ECLI:NL:RBROT:2025:4684

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 april 2025
Publicatiedatum
17 april 2025
Zaaknummer
ROT 24/8302
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag Ziektewet-uitkering wegens verdiencapaciteit van eiseres

In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam op 17 april 2025, wordt het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag om een Ziektewet (ZW) uitkering beoordeeld. Eiseres, die zich op 15 maart 2022 ziekmeldde, had een aanvraag ingediend die door het UWV op 11 september 2023 werd afgewezen. Het UWV stelde dat eiseres meer dan 65% van haar maatmaninkomen kon verdienen, wat leidde tot de afwijzing van haar uitkering. Eiseres voerde aan dat haar beperkingen niet correct waren beoordeeld en dat er onvoldoende lichamelijk onderzoek had plaatsgevonden. De rechtbank oordeelde dat het UWV zich terecht op het standpunt stelde dat eiseres, rekening houdend met haar beperkingen, in staat was om op de datum in geding (12 oktober 2023) met passende arbeid ten minste 65% van het maatmaninkomen te verdienen. De rechtbank concludeerde dat de medische beoordeling door het UWV zorgvuldig was en dat er geen aanleiding was om aan de juistheid van het bestreden besluit te twijfelen. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, en zij kreeg geen griffierecht terug of vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 24/8302

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 april 2025 in de zaak tussen

[eiseres], uit [plaatsnaam], eiseres,

(gemachtigde: mr. A.B.B. Beelaard),
en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, UWV,

(gemachtigde: mr. H. Woltman).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van de aanvraag om een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW).
1.1.
Met het primaire besluit van 11 september 2023 heeft het UWV de aanvraag voor deze uitkering afgewezen, omdat eiseres meer dan 65% kan verdienen van het loon dat zij verdiende voordat zij ziek werd.
1.2.
Met het bestreden besluit van 24 juli 2024 op het bezwaar van eiseres is het UWV bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.3.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift, met als bijlagen een aanvullend rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep en een aanvullend rapport van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 14 maart 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres, [naam] (een tolk in de Oekraïense taal) en de gemachtigde van het UWV.

Totstandkoming van het besluit

2. Eiseres, laatstelijk werkzaam als productiemedewerker, heeft zich op
15 maart 2022 ziekgemeld voor dit werk vanwege belemmerende gezondheidsklachten. Op 4 augustus 2022 heeft eiseres haar werkzaamheden tijdelijk proberen te hervatten, maar op 12 september 2022 heeft zij zich opnieuw ziekgemeld. Daarop aansluitend ontving zij een ZW-uitkering.
2.1.
In het kader van de eerstejaars ZW-beoordeling is eiseres onderzocht door een verzekeringsarts. De verzekeringsarts heeft geconcludeerd dat bij eiseres sprake is van verminderde benutbare mogelijkheden als gevolg van ziekte of gebrek en dat eiseres is aangewezen op werkzaamheden die voldoen aan wat is vastgelegd in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 14 augustus 2023, geldig per die datum. Hierin zijn beperkingen aangegeven ten aanzien van persoonlijk en sociaal functioneren, fysieke omgevingseisen, dynamische handelingen, statistische houdingen en werktijden.
De arbeidsdeskundige heeft vervolgens met inachtneming van de mogelijkheden en beperkingen op 11 september 2023 geconcludeerd dat eiseres per die datum niet meer in staat is het eigen werk te verrichten, maar wel geschikt wordt geacht voor de geduide functies van Productiemedewerker industrie (samenstellen van producten) (SBC-code 111180), Inpakker (handmatig) (SBC-code 111190) en Textielproductenmaker (excl. vervaardigen textiel) (SBC-code 111160). Aanvullend wordt eiseres geschikt geacht voor de functies Lader, losser (SBC-code 111220) en Assemblagemedewerker besturingskasten en panelen (SBC-code 267071). Op basis van de middelste van de eerste drie vermelde functies (de mediaanfunctie) is eiseres, volgens de arbeidsdeskundige, in staat om meer dan 65% van het loon dat eiseres verdiende voordat zij ziek werd (het maatmaninkomen) te verdienen, te weten 100%. Vervolgens heeft het UWV met het primaire besluit van 11 september 2023 besloten dat eiseres vanaf 12 oktober 2023 (datum in geding) geen ZW-uitkering meer krijgt.
2.2.
In het kader van de heroverweging in bezwaar heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep in zijn rapport van 10 juni 2024 geconcludeerd dat aanleiding bestaat om (gedeeltelijk) af te wijken van het primaire oordeel van de verzekeringsarts. Naar aanleiding van de door de gemachtigde van eiseres ingebrachte brieven van de behandelend sector, heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep aanleiding gezien om ‘duwen en trekken’ te beperken en ‘tillen’ en ‘dragen’ sterker te beperken. Dit heeft geleid tot een aanpassing van de FML.
Naar aanleiding van de aanpassing van de FML door de verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep in zijn rapport van 21 juni 2024 geconcludeerd dat de functie Textielproductenmaker komt te vervallen en dat de overige geduide functies nog steeds passend zijn voor eiseres, omdat zij hiermee nog steeds meer dan 65% van het maatmaninkomen kan verdienen. Vervolgens heeft het UWV het bestreden besluit genomen.

