ECLI:NL:RBROT:2025:4492

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 februari 2025
Publicatiedatum
14 april 2025
Zaaknummer
10/074165-24
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van poging tot afpersing en bewezenverklaring van medeplegen van wederrechtelijke vrijheidsberoving en voorhanden hebben van een vuurwapen

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 20 februari 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van poging tot afpersing, wederrechtelijke vrijheidsberoving en het voorhanden hebben van een vuurwapen. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de poging tot afpersing, omdat het bewijs niet wettig en overtuigend was. De verklaringen van de slachtoffers waren inconsistent en er was onvoldoende steunbewijs om de beschuldiging te onderbouwen. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet kon worden veroordeeld voor dit feit.

Echter, de rechtbank vond wel voldoende bewijs voor de andere twee feiten. De verdachte en zijn medeverdachten hadden op 2 maart 2024 in Rotterdam de slachtoffers wederrechtelijk van hun vrijheid beroofd door hen onder bedreiging van een vuurwapen in een auto te dwingen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich bewust was van de aanwezigheid van het vuurwapen en dat hij samen met zijn medeverdachten handelde. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 24 maanden op, met aftrek van voorarrest, en benadrukte de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers.

De rechtbank overwoog dat het ongecontroleerd bezit van een vuurwapen een groot risico voor de veiligheid van personen met zich meebrengt. De verdachte had geen eerdere veroordelingen, maar de rechtbank vond de ernst van de feiten zodanig dat een gevangenisstraf noodzakelijk was. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, bestaande uit drie rechters, en de zaak werd behandeld in tegenspraak.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/074165-24
Datum uitspraak: 20 februari 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedatum] 1994,
niet ingeschreven in de basisregistratie personen,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in
de Penitentiaire Inrichting [naam PI] , locatie [detentielocatie] ,
raadsman mr. J. Vermaat, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 6 februari 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. N. Linnenbank heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 48 maanden met aftrek van voorarrest.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak (feit 1)
4.1.1.
Standpunt officier van justitie
Het ten laste gelegde kan wettig en overtuigend worden bewezen. Het bewijs ligt in de verklaringen die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben afgelegd aan de verbalisanten op straat en op het bureau op 2 maart 2024. [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] hebben, kort samengevat, verklaard dat de verdachte en zijn medeverdachten de woning van [slachtoffer 2] zijn binnengegaan, geweld hebben toegepast tegen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] , hen hebben bedreigd met een vuurwapen en [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] tegen hun wil hebben vastgehouden in de woning en auto met de bedoeling hen te dwingen een geldbedrag af te geven.
4.1.2.
Beoordeling
De slachtoffers [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] verklaren wisselend over de aard en waarde van hetgeen afgegeven zou moeten worden. [slachtoffer 1] verklaart eerst dat hij voor de verdachten bitcoins moest winnen. Vervolgens verklaart hij over een geïnvesteerd bedrag van € 11.000,- in een piramidespel, waarover hij 300% winst uitgekeerd zou krijgen. [slachtoffer 2] verklaart op zijn beurt dat er een bedrag van € 100.000,- of € 200.000,- zou moeten worden afgegeven.
Doordat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] op dit punt wisselend hebben verklaard en het gebrek aan steunbewijs kan de rechtbank niet vaststellen of [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] een geldbedrag of enig ander goed (cryptovaluta) moesten afgegeven. De verdachte wordt daarom van dit feit vrijgesproken.
4.1.3.
Conclusie
Het onder 1 ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
4.2.
Bewijswaardering (feiten 2 en 3)
4.2.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich met betrekking tot feit 3 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Met betrekking tot feit 2 heeft de verdediging vrijspraak bepleit, omdat de verklaringen van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] gebrekkig, niet consistent en daarmee onbetrouwbaar zijn.
4.2.2.
Beoordeling
De rechtbank stelt op basis van de bewijsmiddelen het volgende vast.
Op 2 maart 2024 heeft de politie een verdachte situatie rondom de woning aan de [adres] in Rotterdam waargenomen. Naar aanleiding daarvan heeft zij
een BMW met Servisch kenteken onder observatie genomen.
De verbalisanten zagen dat er op de achterbank onrustig werd bewogen toen zij de auto een stopteken gaven.
Nadat de auto tot stilstand was gekomen zagen de verbalisanten dat de verdachte achterin de auto zat samen met [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . De medeverdachten zaten voorin.
[slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] verklaarden tegen hun wil in de auto te zitten, eerder te zijn mishandeld door de verdachte en zijn medeverdachten, vastgebonden te zijn met kabelbinders en bedreigd te zijn met een vuurwapen. [slachtoffer 1] verklaarde dat het vuurwapen kort voordat de auto werd staande gehouden, uit het raam was gegooid en dat hij een plons had gehoord. Het wapen is kort hierop aangetroffen en veiliggesteld. Op het vuurwapen zijn DNA-sporen aangetroffen. Op de trekker en ruwe delen gezamenlijk is het DNA van verdachte aangetroffen. Ter zitting heeft verdachte verklaard dat het wapen van hem was. In de auto werden, onder andere, op de achterbank achter de bestuurderstoel twee doorgeknipte kabelbinders aangetroffen. Bij het zoeken naar het wapen is op straat ook een doorgeknipte kabelbinder aangetroffen. De verbalisanten hebben aan de polsen van [slachtoffer 1] letsel waargenomen dat past bij het vastgebonden zijn met kabelbinders. Er is DNA van verdachte op de kabelbinders aangetroffen. In de zak van een van de medeverdachten zijn ook kabelbinders aangetroffen.
