ECLI:NL:RBROT:2025:4792

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 april 2025
Publicatiedatum
22 april 2025
Zaaknummer
ROT 24/7801
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuurlijke boete opgelegd aan werkgever wegens overtreding van het Arbeidsomstandighedenbesluit na blootstelling van werknemer aan gevaarlijke stof

In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam op 23 april 2025, is een bestuurlijke boete van € 21.600,- opgelegd aan eiseres wegens een overtreding van artikel 4.1c van het Arbeidsomstandighedenbesluit. De boete is het gevolg van een incident op 2 september 2022, waarbij een werknemer van eiseres tijdens het lossen van natronloog niet de vereiste persoonlijke beschermingsmiddelen droeg, wat leidde tot ernstige brandwonden en blijvende schade. Eiseres heeft beroep aangetekend tegen de boete, stellende dat de overtreding niet aan haar kan worden toegerekend en dat de hoorplicht is geschonden. De rechtbank oordeelt dat de hoorplicht niet is geschonden en dat de overtreding aan eiseres kan worden toegerekend, aangezien de werkgever verantwoordelijk is voor de naleving van het Arbobesluit. De rechtbank concludeert dat de boete terecht is opgelegd en dat er geen grond is voor matiging, gezien de ernst van de overtreding en de gevolgen voor de werknemer. Het beroep van eiseres wordt ongegrond verklaard, en zij krijgt geen vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 24/7801
uitspraak van de meervoudige kamer van 23 april 2025 in de zaak tussen
[naam eiseres] ., uit Rotterdam, eiseres
(gemachtigde: mr. S.C. van Paridon),
en
[naam verweerder]
(gemachtigde: mr. S. Martis).
Samenvatting
1. Deze uitspraak gaat over het opleggen van een bestuurlijke boete van € 21.600,- aan eiseres wegens een overtreding van artikel 4.1c, eerste lid, aanhef en onderdeel f, onder 1°, van het Arbeidsomstandighedenbesluit (Arbobesluit). De boete is opgelegd omdat een werknemer van eiseres is blootgesteld aan een gevaarlijke stof, terwijl huidcontact niet is voorkomen of geminimaliseerd door het dragen van doelmatige persoonlijke beschermingsmiddelen. Eiseres is het niet eens met de bestuurlijke boete en heeft beroep ingesteld. Zij stelt primair dat het ongeval en de overtreding niet aan haar kunnen worden toegerekend. Subsidiair is zij van mening dat de boete gematigd zou moeten worden wegens het ontbreken van verwijtbaarheid. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank het opleggen van de boete.
1.1. De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat [naam verweerder] de bestuurlijke boete op goede gronden heeft opgelegd. Eiseres krijgt geen gelijk en het beroep is dus ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
1.2. Onder 2 staat het procesverloop in deze zaak. Onder 3 staan de niet betwiste feiten. De beoordeling door de rechtbank volgt vanaf 4. Aan het eind staan de beslissing van de rechtbank en de gevolgen daarvan.
1.3. De wettelijke regels en beleidsregels die van belang zijn voor deze zaak, staan in de bijlage bij deze uitspraak.
Procesverloop
2. Met het bestreden besluit van 2 juli 2024 op het bezwaar van eiseres is [naam verweerder] bij het besluit van 6 februari 2024 tot het opleggen van een bestuurlijke boete gebleven.
2.1. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. [naam verweerder] heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
2.2. De rechtbank heeft het beroep op 27 maart 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres, vergezeld door de heer J. Nachtegaal, werkzaam als specialist gevaarlijk stoffen bij eiseres, en de gemachtigde van [naam verweerder] .
Beoordeling door de rechtbank
De niet betwiste feiten
3. Op vrijdag 2 september 2022 heeft een werknemer van eiseres op de locatie van een klant vanuit een tankcontainer natronloog 50% (natronloog) gelost. Natronloog is een corrosieve bijtende stof die bij blootstelling ernstige brandwonden en oogletsel veroorzaakt. Tijdens het lossen is een verloopstuk gebroken en is natronloog vrijgekomen. De werknemer is op dat moment geraakt door de natronloog. Hij droeg tijdens dit incident niet alle doelmatige persoonlijke beschermingsmiddelen ter voorkoming van mogelijke blootstelling. Zo droeg hij geen volledige gelaatsbescherming (volgelaatsmasker), maar een helm met een geïntegreerde veiligheidsbril. De werknemer heeft als gevolg van het ongeval derdegraadsbrandwonden opgelopen in zijn gezicht en mond. Hij heeft blijvende schade aan zijn smaakpapillen, waardoor hij niets meer kan proeven en zijn gebit is beschadigd. Hij is ook gedurende drie nachten opgenomen geweest in het ziekenhuis.