Standpunt eiseres

3. Eiseres voert in beroep aan dat zij meer beperkt is dan door het UWV is aangenomen. Zij stelt zich op het standpunt dat het verzekeringsgeneeskundig onderzoek onzorgvuldig is geweest, omdat er zowel bij de verzekeringsarts als bij de verzekeringsarts bezwaar en beroep geen lichamelijk onderzoek heeft plaatsgevonden. Hierdoor is onvoldoende onderzocht of aanleiding bestaat om bij het verrichten van dynamische handelingen beperkingen in het reiken, buigen en torderen aan te nemen. Eiseres heeft een hernia gehad en daarmee had rekening moeten worden gehouden in de beperkingen die zijn neergelegd in de FML. In dat kader zijn de beperkingen ten aanzien van de duur van het zitten en staan ten onrechte ongewijzigd gebleven. Op basis van de eigen verklaring van eiseres, de waarnemingen van de verzekeringsarts bezwaar en beroep, en de aanwezige medische informatie van de behandelend specialist wordt een verdergaande beperking in de duur van het zitten, staan en het afwisselen van houding volgens eiseres gerechtvaardigd. Eiseres stelt verder dat de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep ten onrechte vier van de vijf functies heeft gehandhaafd. Er is onvoldoende onderzocht of eiseres de Engelse taal voldoende beheerst om geschikt te worden geacht voor de functie Productiemedewerker Industrie, waarbij verwacht wordt dat zij in staat is een vakgerichte (Engelstalige) opleiding van vier dagen te volgen. In de functie Inpakker dient dagelijks gedurende één uur geknield en/of gehurkt te worden. Nu eiseres slechts minder dan vijf minuten achtereen geknield of gehurkt actief bezig kan zijn, er geen toelichting is gegeven waarom deze functie in dat geval alsnog geschikt te achten is en er op dit punt geen overleg is geweest met de verzekeringsarts bezwaar en beroep, ziet eiseres niet in waarom deze functie voor haar passend is. Daarnaast staat in het rapport van de arbeidsdeskundige dat in geen van de geduide functies sprake is van persoonlijk risico, terwijl daar in de functie Assemblagemedewerker besturingskasten en panelen wel sprake van is. Eiseres stelt dat de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep had moeten overleggen met de verzekeringsarts bezwaar en beroep of het persoonlijk risico in deze functie aanvaardbaar is.

