ECLI:NL:RBROT:2025:3712

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 maart 2025
Publicatiedatum
20 maart 2025
Zaaknummer
11472934 GZ VERZ 25-6
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van het mentorschap en de verantwoordelijkheden van de mentor in zorginstellingen

In deze zaak heeft de kantonrechter te Rotterdam op 21 maart 2025 een beschikking gegeven inzake de wijziging van het mentorschap van een betrokkene, geboren in 1945 en wonende te Rotterdam. De huidige mentor, [naam 1] h.o.d.n. [handelsnaam 1], heeft op 1 oktober 2018 een mentorschap voor de betrokkene ingesteld. De mentor heeft echter problemen ervaren met de zorginstelling waar de betrokkene verblijft en heeft op 9 december 2024 een brief ingediend bij de rechtbank waarin hij zijn zorgen uitspreekt over de druk die hij ervaart om mantelzorgtaken op zich te nemen, zoals het beheren van een pinpas en het doen van boodschappen. De mentor heeft de rechtbank verzocht om een uitspraak te doen over zijn wettelijke verantwoordelijkheden en heeft aangegeven dat hij zich onredelijk benaderd voelt door het zorgteam.

Op 2 januari 2025 heeft de zorginstelling, vertegenwoordigd door [naam 3], een verzoek tot wijziging van de mentor ingediend, met de bereidverklaring van [naam 2] h.o.d.n. [handelsnaam 2] om als nieuwe mentor te worden benoemd. Tijdens de mondelinge behandeling op 25 februari 2025 hebben zowel de huidige als de beoogde mentor zich gepresenteerd, evenals vertegenwoordigers van de zorginstelling. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de verhouding tussen de huidige mentor en de zorginstelling niet langer werkbaar is en heeft besloten het verzoek tot wijziging van het mentorschap toe te wijzen. De huidige mentor wordt per 1 april 2025 ontslagen, en [naam 2] h.o.d.n. [handelsnaam 2] wordt benoemd als nieuwe mentor.

De kantonrechter heeft ook opgemerkt dat de mentor geen wettelijke taak heeft om de pinpas van de betrokkene te beheren of boodschappen te doen, en dat het eerder de verantwoordelijkheid van de zorginstelling is om oplossingen te vinden voor deze praktische zaken. De beschikking is openbaar uitgesproken door mr. C.J. Frikkee en kan in hoger beroep worden aangevochten bij het gerechtshof Den Haag binnen drie maanden na de datum van de beschikking.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 11472934 GZ VERZ 25-6
registernummer: MB 6923
uitspraak: 21 maart 2025
beschikking van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam, inzake klacht/verzoek wijziging mentor
over:

[betrokkene],

geboren te [geboorteplaats], [geboorteland] op [geboortedatum] 1945,
wonende te [adres 1],
hierna te noemen betrokkene.

Verloop van de procedure

De kantonrechter te Rotterdam heeft op 1 oktober 2018 ten behoeve van betrokkene een mentorschap ingesteld. De huidige mentor is [naam 1] h.o.d.n. [handelsnaam 1], kantoorhoudende te [adres 2]
Op 9 december 2024 is ter griffie een brief van de mentor ontvangen.
Vervolgens is op 16 december 2024 een aanvullende schriftelijke toelichting van de mentor ontvangen.
Op 2 januari 2025 is namens [naam 3], de zorginstelling waar betrokkene verblijft, een verzoek tot wijziging mentor ontvangen, met een bereidverklaring van [naam 2] h.o.d.n. [handelsnaam 2], kantoorhoudende te [adres 3] en een mentorschapsplan.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 25 februari 2025. Daar zijn de huidige mentor de heer [naam 1], de beoogde mentor [naam 2] en namens [naam 3] [naam 4] en [naam 5] verschenen.