Is er sprake van een schending van de hoorplicht?
4. Eiseres heeft gesteld dat de hoorplicht is geschonden. Weliswaar is eiseres in bezwaar gehoord, maar de behandeling was volgens haar niet effectief. De opstelling van [naam verweerder] tijdens de hoorzitting bestond alleen uit het aanhoren van een eventuele toelichting op het bezwaarschrift en dit is onvoldoende.
4.1. De rechtbank is van oordeel dat de hoorplicht niet is geschonden. Het horen in de bezwaarfase is erop gericht om nadere informatie te verkrijgen, zodat het bestuursorgaan over alle feiten en omstandigheden beschikt teneinde een volledige heroverweging van het bestreden besluit te kunnen verrichten. Uit het verweerschrift blijkt dat eiseres en haar gemachtigde naar de hoorzitting zijn gekomen. Zij zijn daar uit eigen beweging weer vertrokken, omdat zij zich niet kon vinden in de aanpak van de hoorzitting. Dit betekent echter niet dat de hoorplicht is geschonden.
Is de bestuurlijke boete terecht opgelegd?
5. Eiseres stelt zich op het standpunt dat de overtreding niet aan haar kan worden toegerekend en dat zij niet als functioneel dader kan worden aangemerkt. De werknemer wist welke beschermingsmiddelen hij moest dragen, het beleid van eiseres is op dit gebied duidelijk. Eiseres heeft de relevante gedraging niet aanvaard. Dit geldt zowel voor het feit dat de werknemer niet de juiste beschermingsmiddelen droeg, als voor het gebruik van een kapot verloopstuk, dat werd aangereikt door de klant. Eiseres stelt tevens dat de feiten en omstandigheden die hebben geleid tot het ongeval niet direct verband houden met de normale uitvoering van de taken die de werknemer in opdracht van eiseres uitvoert. De werknemer heeft namelijk gehandeld in strijd met de instructies van eiseres. Bovendien heeft het ongeval buiten het zicht van eiseres en aan de andere kant van het land plaatsgevonden, zodat ook niet kan worden geconcludeerd dat zij hierover heeft kunnen beschikken. Er waren ook bijkomende omstandigheden waar eiseres geen weet van had, namelijk het gebruik van een niet deugdelijk en daardoor ongeschikt verloopstuk afkomstig van de klant (een andere rechtspersoon). Daarbij heeft [naam verweerder] nagelaten te onderzoeken of de werknemer zijn verantwoordelijkheden op grond van artikel 11 van de Arbeidsomstandighedenwet is nagekomen. Verder meent eiseres dat [naam verweerder] de verantwoordelijkheidsverdeling zoals opgenomen in het ADR [1] bij de beoordeling had moeten betrekken. De plichten en verantwoordelijkheden van de belangrijkste betrokkenen worden namelijk gedeeld.
Is het Arbobesluit overtreden?
5.1. Tussen partijen staat niet ter discussie dat sprake is geweest van een overtreding van artikel 4.1c, eerste lid, aanhef en onderdeel f, onder 1°, van het Arbobesluit.
Kan de overtreding aan eiseres worden toegerekend?
5.2. Artikel 5:1, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt dat onder overtreder wordt verstaan: degene die de overtreding pleegt of medepleegt. Voor het antwoord op de vraag wie als overtreder kan worden aangemerkt, is van belang tot wie het overtreden voorschrift zich richt.
