ECLI:NL:RBROT:2025:3738

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
19 maart 2025
Publicatiedatum
21 maart 2025
Zaaknummer
C/10/679965 / HA ZA 24-464
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van de woning na echtscheiding tussen ex-echtgenoten met betrekking tot convenant en hypotheekverplichtingen

In deze zaak hebben ex-echtgenoten, die in gemeenschap van goederen waren gehuwd, een geschil over de verdeling van hun woning na echtscheiding. De rechtbank Rotterdam heeft op 19 maart 2025 geoordeeld dat er een geldige verdeling van de woning heeft plaatsgevonden op basis van een echtscheidingsconvenant dat op 16 februari 2016 is ondertekend. In dit convenant zijn afspraken gemaakt over de verdeling van de huwelijksgemeenschap, waaronder de woning en de bijbehorende hypotheek. De man heeft de hypotheekschuld op zich genomen en de vrouw is ontslagen uit de hypothecaire aansprakelijkheid. De rechtbank concludeert dat de man recht heeft op de woning en dat de vrouw moet meewerken aan de notariële levering van de woning aan de man. De rechtbank heeft de vrouw ook veroordeeld tot betaling van de helft van de notariskosten, maar heeft de vordering tot betaling van notariskosten in verband met de wijziging van de hypotheekakte afgewezen. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/679965 / HA ZA 24-464
Vonnis van 19 maart 2025
in de zaak van
ZONDER ZORGEN ADVIES EN BEWINDVOERING B.V.
in hoedanigheid van bewindvoerder van
[de man] ,
wonende te [plaats 1] ,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. R.F.H. Weisz-Hertsworm te Rotterdam,
tegen
[de vrouw],
wonende te [plaats 2] ,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. Ö. Sarac te Rotterdam.
[de man] wordt hierna aangeduid als ‘de man’ en [de vrouw] als ‘de vrouw’.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 16 mei 2024, met producties 1 tot en met 18;
  • de conclusie van antwoord tevens eis in reconventie, met producties 1 tot en met 4;
  • de oproepingsbrief van de rechtbank van 15 augustus 2024 waarin een mondelinge
behandeling is bepaald;
  • de mondelinge behandeling op 9 december 2024;
  • de akte overlegging producties namens de man van 6 januari 2025, met
producties18 tot en met 22;
- de akte van verweer van de vrouw van 21 januari 2025.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Partijen hebben in 2008 de woning gekocht aan het [adres] te [plaats 3] , kadastraal bekend gemeente [plaats 3] , [perceelnummer] (hierna: de woning). Ter financiering van de aankoop is de man een lening aangegaan. Tot zekerheid van de terugbetaling van die lening hebben partijen een hypotheek gevestigd op de woning.
2.2.
Partijen zijn vervolgens op 2 maart 2012 in gemeenschap van goederen gehuwd. Als gevolg daarvan is de schuld van de man in verband met de aankoop van de woning een gemeenschapsschuld geworden.
2.3.
Op 16 februari 2016 hebben partijen een echtscheidingsconvenant ondertekend (hierna: het convenant) waarin onder meer afspraken over de verdeling van de huwelijksgemeenschap zijn vastgelegd. Het convenant luidt – voor zover thans van belang – als volgt:
“(…) Partijen nemen als peildatum voor de samenstelling en de waardering van de gemeenschap van goederen de datum tekening convenant, tenzij uitdrukkelijk andere data in dit convenant worden genoemd.
Partijen wensen thans de gevolgen van de echtscheiding, zodra de echtscheidingsbeschikking zal worden ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand, middels dit convenant te regelen en komen mitsdien het navolgende overeen:
-1- Aangaande de echtelijke woning te [plaats 3] aan het [adres] , de hypotheek en de aan de hypotheek verbonden de Rabo opbouw Spaarrekening [IBAN]
.
-1 - De woning en genoemde polis, komen in enig eigendom toe aan de man onder de voorwaarde dat de vrouw zal zijn ontslagen uit de hypothecaire aansprakelijkheid.
-2- Gezien de taxatiewaarde van de woning €305.000,--, minus hypotheek € 394.800,--bedraagt de huidige overwaarde € 89.800,-- negatief
Daarnaast is er de Rabo opbouw Spaarrekening [IBAN] , saldo d.d. 11-1-2016 € 19.602,97; per saldo wordt dan de overwaarde € 70.197,03 negatief.
(…)
-6- Slaagt de man er thans nog niet in om de woning met hypotheek alleen op zijn naam te zetten, dan zal de man, nadat de vrouw een eigen woning betrekt, zijn intrek nemen in de woning. Zodra hij in staat is de woning over te nemen, zal hij daartoe de acties ondernemen, waarna de verdeling volgt, als boven uiteengezet.
Partijen blijven in overleg of het wellicht verstandig is de woning te verkopen en hoe e.e.a. dan de (negatieve) opbrengst verdeeld wordt.
(…)
-V- Aangaande de overbedeling:
Gezien de bestanddelen die onder -II- t/m -IV- tussen partijen zijn verdeeld
constateren partijen dat nog ter verdeling tussen partijen is:
Aan man komt toe:
- negatieve overwaarde van woning + polis : € 70.197,03 debet
- inboedel
15.000.--
€ 55.197,03 debet
totaal man € 55.197,03 debet
Aan de vrouw komt toe:
- genoemde auto Kia Picanto € 2.000,--
- omzetbelasting 2011 € 1.049.79 + 4% € 1.091.78 debet
- kinderopvangtoeslag 2012 € 1.657,-- debet+4% =
€ 1.723,28 debet
€ 815.06 debet
Meerwaarde man € 54.381,97
debet
waarvan ieder van partijen de helft, zijnde € 27.190,99 debet toekomt.
Dc man ziet het als een natuurlijke verbintenis van moraal en fatsoen om de vrouw met de kinderen van partijen, na de scheiding een nieuwe financiële start te kunnen laten maken, zonder schuld, zodat hij de hele schuld voor zijn rekening wil nemen.
(…)
-VIII- Partijen constateren dat met de effectuering van het bovenstaande de tussen hen bestaande gemeenschappelijke bezittingen en schulden geheel zijn gescheiden en gedeeld, zij niets meer van elkaar te vorderen hebben en elkaar over en weer finale kwijting verlenen. (…)”
2.4.
Partijen woonden tot medio december 2015 samen in de woning. De man heeft toen de woning verlaten en de vrouw bleef met de minderjarige kinderen van partijen in de woning. In 2016 (na mei) heeft de vrouw met de kinderen de woning verlaten en is de man naar de woning teruggekeerd. Hij is daar tot heden woonachtig. De man voldoet alle woonlasten.
2.5.
Bij beschikking van de rechtbank van 23 februari 2016 is de echtscheiding tussen partijen uitgesproken. Het convenant is aan de beschikking gehecht. De beschikking is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.