Anders dan de verdediging, vindt de rechtbank de verklaringen van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] , zoals verwoord in de processen-verbaal van bevindingen d.d. 2 maart 2024 betrouwbaar en bruikbaar voor het bewijs. Deze verklaringen die direct na het incident zijn afgelegd, vinden namelijk steun in de objectieve andere bewijsmiddelen: de manier waarop [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] worden aangetroffen in de auto nadat de verbalisanten bewegingen op de achterbank waarnemen, de kabelbinders in de auto, in de zak van een medeverdachte en op de rijroute, het vuurwapen dat conform de verklaring van [slachtoffer 1] langs de route wordt aangetroffen in het water. Dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] later zijn terug gekomen op hun verklaring, doet daar niets aan af.
Voor de beschuldiging dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] ook wederrechtelijk van hun vrijheid waren beroofd in de woning aan de [adres] te Rotterdam ontbreekt dergelijke steun van ander bewijs. Van dit onderdeel zal de verdachte worden vrijgesproken.
Het handelen van de verdachte en zijn medeverdachten is onmiskenbaar gericht geweest op het gezamenlijk uitvoeren van het plan [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] wederrechtelijk van hun vrijheid te beroven. Gezien de omstandigheden waaronder de verdachten hebben samengewerkt, kunnen de gedragingen in en om de auto op 2 maart 2024 aan ieder van hen voor het geheel worden toegerekend.
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat ook het derde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben verklaard dat zij onder bedreiging van een vuurwapen in de auto zijn gedwongen. Verdachte heeft verklaard dat het vuurwapen zijn eigendom was en zijn DNA is hierop aangetroffen. Verdachte heeft, toen de politie het stopteken gaf, het wapen overhandigd aan medeverdachte [medeverdachte] , die het wapen uit het raam gooide.
Bij de beoordeling van de vraag of de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie in de zin van artikel 26 Wet wapens en munitie (hierna: WWM) stelt de rechtbank het volgende voorop. Voor een veroordeling van het – als medepleger – voorhanden hebben van een wapen is vereist dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking door de verdachte met een of meer anderen die was gericht op het voorhanden hebben van een wapen. Vereist is dat de verdachte zich in meer of mindere mate bewust is geweest van de aanwezigheid van dat vuurwapen. Die bewustheid hoeft zich niet uit te strekken tot de specifieke eigenschappen en kenmerken van het wapen of tot de exacte locatie van dat wapen. Van een dergelijke bewustheid kan ook sprake zijn in een geval dat het niet anders kan dan dat de verdachte zulke bewustheid heeft gehad. Daarnaast is voor een bewezenverklaring vereist dat de verdachte tezamen met de mededader(s) feitelijke macht over het vuurwapen heeft kunnen uitoefenen in de zin dat hij daarover heeft kunnen beschikken. Daarvoor hoeft het wapen zich niet noodzakelijkerwijs in de directe nabijheid van de verdachte te bevinden.
Op grond van de hiervoor vastgestelde feiten en omstandigheden kan het niet anders zijn dan dat ieder van de verdachten zich bewust is geweest van de aanwezigheid van het uit de auto gegooide vuurwapen en dat zij daarover ieder hebben kunnen beschikken. Daarbij weegt mee dat de verdachten samen handelden bij de wederrechtelijke vrijheidsberoving van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] en dat er paniek in de auto ontstond toen de verdachten doorkregen dat de verbalisanten achter hen reden, gelet op de waargenomen bewegingen op de achterbank. In die paniek is het wapen ook uit het raam gegooid.
Op deze gronden is de conclusie dat sprake is geweest van zodanig nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachten dat sprake is van het medeplegen van het opzettelijk voorhanden hebben van het wapen. Daarmee is het onder 3 ten laste gelegde bewezen.
4.2.3.
Conclusie
Bewezen is dat de verdachte het onder 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
2.
hij op 2 maart 2024 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met anderen
opzettelijk [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]
wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden,
door
- zich op te dringen aan die
[slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en
- die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] beet te pakken / vast te pakken en
- die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] met tie-wraps vast te binden en
- die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] tegen het hoofd/gezicht en het lichaam te
slaan en
- aan/op die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] (dreigend) een vuurwapen, te tonen en richten en
- die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , terwijl zij vastgebonden/gekneveld waren, te
dwingen om in een auto plaats te nemen en vervolgens te vervoeren;
3.
hij op 2 maart 2024 te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met anderen,
een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3, gelet op artikel 2, lid 1 van categorie
III, onder 1 van de Wet wapens en munitie,
te weten een omgebouwd gaspistool (9 mm PAK) naar een kogel verschietend
pistool in het kaliber 9mm of 9mm kort, van het merk GSG, model Sig sauer P320,
zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool
voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:

2. medeplegen van opzettelijk iemand van de vrijheid beroven en beroofd houden, meermalen gepleegd;

3. medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
Verdachte en zijn medeverdachten hebben twee mannen onder bedreiging van een vuurwapen gedwongen in een auto te gaan zitten en hun polsen vast gebonden met kabelbinders. Vervolgens zijn de verdachten met deze twee mannen in de auto gaan rijden.
Hoewel de directe aanleiding niet duidelijk is geworden, lijkt er een onderliggend conflict aan dit feit ten grondslag te liggen, waarbij kennelijk voor een gewelddadige manier van conflictoplossing is gekozen.
Verdachte en zijn medeverdachten hebben een grote inbreuk gemaakt op het recht van de slachtoffers te gaan en te staan waar zij willen, zonder restricties in welke vorm dan ook. Dit is voor beiden onmiskenbaar zeer beangstigend geweest. Dat de vrijheidsberoving relatief kort heeft geduurd is niet aan verdachte en zijn medeverdachten te danken maar aan het snelle optreden van de politie.
Het ongecontroleerd en illegaal bezit van een vuurwapen, ten slotte, is gevaarlijk en een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen omdat dit makkelijk leidt tot het gebruik er van, zoals ook in deze zaak.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
Uit het uittreksel uit de justitiële documentatie van 15 oktober 2024 (Nederland) en een uittreksel uit de justitiële documentatie van 4 februari 2025 (Kroatië), blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. De verdediging heeft verzocht een gevangenisstraf op te leggen die de duur van de reeds door verdachte in voorlopige hechtenis doorgebrachte tijd niet overschrijdt. De rechtbank ziet hier gelet op de ernst van de feiten geen aanleiding toe.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 47, 57 en 282 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 24 (vierentwintig) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Hello, voorzitter,
en mrs. A.J.P. van Essen en E.A. Kool, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. V.D. Beenakker, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter en de jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij
op of omstreeks 2 maart 2024 te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen
misdrijf om
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] te
dwingen tot de afgifte van 100.000,00 euro of 200.000,00 euro, in elk geval enig
(groot) geldbedrag,
dat geheel of ten dele aan die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, toebehoorde
- de woning van die [slachtoffer 2] , gelegen aan de [adres] , heeft/hebben betreden
en/of aldaar zich heeft/hebben opgedrongen aan die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of
- ( daarbij) die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft/hebben beetgepakt/vastgepakt en/of
- die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] op/tegen het hoofd/gezicht en/of het lichaam
heeft/hebben geslagen/gestompt en/of
- die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] met tie-wraps heeft/hebben vastgebonden en/of
- aan/op die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] (dreigend) een vuurwapen, althans een op een
vuurwapen gelijkend voorwerp heeft/hebben getoond/voorgehouden en/of gericht
en/of
- die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] (gedurende langere tijd) heeft/hebben vastgehouden in de
woning van die [slachtoffer 2] en/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft/hebben gedwongen om in een auto
plaats te nemen en/of
- ( daarbij) aan die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] (dreigend) de woorden heeft/hebben
toegevoegd – zakelijk weergegeven- ‘dat zij het geld moesten regelen’, althans
woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 2 maart 2024 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2]
wederrechtelijk van de vrijheid heeft/hebben beroofd en/of beroofd gehouden,
door
- de woning van die [slachtoffer 2] te betreden en/of aldaar zich op te dringen aan die
[slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of
- ( daarbij) die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] beet te pakken / vast te pakken en/of
- die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] met tie-wraps vast te binden en/of
- ( daarbij) die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] op/tegen het hoofd/gezicht en/of het lichaam te
slaan/stompen en/of
- aan/op die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] (dreigend) een vuurwapen, althans een op een
vuurwapen gelijkend voorwerp te tonen/voor te houden en/of richten en/of
- die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] (gedurende langere tijd) vast te houden in de woning van
die [slachtoffer 2] en/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , terwijl zij vastgebonden/gekneveld waren, te
dwingen om in een auto plaats te nemen en/of (vervolgens) te vervoeren;
3.
hij op of omstreeks 2 maart 2024 te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen
een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3, gelet op artikel 2, lid 1 van categorie
III, onder 1 van de Wet wapens en munitie,
te weten een omgebouwd gaspistool (9 mm PAK) naar een kogel verschietend
pistool in het kaliber 9mm of 9mm kort, van het merk GSG, model Sig sauer P320,
zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool
voorhanden heeft gehad.