Toepasselijke wet- en regelgeving

4. Op grond van artikel 19aa, eerste lid, van de ZW, voor zover hier van belang, heeft de verzekerde die geen werkgever heeft, nadat na de eerste dag van de ongeschiktheid tot werken een tijdvak van 52 weken van ongeschiktheid tot werken is verstreken, recht op ziekengeld indien de verzekerde (a) ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid en (b) wegens een rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebrek slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur.
4.1.
Op grond van artikel 19aa, tweede lid, van de ZW, heeft de verzekerde als bedoeld in het eerste lid, en in afwijking van het eerste lid, onderdeel b, recht op ziekengeld tot een maand na de dag waarop hij in staat is om meer dan 65% van het maatmaninkomen per uur te verdienen.
5. In het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten zijn regels gesteld voor de beoordeling van het percentage van het maatmaninkomen dat de verzekerde kan verdienen.

Beoordeling door de rechtbank

6. Niet in geschil is dat eiseres niet meer in staat is het eigen werk als productiemedewerker te verrichten. De datum in geding (de datum waarop de ZW-uitkering met inachtneming van een maand uitlooptermijn eindigt) is 12 oktober 2023.
7. De rechtbank dient te beoordelen of het UWV zich terecht op het standpunt stelt dat eiseres, rekening houdend met haar beperkingen, in staat is om op de datum in geding met passende arbeid ten minste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur.
Zorgvuldigheid van het verzekeringsgeneeskundig onderzoek
8. Het verzekeringsgeneeskundig onderzoek is gebaseerd op dossieronderzoek, het medisch spreekuur en het aansluitende medische onderzoek door de verzekeringsarts bezwaar en beroep op 3 juni 2024, en de informatie van de behandelend sector. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het onderzoek daarmee op voldoende zorgvuldige wijze plaatsgevonden. Dat eiseres niet lichamelijk is onderzocht door de verzekeringsarts bezwaar en beroep leidt op zichzelf niet tot een ander oordeel. Uit vaste rechtspraak blijkt dat het achterwege blijven van een dergelijk onderzoek niet met zich meebrengt dat om die reden het verzekeringsgeneeskundig onderzoek onzorgvuldig moet worden geacht. [1] Bovendien heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep in het aanvullende rapport van 26 september 2024 toegelicht dat eiseres zich op 13 december 2023 heeft ziekgemeld in verband met toegenomen rugklachten en dat, gelet op het gegeven dat dit ná de datum in geding is, een lichamelijk onderzoek op het spreekuur met de verzekeringsarts bezwaar en beroep op 3 juni 2024 niet representatief zou zijn voor de beperkingen van eiseres op de datum in geding. De rechtbank acht de gegeven toelichting van de verzekeringsarts bezwaar en beroep plausibel.
Medische beoordeling
9. Wat eiseres in beroep heeft aangevoerd, geeft geen aanleiding om het medische oordeel dat aan het bestreden besluit ten grondslag ligt voor onjuist te houden. Uit de beschikbare gegevens kan niet worden afgeleid dat het UWV een onvolledig beeld heeft gehad van de medische situatie van eiseres op de datum in geding. Wat eiseres in dat verband heeft aangevoerd, legt – zonder af te doen aan de door eiseres ervaren medische klachten – tegenover het gemotiveerde medische oordeel van de verzekeringsartsen onvoldoende gewicht in de schaal om op grond daarvan aannemelijk te achten dat verdergaande beperkingen zouden moeten worden aangenomen dan die op dit moment zijn neergelegd in de FML van 10 juni 2024. Uit het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 10 juni 2024 blijkt dat aanleiding bestond om ‘duwen en trekken’ te beperken en ‘tillen’ en ‘dragen’ sterker te beperken, waardoor dit op 10 juni 2024 is aangepast in de FML. In de aangepaste FML van 10 juni 2024 zijn tevens beperkingen aangenomen ten aanzien van zitten, staan en lopen. Daarnaast heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep gemotiveerd toegelicht dat al deze houdingen afgewisseld moeten worden en dat daarom een beperking in ‘afwisseling van houding’ niet noodzakelijk is. Uit de CBBS-systematiek volgt namelijk dat met ‘afwisseling van houding’ een specifieke afwisseling van houding wordt bedoeld (bijvoorbeeld in