Beoordeling van het verzoek

1. De mentor heeft de kantonrechter geschreven dat hij problemen ervaart met de zorginstelling waar betrokkene verblijft. Samengevat komt het erop neer dat de mentor vindt dat hij onder druk wordt gezet om mantelzorgtaken op zich te nemen, zoals het beheren van een pinpas, het doen van boodschappen en het aanschaffen van kleding. De mentor vindt dat hij onredelijk en dwingend benaderd wordt door het zorgteam en dat de praktische oplossingen die hij heeft aangedragen ten onrechte worden geblokkeerd. Verder heeft de mentor zorgen over een onveilige situatie en een gebrek aan activiteiten voor de bewoners binnen de zorginstelling.
2. In reactie op een verzoek van de rechtbank om een nadere toelichting te geven op zijn verzoek, heeft de mentor geschreven dat hij de rechtbank vraagt om een uitspraak te doen waarin wordt bevestigd dat de taken die door de zorginstelling van de mentor worden gevraagd, zoals boodschappen doen, kleding aanschaffen, tabakswaar regelen en een pinpas beheren, niet behoren tot de wettelijke verantwoordelijkheden van de mentor. Ter zitting heeft de mentor dit verzoek nader toegelicht.
3. Van [naam 3] is vervolgens een verzoek tot wijziging mentor ontvangen, dat ter zitting gelijktijdig met de verzoeken van de mentor is behandeld. Het verzoek strekt ertoe om [naam 2] h.o.d.n. [handelsnaam 2] te benoemen tot mentor. Deze heeft schriftelijk verklaard bereid te zijn als mentor te worden benoemd. De bewindvoerder heeft zich schriftelijk akkoord verklaard met de benoeming van voornoemde mentor.
4. De (huidige) mentor heeft zijn aanvankelijke verweer tegen het verzoek om wijziging van de mentor en benoeming van de voorgestelde mentor, ter zitting ingetrokken.
5. De kantonrechter is van oordeel dat het verzoek tot wijziging van het mentorschap voor toewijzing gereed ligt, nu in elk geval uit alles wat geschreven en besproken is duidelijk blijkt dat de verhouding tussen de mentor en de zorginstelling niet langer werkbaar is. Daarom is het in het belang van betrokkene om het verzoek tot wijziging van de mentor toe te wijzen.
6. Ten aanzien van het verzoek van de mentor over de zorginstelling oordeelt de kantonrechter als volgt. Voor zover de mentor met zijn opmerkingen over een onveilige situatie en gebrek aan activiteiten voor bewoners de bedoeling heeft om hierover een uitspraak van de kantonrechter te verkrijgen, kan aan dit verzoek niet worden voldaan. De kantonrechter heeft geen zeggenschap over de (werkwijze van de) zorginstelling.
7. Over het verzoek van de mentor aan de kantonrechter om een uitspraak te doen over zijn wettelijke taken als de mentor, merkt de kantonrechter het volgende op. In de onderhavige zaak heeft de mentor geen belang meer bij zijn verzoek, aangezien hij door de wijziging van het mentorschap niet langer de mentor van betrokkene zal zijn. Maar de mentor heeft gesteld een zaaksoverstijgend belang te hebben, omdat hij voor toekomstige kwesties als professionele mentor ook belang heeft bij een uitspraak van de kantonrechter over wat wel en niet tot zijn wettelijke taken behoort. De kantonrechter is van oordeel dat dit belang rechtvaardigt dat hierover (voor zover mogelijk, zie hierna) een uitspraak wordt gedaan. In dit verband overweegt de kantonrechter het volgende.
8. De mentor is de wettelijk vertegenwoordiger van betrokkene in aangelegenheden over verzorging, verpleging, behandeling en begeleiding (art. 1:453 lid 1 en lid 2 BW). De mentor heeft in dit verband een regiefunctie. De mentor heeft niet tot taak om bijvoorbeeld zelf zorg uit te voeren, maar hij moet wel actief waken over de belangen van betrokkene. Dit betekent dat de mentor niet alleen afspraken over zorg moet maken, maar er ook op moet toezien dat de afspraken worden opgevolgd door een correcte uitvoering.
9. Van een professionele mentor kan niet worden verlangd dat deze de pinpas van een betrokkene beheert en geregeld boodschappen voor betrokkene doet. In een situatie als de onderhavige – waarin de zorginstelling deze pinpas in het verleden beheerde maar dit niet langer wil doen en betrokkene dat zelf niet kan (hetzelfde geldt voor het doen van boodschappen en de aanschaf van kleding) – ligt het naar het oordeel van de kantonrechter eerder op de weg van de zorginstelling om het initiatief te nemen voor het zoeken naar een oplossing. Hier speelt ook mee dat het voor een zorginstelling praktisch kan zijn als voor alle cliënten, voor zover deze cliënten dit niet zelf kunnen en ook geen betrokken familieleden hebben die hiervoor zorg kunnen dragen, eenzelfde systeem wordt gehanteerd (bijvoorbeeld het inschakelen van een boodschappendienst en het in ontvangst nemen van online bestelde kleding). De mentor heeft wel tot taak om erop toe te zien dat een en ander voor betrokkene naar behoren wordt geregeld.
10. Wat verder exact tot het (wettelijke) takenpakket van de mentor behoort, kan niet in algemene zin door de kantonrechter worden bepaald.

Beslissing

De kantonrechter
ontslaat per 1 april 2025 [naam 1] h.o.d.n. [handelsnaam 1], als mentor over de niet vermogensrechtelijke belangen van betrokkene;
benoemt per 1 april 2025 [naam 2] h.o.d.n. [handelsnaam 2], als nieuwe mentor over de niet vermogensrechtelijke belangen van betrokkene;
stelt de beloning van de mentor voor de aanvangswerkzaamheden vast overeenkomstig artikel 4 lid 4 sub a van de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren;
stelt de jaarbeloning van de mentor vast overeenkomstig artikel 4 lid 2 sub a van de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren.
Deze beschikking is gegeven door mr. C.J. Frikkee en in het openbaar uitgesproken.
793
Tegen deze beschikking kan in hoger beroep worden gegaan bij het gerechtshof Den Haag. Dit kan alleen worden ingesteld door een advocaat. Verzoeker en degenen aan wie een kopie van de beschikking is verstrekt moeten hoger beroep instellen binnen drie maanden na de datum van de beschikking. Voor andere belanghebbenden moet dit binnen drie maanden nadat zij van de beschikking op de hoogte zijn geraakt.