025:3692

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 februari 2025
Publicatiedatum
20 maart 2025
Zaaknummer
C/10/693338 / JE RK 25-184
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beschikking van de kinderrechter over ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige

Op 20 februari 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam een beschikking uitgesproken in de zaak van de Raad voor de Kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht betreffende een minderjarige, geboren in 2011. De kinderrechter heeft de minderjarige onder toezicht gesteld voor de duur van een jaar en een machtiging tot uithuisplaatsing verleend bij de gezaghebbende vader tot 5 juli 2025. De Raad verzocht om deze maatregelen vanwege ernstige zorgen over de ontwikkeling van de minderjarige, die zich in een loyaliteitsconflict tussen de ouders bevond. De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag, maar de minderjarige verblijft momenteel bij de vader. Tijdens de zitting op 20 februari 2025 waren beide ouders aanwezig, samen met hun advocaten en een bijzondere curator. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders niet in staat zijn om in het belang van de minderjarige te communiceren, wat leidt tot een onveilige situatie voor de minderjarige. De kinderrechter heeft de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de maatregelen onmiddellijk van kracht zijn, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De kinderrechter benadrukte het belang van onbelast contact tussen de minderjarige en beide ouders en de noodzaak van betrokkenheid van een jeugdbeschermer.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/693338 / JE RK 25-184
Datum uitspraak: 20 februari 2025
Beschikking van de kinderrechter over een ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de Raad voor de Kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht,
gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen de Raad,
over
[minderjarige],
geboren op [geboortedatum] 2011 in [geboorteplaats], hierna te noemen [minderjarige].
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[naam moeder],
hierna te noemen de moeder, wonende in [woonplaats 1],
advocaat mr. J.M. Bossers te Rotterdam,
[naam vader],
hierna te noemen de vader, wonende in [woonplaats 2],
advocaat mr. M.A. Breewel-Witteveen te Bergen op Zoom,
[naam 1],
hierna te noemen de bijzondere curator, kantoorhoudende te [plaatsnaam].

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
  • het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 28 januari 2025;
  • de stelbrief van mr. M.A. Breewel-Witteveen, d.d. 31 januari 2025, ontvangen op 5 februari 2025;
  • de e-mail van [minderjarige] van 11 februari 2025;
  • het bericht van mr. M.A. Breewel-Witteveen, ontvangen op 14 februari 2025;
  • het rapport van de bijzondere curator van 17 februari 2025;
  • de e-mail van de bijzondere curator van 18 februari 2025;
  • het bericht van mr. J.M. Bossers van 18 februari 2025;
  • de e-mail van de rechtbank van 19 februari 2025.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 20 februari 2025. Daarbij waren aanwezig:
- de vader met mr. J.A. Scanlan (waarnemend voor mr. M.A. Breewel-Witteveen);
  • de moeder met haar advocaat;
  • de bijzondere curator;
- een vertegenwoordiger van de Raad, [naam 2];
- een vertegenwoordiger van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, hierna te noemen de GI, [naam 3].
1.3.
De kinderrechter heeft [minderjarige] naar zijn mening gevraagd. [minderjarige] heeft een e-mail bericht gestuurd. De kinderrechter heeft ter zitting deze e-mail samengevat. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld hierop te reageren.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige].
2.2.
[minderjarige] heeft zijn hoofdverblijfplaats bij zijn moeder, maar verblijft bij de vader.

3.Het verzoek

3.1.
De Raad verzoekt [minderjarige] onder toezicht te stellen voor de duur van een jaar. Ook verzoekt de Raad een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] bij de gezaghebbende vader te verlenen tot aan de zomervakantie, te weten tot 5 juli 2025. De Raad verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
De Raad heeft het verzoek ter zitting gehandhaafd en als volgt toegelicht. [minderjarige] zit tussen de strijd van de ouders, terwijl hij beide ouders nodig heeft. [minderjarige] moet op dit moment ‘kiezen’ tussen zijn ouders, wat voor hem erg verwarrend is. Hij kan daardoor het gevoel krijgen dat hij niet van beide ouders mag houden. Op dit moment heeft hij geen onbelast contact met de moeder. De Raad is bezorgd dat het contact tussen [minderjarige] en de moeder zonder ondertoezichtstelling verbroken zal worden.. [minderjarige] vertoont gedrag dat doet denken aan ADHD, maar dit gedrag kan ook voortkomen uit hechtingsproblemen of zijn loyaliteitsgevoel. Daarnaast valt [minderjarige] flauw vanwege spanningsklachten. De strijd tussen de ouders moet echt stoppen.