5.3. De rechtbank stelt vast dat de wettelijke norm zoals opgenomen in artikel 4.1c, eerste lid, aanhef en onderdeel f, onder 1°, van het Arbobesluit zich richt tot de werkgever. De werkgever is namelijk op grond van artikel 9.1. van het Arbobesluit verplicht tot naleving van de voorschriften die bij of krachtens het Arbobesluit zijn vastgesteld. De normadressaat is hiermee expliciet beperkt tot de werkgever. Door in
artikel 9.1. van het Arbobesluit specifiek te regelen dat de werkgever de verplichtingen en verboden uit het Arbobesluit moet naleven, heeft de regelgever ook bepaald dat een overtreding daarvan automatisch betekent dat de werkgever de overtreder is. Daarmee staat ook vast dat de overtreding die [naam verweerder] heeft geconstateerd, aan eiseres als werkgever is toe te rekenen. De vraag of de verboden gedraging aan eiseres kan worden toegerekend is hiermee beantwoord. [2]
5.4. Het betoog van eiseres dat niet is voldaan aan de in de rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) neergelegde criteria voor functioneel daderschap behoeft daarmee verder geen bespreking. Het klopt dat de Afdeling in zijn rechtspraak voor het functioneel daderschap heeft aangesloten bij de criteria die de Hoge Raad in het zogeheten drijfmestarrest [3] heeft ontwikkeld. Uit het drijfmestarrest volgt echter dat die criteria van belang zijn voor het toerekenen van overtredingen aan een rechtspersoon, als uit de wet- en regelgeving niet volgt welke maatstaven gelden voor de vaststelling van het daderschap van rechtspersonen. De vraag over toerekening en daarmee de vaststelling van het daderschap heeft de regelgever in artikel 9.1. van het Arbobesluit echter al beantwoord. Dat de feitelijke gedraging ‘
het niet dragen van doelmatige persoonlijke beschermingsmiddelen’door de werknemer is verricht, is voor de beoordeling van de toerekenbaarheid dus niet relevant. Dit kan echter wel aan bod komen bij de vraag of de verboden gedraging eiseres ook kan worden verweten.
5.5. Het beroep van eiseres op artikel 11 van de Arbeidsomstandighedenwet slaagt evenmin. Op grond van dit artikel is de werknemer verplicht om in zijn doen en laten op de arbeidsplaats, overeenkomstig zijn opleiding en de door de werkgever gegeven instructies, naar vermogen zorg te dragen voor zijn eigen veiligheid en gezondheid en die van de andere betrokken personen. Dit is een op zichzelf staande verplichting en staat los van de vraag of de werkgever op grond van het Arbobesluit een overtreding heeft begaan. Het handelen van de werknemer kan wel van invloed zijn op de beoordeling van de verwijtbaarheid.
5.6. Ook de verwijzing door eiseres naar gedeelde verplichtingen op basis van het ADR gaat niet op. Dat het ADR van toepassing was op dit transport, neemt niet weg dat een bestuurlijke boete is opgelegd vanwege een overtreding van het Arbobesluit. Het ADR sluit de werking van het Arbobesluit niet uit. Dat het ADR de verantwoordelijkheidsverdeling op grond van het Arbobesluit zou nuanceren, zoals eiseres stelt, is de rechtbank verder niet gebleken.
Is er sprake van een verminderde verwijtbaarheid?
5.7. Volgens eiseres moet de boete op grond van de Beleidsregel boeteoplegging arbeidsomstandighedenwetgeving (beleidsregel) worden gematigd. De risico’s van de concrete werkzaamheden zijn voldoende geïnventariseerd en er is een veilige werkwijze ontwikkeld. Daarnaast wijst eiseres op de gedragingen van de werknemer. De werknemer droeg niet de juiste beschermingsmiddelen, terwijl eiseres wel degelijk de juiste en adequate instructies heeft gegeven.