het geval van slijtage van de heup), namelijk het staan en/of lopen af te wisselen door te gaan zitten. Bestudering van de geduide functies uit de aangepaste FML van 10 juni 2024 leidt er volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep toe dat eiseres voldoende regelcapaciteit heeft om niet heel de dag te zitten en dat dit ook afgewisseld kan worden door te staan of te lopen. Ter zitting heeft eiseres aangegeven zich in deze uitleg van de verzekeringsarts bezwaar en beroep te kunnen vinden. Ten aanzien van de overige beperkingen, die reeds door de primaire verzekeringsarts waren vastgelegd in de FML, heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep te kennen gegeven dat hij zich hierin kan vinden. Overigens is de rechtbank van oordeel dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep in het aanvullende rapport van 26 september 2024 voldoende heeft toegelicht dat uit een brief van de anesthesioloog-pijnspecialist blijkt dat op 11 april 2023 bij eiseres een lichamelijk onderzoek heeft plaatsgevonden en dat daaruit, behoudens een zeer pijnlijke sacro-iliacaal gewricht, geen andere beperkingen voortvloeien dan eerder is vastgesteld en dat hij op basis hiervan geen aanleiding ziet om verdergaande beperkingen – zoals de door eiseres gestelde beperkingen in het reiken, buigen en torderen – aan te nemen. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft toegelicht dat uit de MRI-scan van de rug geen wortelcompressie (hernia) blijkt, maar discopathie (slijtage).
10. Uit het voorgaande volgt naar het oordeel van de rechtbank dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep uitdrukkelijk en afdoende rekening heeft gehouden met de geobjectiveerde beperkingen van eiseres en dat er geen aanleiding is om te twijfelen aan de juistheid van de medische grondslag van het bestreden besluit. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat eiseres geen (nieuwe) medische informatie heeft ingebracht waaruit blijkt dat eiseres op 12 oktober 2023 meer beperkingen had dan die reeds zijn opgenomen in de FML van 10 juni 2024.
Arbeidsdeskundige beoordeling
11. Naar aanleiding van de aanpassing van de FML door de verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep in het rapport van 21 juni 2024 geconcludeerd dat de functie Textielproductenmaker moet komen te vervallen en dat de overige vier geduide functies nog steeds passend zijn voor eiseres, omdat zij hiermee nog steeds meer dan 65% van het maatmaninkomen kan verdienen.
12. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep de vier overgebleven functies terecht gehandhaafd.
12.1.
In de functie Productiemedewerker industrie wordt van eiseres verwacht dat zij in staat is een vakgerichte (Engelstalige) opleiding van vier dagen te volgen. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft in het rapport van 21 juni 2024 toegelicht dat eiseres voor deze functie geschikt is, omdat eiseres in de jaren ‘90 de middelbare school heeft gevolgd op mavo/havo niveau en het met name gaat om vakjargon en daarvoor slechts minimale kennis van de Engelse taal is vereist. In het aanvullende rapport van 2 oktober 2024 heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep hieraan toegevoegd dat het een functie op basisschoolniveau betreft en dat de Engelse taal op dat niveau beheerst moet worden om de vakgerichte opleiding te volgen. Verder heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep opgemerkt dat uit het beroepschrift niet blijkt dat eiseres de Engelse taal niet beheerst en dat er geen cognitieve beperkingen bij eiseres zijn vastgesteld, waardoor zij de opleiding op basisschoolniveau niet zou kunnen volgen. Uit de aanvullende toelichting van de arbeidskundig analist volgt dat de cursisten al enige tijd meelopen op de werkvloer voordat de opleiding start, waardoor de Engelse vaktermen reeds op de werkvloer worden aangeleerd. Gelet op het voorgaande kan de rechtbank de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep volgen in het standpunt dat het aannemelijk is dat eiseres over voldoende (basale) kennis van de Engelse taal beschikt om de opleiding te kunnen volgen en daarmee deze functie zou kunnen verrichten.
12.2.