4.De standpunten

4.1.
De GI heeft zich ter zitting aangesloten bij het verzoek van de Raad. De urgentie van het verzoek is duidelijk, maar op dit moment kunnen er geen toezeggingen gedaan worden wanneer er een vaste jeugdbeschermer voor het gezin beschikbaar is. Wel zal er altijd een aanspreekpunt zijn. Het is bijzonder dat de hulpverlening van Mevis aangegeven heeft direct te zullen stoppen bij het uitspreken van de ondertoezichtstelling.
4.2.
De bijzondere curator heeft ter zitting het volgende toegelicht. Het is belangrijk dat de GI zo snel mogelijk aan de slag gaat. Gelet op de woonplaats van de vader zal wel goed gekeken moeten worden welke jeugdbeschermer de ondertoezichtstelling gaat uitvoeren. Het is belangrijk dat de omgang tussen [minderjarige] en de moeder om de veertien dagen gehandhaafd wordt. Beide ouders geven aan bereid te zijn om mee te werken aan Ouderschap Na Scheiding (ONS). Dat is hard nodig.
4.3.
Door en namens de vader is ingestemd met het verzoek. Er zijn forse zorgelijke signalen over de ontwikkeling van [minderjarige]. [minderjarige] zit klem tussen de wederzijdse beschuldigingen van de ouders. De verhalen van de ouders staan lijnrecht tegenover elkaar. Het is daarom belangrijk dat in kaart wordt gebracht waar de problemen nou precies liggen. De vader ervaart problemen in de communicatie met de moeder. Hij staat er desondanks wel voor open om de huidige zorgregeling te behouden. Aan alle wettelijke vereisten voor een ondertoezichtstelling is voldaan. Het is belangrijk dat er rust komt.
4.4.
Door en namens de moeder is ingestemd met het verzoek. De moeder heeft moeite dat er telkens naar haar wordt gewezen, maar dat men niet naar zichzelf kijkt. De moeder gaat op dit moment door een moeilijke emotionele fase. Zij ziet [minderjarige] nu eens per veertien dagen. Die bezoekmomenten zijn erg fijn. De moeder maakt zich zorgen hoe dat, na uitspreken van de ondertoezichtstelling, door de nieuwe jeugdbeschermer, in de praktijk zal worden gefaciliteerd. De moeder wil graag dat [minderjarige] gelukkig is en hoopt dat de ondertoezichtstelling daarbij kan helpen.

5.De beoordeling

5.1.
Op basis van de stukken en de zitting is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
5.2.
Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting volgt dat [minderjarige] ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd. Er zijn al jarenlang grote zorgen over de forse echtscheidingsproblematiek tussen de ouders. Er is sprake van wederzijdse beschuldigingen en een aanhoudende strijd, waarbij het ouders al lange tijd niet lukt om in het belang van [minderjarige] te communiceren. Ook de twee meerderjarige kinderen van de ouders zijn verwikkeld geraakt in deze strijd. [minderjarige] is door deze strijd in een loyaliteitsconflict terecht gekomen en heeft hier duidelijk last van. [minderjarige] kampt zowel mentaal als fysiek met verschillen stress- en spanningsklachten. Zo vertoont hij gedragsproblematiek en viel hij, zonder dat daaraan medische redenen ten grondslag liggen, flauw. In de strijd tussen de ouders lijkt [minderjarige] thans voor de vader gekozen te hebben. Het contact met de moeder heeft daardoor lange tijd stilgelegen. Het is positief dat er sinds september 2024 weer gewerkt wordt aan contactherstel en een opbouw van de bezoeken. Het is van belang dat deze prille positieve lijn de komende periode wordt voortgezet. De kinderrechter is met de Raad van oordeel dat, gelet op de hevigheid van de strijd en beschuldigingen, het risico zeer aanwezig is dat het contact opnieuw verbroken zal worden zonder de tussenkomst van een jeugdbeschermer. [minderjarige] heeft recht op onbelast contact met beide ouders. De ouders zijn er beiden verantwoordelijk voor om dit te bewerkstelligen. De ouders zullen altijd gezamenlijk ouders van [minderjarige] blijven en zullen dus ook de komende jaren nog vele beslissingen gezamenlijk moeten nemen en gesprekken samen moeten voeren. Het is dan ook van groot belang dat de ouders hun strijdbijl begraven. De inzet van ONS is daarbij zeer wenselijk, maar ook de betrokkenheid van een jeugdbeschermer om de regie te pakken is noodzakelijk. Van de ouders wordt verwacht dat zij alles op alles stellen om hun volledige medewerking te verlenen. [minderjarige] heeft immers slechts één jeugd waarin hij zich kan ontwikkelen tot een gelukkige en stabiele volwassene.
5.3.
De kinderrechter stelt daarom [minderjarige] onder toezicht voor de duur van een jaar. Gelet op de aanwezige problematiek is deze termijn naar verwachting noodzakelijk.
5.4.
Ook is de kinderrechter van oordeel dat de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding. [1] Artikel 1:265a BW vereist dat een plaatsing van de minderjarige gedurende dag en nacht buiten het gezin uitsluitend geschiedt met een machtiging tot uithuisplaatsing. [minderjarige] heeft zijn hoofdverblijfplaats bij de moeder, maar verblijft bij de vader. De kinderrechter verleent daarom een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] bij de vader voor de verzochte duur.
5.5.
De kinderrechter verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
stelt [minderjarige] onder toezicht van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond met ingang van 20 februari 2025 tot 20 februari 2026;
6.2.
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] bij de gezaghebbende vader met ingang van 20 februari 2025 tot 5 juli 2025;
6.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 20 februari 2025 door mr. M.P.G. Rietbergen, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. M.C.J. Holierhoek als griffier, en op schrift gesteld op 25 februari 2025.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.

Voetnoten

1.Artikel 1:265b, eerste lid, BW.