3.Het geschil

in conventie

3.1.
De man vordert voor zover mogelijk bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
“1. De vrouw te veroordelen tot het verlenen van haar volledige en onvoorwaardelijke medewerking aan de levering van haar aandeel in de woning aan de man binnen twee weken na het te wijzen vonnis, althans een nader door de rechtbank te bepalen termijn, en door het ondertekenen van de daartoe vereiste notariële akte bij de door de man aan te wijzen notaris en daartoe op uitnodiging van die notaris te verschijnen op een door de notaris te bepalen dag en uur, dit op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000,- per dag of gedeelte daarvan, althans een bedrag dat de rechtbank juist acht, zonder dat de vrouw voor de levering van haar aandeel aan de man enige vergoeding toekomt, althans onder nader door u te bepalen voorwaarden;
2. Als de vrouw niet (tijdig) haar medewerking verleent aan het gevorderde onder 1, dit vonnis op grond van artikel 3:300 lid 2 BW in de plaats treedt van het deel van de notariële akte van levering, waaruit moet blijken van de wilsverklaring van de vrouw dat zij haar aandeel in de woning levert aan de man;
3. De vrouw gehouden is tot betaling van de helft van de notariskosten in verband met de levering van het aandeel van de vrouw in de woning aan de man, alsmede de notariskosten in verband met (de wijziging van) de hypotheekakte, althans de vrouw te veroordelen tot betaling van een nader door u te bepalen bedrag;
4. De vrouw te veroordelen in alle kosten van de onderhavige procedure, een en ander te voldoen binnen 48 uur na dagtekening van uw vonnis, en voor het geval voldoening niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt, te vermeerderen met de wettelijke rente over de (na)kosten te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening, althans een door uw rechtbank te bepalen termijn.”
3.2.
De vrouw concludeert tot niet-ontvankelijkheid van de man in zijn vorderingen, althans afwijzing van die vorderingen.
in reconventie
3.3.
De vrouw vordert in reconventie bij vonnis:
“1. Te bepalen dat de tot het gemeenschappelijk eigendom behorende onroerende zaak,
zijnde een woonhuis, staande en gelegen te ( [postcode] ) [plaats 3] op het [adres] , dient te worden verkocht.
2. Te bepalen dat een makelaar door Uw Rechter in goede justitie te bepalen, in opdracht
en voor rekening van beide partijen zal bemiddelen bij de verkoop van de woning gelegen te ( [postcode] ) [plaats 3] op het [adres] , waarbij ieder de helft van de kosten van de verkoop -waaronder de courtage voor de aan te wijzen makelaar- draagt;
3. Te bepalen dat indien gedaagde niet uiterlijk op de zevende dag na betekening van het
in deze te wijzen vonnis zijn medewerking heeft verleend, het in deze te wijzen vonnis dezelfde kracht zal hebben als een (notariële) akte strekkende tot eigendomsoverdracht aan de derde/koper van het aandeel van gedaagde in voornoemde onroerende zaak;
4. Tevens te bepalen dat de man uiterlijk voor de datum van levering aan de derde/koper de woning met afgifte van de sleutels dient te ontruimen met daarin aanwezig alle personen en zaken, en dat gedaagde de woning ook daarna ontruimt dient te houden;
5. Gedaagde te veroordelen in verband met de verkoop van de woning gelegen te ( [postcode] ) [plaats 3] op het [adres] , alle medewerking dient te verlenen voor de verkoop, en overdracht bij de notaris, op straffe van een verbeurde dwangsom van € 500,- voor iedere dag of gedeelte daarvan dat de man geheel of gedeeltelijk nalatig blijft aan voormelde veroordeling te voldoen”
met veroordeling van de man in de proceskosten.
3.4.
Namens de man is ter zitting geconcludeerd tot afwijzing van het gevorderde in reconventie.
3.5.
Op de stellingen van partijen in conventie en in reconventie zal hierna, voor zover van belang, nader worden ingegaan.

4.De beoordeling in conventie en in reconventie

Heeft verdeling van de woning plaatsgevonden?