5.8. In beginsel mag bij bewezenverklaring van de gedraging waarvoor de boete is opgelegd van de verwijtbaarheid van de overtreding worden uitgegaan. In situaties waarin verwijtbaarheid volledig ontbreekt bestaat echter geen grond voor boeteoplegging. Die situatie doet zich in elk geval voor indien de overtreder aannemelijk heeft gemaakt dat hij alles wat redelijkerwijs mogelijk was heeft gedaan om de overtreding te voorkomen. Een verminderde mate van verwijtbaarheid kan aanleiding geven de opgelegde boete te matigen. Aan dit uitgangspunt is invulling gegeven in artikel 1, elfde lid, van de beleidsregel. In deze in de bijlage opgenomen bepaling zijn vier inspanningen beschreven die elk kunnen leiden tot matiging van de boete met 25% (kort weergegeven: a. risico-inventarisatie en ontwikkeling veilige werkwijze, b. randvoorwaarden, c. adequate instructies, d. adequaat toezicht). De beleidsregel laat onverlet dat ook beoordeeld dient te worden of een boete voor verdere matiging in aanmerking komt op grond van artikel 5:46, tweede lid, van de Awb. [4]
5.9. De rechtbank is van oordeel dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij heeft voldaan aan de voorwaarden voor matigingsgrond a. Eiseres heeft niet onderbouwd dat zij de risico’s voor deze concrete werkzaamheden (het lossen van gevaarlijke stoffen vanuit een tankcontainer) voldoende heeft geïnventariseerd en geëvalueerd. Daarnaast is ook de ontwikkeling van een veilige werkwijze niet gebleken. De rechtbank stelt daarbij vast dat in de Laad- en losinstructies van eiseres alleen in algemene bewoordingen wordt gewezen op het gebruik van voorgeschreven persoonlijke beschermingsmiddelen bij het laden en lossen. Welke beschermingsmiddelen dat zijn, dat wordt niet geconcretiseerd. Eiseres heeft gesteld dat de chauffeur in de boardcomputer kan zien welke veiligheidscodes van toepassing zijn op het betreffende vervoer, en dat daaruit volgt welke persoonlijke beschermingsmiddelen gedragen moeten worden. Dit moet volgens eiseres worden beoordeeld als veilige werkwijze. Bij het boeterapport is als bijlage een productbeoordeling van natronloog afkomstig uit de boardcomputer van de werknemer gevoegd. Hieruit volgt dat de veiligheidscode P243 als instructie was opgenomen. Deze code ziet op het nemen van voorzorgsmaatregelen tegen statische ontlading en zegt dus niets over het gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen. Verder zijn de codes H314 (veroorzaakt ernstige brandwonden), H318 (veroorzaakt ernstig oogletsel) en H296 (kan bijtend zijn voor metalen) vermeld, maar ook deze codes zeggen onvoldoende over de te dragen persoonlijke beschermingsmiddelen. Op de zitting heeft eiseres ook erkend dat de werknemer met de informatie uit de boardcomputer mogelijk niet de beschikking had over de volledige informatie.
5.10. Zoals [naam verweerder] terecht aangeeft kan, als niet is voldaan aan matigingsgrond a, ook niet zijn voldaan aan de andere matigingsgronden (b, c en d). Omdat er geen veilige werkwijze is ontwikkeld, kan er namelijk ook geen sprake zijn van het creëren van noodzakelijke randvoorwaarden voor deze veilige werkwijze en kunnen er ook geen adequate instructies zijn gegeven om de overtreding te voorkomen. Als er geen sprake is van een veilige werkwijze, kan logischerwijs ook geen sprake zijn van adequaat toezicht daarop. Het houden van adequaat toezicht ziet namelijk op het naleven van een veilige werkwijze, zodat zonder die veilige werkwijze ook geen sprake kan zijn van adequaat toezicht. [5]
Is de bestuurlijke boete evenredig?
5.11. De beleidsregel laat onverlet dat de rechtbank moet beoordelen of een boete op grond van artikel 5:46, tweede lid, van de Awb voor verdere matiging in aanmerking komt. Dit wetsartikel bepaalt dat de bestuurlijke boete afgestemd dient te worden op de ernst van de overtreding en de mate waarin deze aan de overtreder kan worden verweten. Het bestuursorgaan houdt daarbij zo nodig rekening met de omstandigheden waaronder de overtreding is gepleegd.
5.12. De rechtbank komt tot het oordeel dat sprake is van een ernstige overtreding. De werknemer heeft als gevolg van het ongeval derdegraadsbrandwonden opgelopen in zijn gezicht en mond. Hij heeft blijvende schade aan zijn smaakpapillen, waardoor hij niet meer kan proeven. De werknemer heeft schade aan zijn gebit en moest na het ongeval ook drie dagen in het ziekenhuis blijven. Eiseres heeft de ernst van de overtreding verder niet betwist.