Over de functie Inpakker heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep in het aanvullende rapport van 2 oktober 2024 gemotiveerd toegelicht dat het knielen en hurken (als bedoeld onder 4.20 in de FML) in deze functie een ander belastingpunt betreft dan het geknield en gehurkt actief zijn (onder 5.5 in de FML). De rechtbank constateert dat er een beperking is aangenomen onder 5.5. waaruit blijkt dat eiseres minder dan vijf minuten achtereen geknield of gehurkt actief kan zijn. Volgens de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep is er geen beperking opgenomen onder 4.20, waardoor eiseres normaal belastbaar is in het knielen en hurken. Dat houdt in dat eiseres knielend of hurkend voor de duur van één minuut of korter de grond kan bereiken. De belasting binnen deze functie betreft een handeling die minder dan één minuut achtereenvolgend duurt en die tijdens twee werkuren twee keer voorkomt en dat valt volgens de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep binnen de mogelijkheden van eiseres. Uit het voorgaande begrijpt de rechtbank dat eiseres binnen deze functie – ondanks dat dit meerdere malen per dag voorkomt – één minuut of minder
achtereenvolgendmoet knielen en hurken, waardoor eiseres met het uitoefenen van deze functie binnen haar belastbaarheid blijft zoals omschreven onder 5.5 in de FML, namelijk minder dan vijf minuten
achtereenvolgendgeknield of gehurkt actief zijn. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om te oordelen dat deze functie niet passend is voor eiseres.
12.3.
De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft in het aanvullende rapport van 2 oktober 2024 gemotiveerd toegelicht dat in zijn rapport van 21 juni 2024 (in de resultaat functiebeoordeling) reeds is gemotiveerd waarom het persoonlijk risico in de functie van Assemblagemedewerker besturingskasten en panelen geaccepteerd kan worden. In de resultaat functiebeoordeling heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep toegelicht dat eiseres niet in omstandigheden kan werken met een verwondings- of ongevalsrisico, zoals het werken op hoogtes, op open water, in het verkeer, met hete leidingen, bij open vuur en het werken met chemicaliën. Dit risico is volgens de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep anders dan het risico in de functie van Inpakker. In deze functie is sprake van persoonlijk risico in die zin dat er sprake kan zijn van gladde vloeren door koekkruimels en dat daardoor (veiligheids)schoenen met profielzolen verplicht zijn. In het aanvullende rapport heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep hieraan toegevoegd dat deze functie voor eiseres passend wordt geacht, omdat het risico op een onacceptabele verwonding in deze functie niet aanwezig is en dat – ondanks dat er sprake is van verbrandingsgevaar boven de handgreep – dit bij normaal gebruik niet zal leiden tot een verhoogd risico. Ondanks dat de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep hierover geen overleg heeft gevoerd met de verzekeringsarts bezwaar en beroep, ziet de rechtbank geen aanleiding om aan de gegeven toelichting van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep op dit punt te twijfelen.
12.4.
Op basis van het voorgaande ziet de rechtbank geen grond voor het oordeel dat de belasting van de voorgehouden functies de mogelijkheden van eiseres overschrijdt, zodat deze functies voor eiseres geschikt kunnen worden geacht. De rechtbank ziet dan ook geen aanknopingspunten om een onafhankelijke medisch deskundige te benoemen.
13. Vergelijking van het inkomen dat eiseres in de geduide functies zou kunnen
verdienen met het inkomen dat eiseres in haar eigen werk zou hebben verdiend als zij niet arbeidsongeschikt was geworden, geeft een verdiencapaciteit van meer dan 65%, te weten 100%. Dit betekent dat het UWV terecht heeft bepaald dat eiseres met ingang van 12 oktober 2023 geen recht heeft op een ZW-uitkering.

Conclusie en gevolgen

14. Het beroep dient ongegrond te worden verklaard. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.V. van Baaren, rechter, in aanwezigheid van
mr. S. de Bloois, griffier. Uitgesproken in het openbaar op 17 april 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraken van de Centrale Raad van Beroep van 16 april 2010, ECLI:NL:CRVB:2010:BM1567 en van 26 oktober 2011, ECLI:NL:CRVB:2011:BU1983.