4.1.
Partijen zijn samen eigenaar van de woning. In deze zaak is de vraag aan de orde of overeenstemming is bereikt over de verdeling van de woning.
4.2.
De man stelt dat partijen in het convenant overeenstemming hebben bereikt over de verdeling van de woning. Die verdeling houdt volgens de man in dat de woning aan hem is toegedeeld tegen de waarde op de datum van het convenant en dat hij de hypotheekschuld op die datum voor zijn rekening heeft genomen en zich ertoe heeft verplicht ervoor te zorgen dat de vrouw niet langer jegens de bank aansprakelijk is voor die schuld. De man is door deze verdeling onderbedeeld maar heeft afgezien van verrekening daarvan. De vrouw betwist dit. Volgens haar heeft er nog geen verdeling plaatsgevonden en moet de woning nog worden verdeeld tegen de waarde van dit moment.
4.3.
De rechtbank is van oordeel dat verdeling van de woning heeft plaatsgevonden middels het convenant. De rechtbank legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel is gekomen.
4.4.
Uit artikel 3:182 BW en het arrest van de Hoge Raad van 8 februari 2013 (ECLI:NL:HR:2013:BY4279) volgt dat als een verdeling wordt aangemerkt iedere rechtshandeling waartoe alle deelgenoten, hetzij in persoon, hetzij vertegenwoordigd, medewerken en krachtens welke een of meer van hen een of meer goederen der gemeenschap met uitsluiting van de overige deelgenoten verkrijgen en waarbij alle partijen het eens zijn geworden over de financiële consequenties die die rechtshandeling voor ieder van hen heeft. De deelgenoten zijn ingevolge artikel 3:183 lid 1 BW vrij in de wijze waarop en de voorwaarden waaronder zij de gemeenschappelijke goederen verdelen. Voor overeenstemming over de verdeling zijn voldoende de op elkaar aansluitende wilsverklaringen van de deelgenoten gericht op de overeengekomen wijze van verdeling. In het bijzonder is een notariële akte geen vereiste voor een geldige verdeling.
4.5.
In het convenant is opgenomen dat de woning en de spaarpolis in eigendom aan de man toekomen onder de voorwaarde dat de vrouw zal zijn ontslagen uit de hypothecaire aansprakelijkheid. Het convenant is met de hulp van een mediator tot stand gekomen. Partijen, zo is ter zitting gebleken, waren het er ten tijde van de ondertekening van het convenant over eens dat de woning en de spaarpolis op naam van de man zouden worden gesteld zodra de man het ontslag van de vrouw uit de aansprakelijkheid voor de hypotheekschuld zou hebben geregeld. Partijen waren het ook eens over de financiële consequenties die dit voor hen zou hebben. Zij hebben in het convenant vastgesteld dat de waarde van de woning € 305.000,- bedroeg en het saldo van de spaarpolis € 19.602,97, en dat de hypotheekschuld € 394.800,- bedroeg, zodat de man per saldo aan waarde zou verkrijgen een negatief bedrag van € 70.197,03. Na verrekening met de aan de man toegedeelde inboedel, waarvan partijen de waarde hebben vastgesteld op € 15.000,-, zou de man een vordering wegens onderbedeling op de vrouw hebben van € 55.197,03. De vrouw zou, wegens toedeling van de auto en een tweetal schulden, een vordering wegens onderbedeling op de man hebben van € 815,06, zodat de man per saldo een vordering op de vrouw zou hebben van € 54.381,97. De man heeft in het convenant afstand gedaan van die vordering.
4.6.
Met de genoemde bepalingen in het convenant is een verdeling van de woning (als bedoeld in artikel 3:182 BW) tot stand gekomen: er bestond immers overeenstemming over de feitelijke verdeling en over de financiële consequenties hiervan voor ieder van partijen. De omstandigheid dat partijen aan de toedeling van de woning aan de man de voorwaarde hebben verbonden dat de vrouw zal worden ontslagen uit de aansprakelijkheid voor de hypotheekschuld, maakt dit niet anders. Deze voorwaarde betreft naar haar aard immers niet de vaststelling van de verdeling als zodanig, maar is een bij de uitvoering van de verdeling door de man ten behoeve van de vrouw te bewerkstelligen prestatie (zie HR 8 december 2023 ECLI:NL:HR:2023:1722).
4.7.
Dat partijen in het convenant hebben opgenomen dat zij in overleg zouden blijven of het wellicht verstandig zou zijn de woning te verkopen, maakt ook niet dat van een verdeling geen sprake is. Zij hebben hiermee immers bedoeld, zo is ter zitting gebleken, dat de woning verkocht zou moeten worden als de man er niet in zou slagen het ontslag van de vrouw uit de aansprakelijkheid voor de hypotheekschuld te bewerkstelligen. Partijen hebben verkoop van de woning dus als alternatief in het convenant opgenomen voor het geval de overeengekomen regeling (toedeling aan de man) niet geëffectueerd zou kunnen worden. Dat maakt niet dat die overeengekomen regeling geen verdeling is.
4.8.
Uit de door de man bij nadere akte overgelegde stukken van de bank blijkt, anders dan de vrouw stelt, dat de man de hypotheekschuld per 5 januari 2018 heeft geherfinancierd met een nieuwe lening waarvoor de vrouw niet aansprakelijk is. De Rabobank heeft dit bevestigd in een e-mail aan de man van 23 december 2024 (productie 21 bij nadere akte van de man). De oude lening, waarvoor de vrouw medeaansprakelijk was, is dus afgelost, en de vrouw kan niet meer tot terugbetaling van die lening worden aangesproken. Dat betekent dat de man aan zijn verplichting op grond van de overeengekomen verdeling heeft voldaan. Daaraan doet niet af dat het hypotheekrecht van de Rabobank op de woning ongewijzigd in stand is gebleven. Dat is immers een beperkt recht op de woning dat slechts de man (als beoogd enig eigenaar van de woning) aangaat. Mogelijk moet de Rabobank wel toestemming geven voor de levering van de woning aan de man. Het is aan de man om die toestemming te verkrijgen.