5.13. De rechtbank ziet in wat eiseres heeft aangevoerd, met name over de rol van de werknemer en de verantwoordelijkheid van de klant, geen omstandigheden voor verdere matiging. Het gedrag van een werknemer kan volgens vaste rechtspraak in sommige gevallen inderdaad leiden tot een verminderde verwijtbaarheid. Daarvoor is van belang dat de werknemer tegen beter weten in buitengewoon onvoorzichtig heeft gehandeld. [6] Dat is hier niet gebleken. De werknemer was in opdracht van eiseres op de locatie van de klant om natronloog te lossen. Hij heeft voorafgaand aan het lossen de persoonlijke beschermingsmiddelen aangetrokken die volgens de veiligheidsinstructies van de locatie moesten worden gebruikt. Eiseres heeft dat op de zitting bevestigd. Dat deze beschermingsmiddelen uiteindelijk niet voldoende waren, betekent niet dat de werknemer buitengewoon onvoorzichtig heeft gehandeld. De vraag of de werknemer op een eerder moment wel of geen beschermingsmiddelen droeg, is in dit geval niet van doorslaggevend belang. Tenslotte gaat het hier om de vraag of de werknemer doelmatige beschermingsmiddelen droeg op het moment van de blootstelling. Dat [naam verweerder] heeft besloten om hier verder geen aanvullend onderzoek naar te doen, kan de rechtbank volgen.
5.14. Eiseres stelt verder nog dat de klant aansprakelijkheid voor de letselschade bij de werknemer heeft erkend. Hieruit volgt volgens eiseres dat haar geen verwijt kan worden gemaakt voor het ongeval. Uit de overgelegde productie [7] bij het beroepschrift volgt volgens de rechtbank niet wat de grondslag is voor de erkenning van de aansprakelijkheid voor de letselschade bij de werknemer en van welke feiten is uitgegaan. De rechtbank stelt vast dat eiseres heeft nagelaten dit stuk te voorzien van een objectieve en toetsbare onderbouwing, waardoor het al om die reden onvoldoende betekenis heeft voor de verdere beoordeling van de verwijtbaarheid. De rechtbank overweegt daarbij dat de bestuurlijke boete aan eiseres is opgelegd omdat de werknemer geen doelmatige beschermingsmiddelen droeg, niet vanwege het gebruik van een foutief of falend arbeidsmiddel.
Conclusie en gevolgen
6. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Groot, voorzitter, en mr. E. Lunenberg en
mr. J. Fransen, leden, in aanwezigheid van G.I. Heijblom, griffier. Uitgesproken in het openbaar op 23 april 2025.
De griffier is verhinderd
de uitspraak te ondertekenen.
griffier
voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving
Algemene wet bestuursrecht
Artikel 5:1
In deze wet wordt verstaan onder overtreding: een gedraging die in strijd is met het bepaalde bij of krachtens enig wettelijk voorschrift.
Onder overtreder wordt verstaan: degene die de overtreding pleegt of medepleegt.
Overtredingen kunnen worden begaan door natuurlijke personen en rechtspersonen. Artikel 51, tweede en derde lid, van het Wetboek van Strafrecht is van overeenkomstige toepassing.
Artikel 5:40
1. Onder bestuurlijke boete wordt verstaan: de bestraffende sanctie, inhoudende een onvoorwaardelijke verplichting tot betaling van een geldsom.
Artikel 5:41
Het bestuursorgaan legt geen bestuurlijke boete op voor zover de overtreding niet aan de overtreder kan worden verweten.
Artikel 5:46
(..)
Tenzij de hoogte van de bestuurlijke boete bij wettelijk voorschrift is vastgesteld, stemt het bestuursorgaan de bestuurlijke boete af op de ernst van de overtreding en de mate waarin deze aan de overtreder kan worden verweten. Het bestuursorgaan houdt daarbij zo nodig rekening met de omstandigheden waaronder de overtreding is gepleegd.
