4.2.De rechtbank stelt vast dat het UWV op het verzoek van eiseres met toepassing van artikel 4:6, tweede lid, van de Awb heeft beslist. Dit betekent dat de bestuursrechter aan de hand van de aangevoerde beroepsgronden toetst of het bestuursorgaan zich terecht, zorgvuldig voorbereid en deugdelijk gemotiveerd op het standpunt heeft gesteld dat er geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden zijn. Als het bestreden besluit die toets doorstaat, kan de bestuursrechter aan de hand van wat een betrokkene heeft aangevoerd evenwel tot het oordeel komen dat het besluit op het verzoek om terug te komen van een besluit, evident onredelijk is.Als een oorspronkelijk besluit onmiskenbaar onjuist is, dan kan dat worden betrokken bij de beoordeling of de afwijzing van het herzieningsverzoek evident onredelijk is. Van onmiskenbare onjuistheid is sprake als bij oppervlakkige inhoudelijke beoordeling of summier onderzoek al blijkt dat het oorspronkelijke besluit onjuist is.
5. De rechtbank is van oordeel dat het UWV zich terecht, zorgvuldig voorbereid en deugdelijk gemotiveerd op het standpunt heeft gesteld dat eiseres geen nova als bedoeld in artikel 4:6 van de Awb heeft aangedragen op grond waarvan teruggekomen zou moeten worden van het besluit van 10 augustus 2010. De rechtbank overweegt daartoe, dat uit het rapport van de verzekeringsarts van 23 maart 2023 blijkt dat de psychische klachten van eiseres bekend waren en dat de overgelegde medische stukken zijn betrokken in de beoordeling. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in het rapport van 19 juni 2024 inzichtelijk gemotiveerd dat de ingebrachte informatie uit 2021, 2022 en 2023 de medische situatie van eiseres per de datum in geding niet in een ander licht plaatst. Het incident in januari 2009 was bij de eerdere beoordeling bekend, de daaruit voortvloeiende klachten werden door de verzekeringsarts rondom augustus 2010 beschreven, zijn niet betwist en zijn destijds meegewogen in de beoordeling. De diagnose van depressie is in 2021 gesteld en de daartoe ingezette behandeling is daarna begonnen. De toen gestelde diagnose zegt niet zonder meer iets over de aanwezigheid van een depressie op de datum in geding. Hoewel het invoelbaar is dat eiseres meent dat deze klachten, en de andere in de stukken van de behandelend sector genoemde klachten, ook al op de datum in geding speelden, is het UWV gehouden aan de wettelijke regelingen en kan het UWV niet van de stellingen van eiseres uitgaan wanneer de overgelegde stukken niets over de datum in geding rapporteren. Daarbij wordt overwogen dat, ook al zou de verzekeringsarts destijds zijn uitgegaan van een onjuiste diagnose en zou na 11 augustus 2010 sprake zijn van een nieuwe diagnose, deze omstandigheid als zodanig op grond van vaste rechtspraak niet wordt aangemerkt als een nieuw feit of omstandigheid in de zin van artikel 4:6 van de Awb.Dat het onderzoek volgens eiseres destijds onzorgvuldig heeft plaatsgevonden, kan gezien het rechtens vaststaand besluit in deze procedure niet (meer) aan de orde komen.
6. In wat eiseres heeft aangevoerd, wordt geen aanleiding gezien om te oordelen dat de weigering om terug te komen van het besluit van 10 augustus 2010 evident onredelijk is. Bij de beoordeling of de afwijzing van het herzieningsverzoek evident onredelijk is, ligt niet de vraag voor of het oorspronkelijke besluit onredelijk of onjuist is, maar de vraag of dat besluit onmiskenbaar onjuist is. Zoals is overwogen onder 4.2, is van onmiskenbare onjuistheid sprake als bij oppervlakkige inhoudelijke beoordeling of summier onderzoek al blijkt dat het oorspronkelijke besluit onjuist is. De rechtbank is van oordeel dat er geen aanknopingspunten zijn om te concluderen dat de besluiten waar het in deze zaak om gaat onmiskenbaar onjuist zijn. De enkele stelling dat het UWV vaker fouten maakt en de daartoe ingediende krantenartikelen geven geen concrete onderbouwing waarom in het geval van eiseres sprake is van onmiskenbare onjuistheid. De rechtbank begrijpt dat dit voor eiseres moeilijk te verteren is, maar het is het directe gevolg van de wettelijk regeling zoals de wetgever die voor ogen heeft gehad. Het UWV heeft met toepassing van
artikel 4:6, tweede lid, van de Awb het verzoek om herziening terecht afgewezen.