4.9.
De vrouw voert subsidiair aan dat het onredelijk is om vast te houden aan de overeengekomen verdeling gezien de grote veranderingen in de huizenmarkt na 2016. De rechtbank begrijpt dit als een beroep op de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid (artikel 6:248 lid 2 BW). Een dergelijk beroep slaagt indien het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is om aan een bepaald onderdeel van de overeenkomst uitvoering te geven. De enkele omstandigheid dat er een lange tijd is verstreken sinds de in het convenant overeengekomen peildatum en dat intussen de huizenprijzen gestegen zijn, maakt echter niet dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is om uitvoering te geven aan het convenant, inclusief de tussen partijen overeengekomen peildatum. De man heeft, sinds de vrouw in 2016 de woning heeft verlaten, alle lasten van de woning gedragen en draagt sinds de herfinanciering van de hypotheekschuld per 5 januari 2018 als enige het risico van de hypotheekschuld. In economische zin moet de man dus in elk geval sinds 5 januari 2018 als enig eigenaar van de woning worden beschouwd. Onder die omstandigheden is het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet onaanvaardbaar dat de waardestijging van de woning alleen aan de man ten goede komt.
4.10.
De slotsom is dat de man aanspraak kan maken op nakoming van de overeengekomen verdeling door de vrouw. De vrouw zal dus moeten meewerken aan de notariële levering van de woning aan de man door het ondertekenen van een notariële akte van levering, opgesteld door een door de man aan te wijzen notaris.
4.11.
Naast de veroordeling van de vrouw tot medewerking aan de levering van de woning vordert de man (zo begrijpt de rechtbank) dat de vrouw wordt veroordeeld om de helft van de notariskosten in verband met die levering te betalen, alsmede de helft van de notariskosten in verband met de wijziging van de hypotheekakte. De man heeft deze vordering niet toegelicht of onderbouwd en de vrouw heeft tegen deze vordering geen (onderbouwd) verweer gevoerd.
Het is onduidelijk wat de man bedoelt met de notariskosten in verband met de wijziging van de hypotheekakte. De hypotheekakte is immers niet gewijzigd, en aan het oversluiten (herfinancieren) van de hypothecaire lening is geen notaris te pas gekomen. De vordering van de man zal daarom voor dat deel worden afgewezen.
De vordering tot betaling van de notariskosten in verband met de levering van de woning aan de man wordt eveneens afgewezen. Volgens het convenant moet de man er immers voor zorgen dat de woning op zijn naam wordt gesteld. Daar hoort bij het betalen van de notaris.
4.12.
De man vordert ook dat de rechtbank zal bepalen dat dit vonnis in de plaats treedt van het deel van de notariële akte van levering waaruit de medewerking van de vrouw aan die levering blijkt, als de vrouw niet (tijdig) haar medewerking verleent. Deze vordering zal, als niet, dan wel onvoldoende gemotiveerd betwist, worden toegewezen op de wijze vermeld in 5.2. Hierdoor is het opleggen van een dwangsom aan de vrouw, zoals door de man gevorderd, niet nodig.
Proceskosten
4.13.
De proceskosten van partijen zullen, gelet op hun relatie (ex-echtgenoten), worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Uitvoerbaarheid bij voorraad
4.14.
De man vordert dat het vonnis zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad wordt verklaard. De vrouw maakt daar bezwaar tegen. Volgens haar zal executie van een toewijzend vonnis ertoe leiden dat de woning niet meer verkocht kan worden, zoals door haar gevorderd. Dat is echter niet juist. Ook als de man enig eigenaar van de woning is, kan de woning verkocht worden en de opbrengst gedeeld worden. En mocht de man de woning verkopen, dan verliest de vrouw daarmee niet de aanspraak die zij meent te hebben op een deel van de opbrengst. Het belang van de man bij de uitvoerbaarheid bij voorraad van de in dit vonnis uit te spreken veroordelingen weegt daarom zwaarder dan het belang van de vrouw bij behoud van de bestaande toestand.

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie en in reconventie
5.1.
veroordeelt de vrouw om op eerste verzoek van de man of van een door de man aan te wijzen notaris de door die notaris opgestelde akte van levering te ondertekenen waarbij de woning aan het adres [adres] , [postcode] [plaats 3] , kadastraal bekend gemeente [plaats 3] , [perceelnummer] , wordt geleverd aan de man;
5.2.
bepaalt dat, indien de vrouw in gebreke blijft met de voldoening aan de veroordeling in 5.1, dit vonnis in de plaats treedt van de ondertekening door de vrouw van de in 5.1 genoemde akte van levering;
5.3.
verklaart dit vonnis voor wat betreft de veroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
compenseert de proceskosten aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.A.M. Schellekens. Het is ondertekend en in het openbaar uitgesproken door de rolrechter op 19 maart 2025.
3645/2294/3310