Artikel 7:2
1. Voordat een bestuursorgaan op het bezwaar beslist, stelt het belanghebbenden in de gelegenheid te worden gehoord.
Arbeidsomstandighedenwet
Artikel 1
1. In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
arbeidsplaats: iedere plaats die in verband met het verrichten van arbeid wordt of pleegt te worden gebruikt;
Artikel 3
1. De werkgever zorgt voor de veiligheid en de gezondheid van de werknemers inzake alle met de arbeid verbonden aspecten en voert daartoe een beleid dat is gericht op zo goed mogelijke arbeidsomstandigheden, waarbij hij, gelet op de stand van de wetenschap en professionele dienstverlening, het volgende in acht neemt:
a. tenzij dit redelijkerwijs niet kan worden gevergd organiseert de werkgever de arbeid zodanig dat daarvan geen nadelige invloed uitgaat op de veiligheid en de gezondheid van de werknemer;
b. tenzij dit redelijkerwijs niet kan worden gevergd worden de gevaren en risico's voor de veiligheid of de gezondheid van de werknemer zoveel mogelijk in eerste aanleg bij de bron daarvan voorkomen of beperkt; naar de mate waarin dergelijke gevaren en risico's niet bij de bron kunnen worden voorkomen of beperkt, worden daartoe andere doeltreffende maatregelen getroffen waarbij maatregelen gericht op collectieve bescherming voorrang hebben boven maatregelen gericht op individuele bescherming; slechts indien redelijkerwijs niet kan worden gevergd dat maatregelen worden getroffen die zijn gericht op individuele bescherming, worden doeltreffende en passende persoonlijke beschermingsmiddelen aan de werknemer ter beschikking gesteld;
c. de inrichting van de arbeidsplaatsen, de werkmethoden en de bij de arbeid gebruikte arbeidsmiddelen alsmede de arbeidsinhoud worden zoveel als redelijkerwijs kan worden gevergd aan de persoonlijke eigenschappen van werknemers aangepast;
d. monotone en tempo gebonden arbeid wordt, zoveel als redelijkerwijs kan worden gevergd, vermeden dan wel, indien dat niet mogelijk is, beperkt;
e. doeltreffende maatregelen worden getroffen op het gebied van de eerste hulp bij ongevallen, de brandbestrijding en de evacuatie van werknemers en andere aanwezige personen, en doeltreffende verbindingen worden onderhouden met de desbetreffende externe hulpverleningsorganisaties;
f. elke werknemer moet bij ernstig en onmiddellijk gevaar voor zijn eigen veiligheid of die van anderen, rekening houdend met zijn technische kennis en middelen, de nodige passende maatregelen kunnen nemen om de gevolgen van een dergelijk gevaar te voorkomen, waarbij artikel 29, eerste lid, derde zin, van overeenkomstige toepassing is.
2. De werkgever voert, binnen het algemeen arbeidsomstandighedenbeleid, een beleid gericht op voorkoming en indien dat niet mogelijk is beperking van psychosociale arbeidsbelasting.
3. Ter uitvoering van het eerste lid draagt de werkgever zorg voor een goede verdeling van bevoegdheden en verantwoordelijkheden tussen de bij de werkgever werkzame personen, waarbij hij rekening houdt met de bekwaamheden van de werknemers.
4. De werkgever toetst het arbeidsomstandighedenbeleid regelmatig aan de ervaringen die daarmee zijn opgedaan en past de maatregelen aan zo dikwijls als de daarmee opgedane ervaring daartoe aanleiding geeft.
Artikel 11
De werknemer is verplicht om in zijn doen en laten op de arbeidsplaats, overeenkomstig zijn opleiding en de door de werkgever gegeven instructies, naar vermogen zorg te dragen voor zijn eigen veiligheid en gezondheid en die van de andere betrokken personen. Met name is hij verplicht om:
arbeidsmiddelen en gevaarlijke stoffen op de juiste wijze te gebruiken;
de hem ter beschikking gestelde persoonlijke beschermingsmiddelen op de juiste wijze te gebruiken en na gebruik op de daartoe bestemde plaats op te bergen, een en ander voor zover niet krachtens deze wet is bepaald dat werknemers niet verplicht zijn beschermingsmiddelen als vorenbedoeld te gebruiken;
de op arbeidsmiddelen of anderszins aangebrachte beveiligingen niet te veranderen of buiten noodzaak weg te halen en deze op de juiste wijze te gebruiken;
mede te werken aan het voor hem georganiseerde onderricht bedoeld in artikel 8;
de door hem opgemerkte gevaren voor de veiligheid of de gezondheid terstond ter kennis te brengen aan de werkgever of degene die namens deze ter plaatse met de leiding is belast;
de werkgever en de werknemers en de andere deskundige personen, bedoeld in artikel 13, eerste tot en met derde lid, de personen, bedoeld in artikel 14, eerste lid, en de arbodienst, indien nodig bij te staan bij de uitvoering van hun verplichtingen en taken op grond van deze wet.
Artikel 33. Overtredingen
Als overtreding wordt aangemerkt het niet naleven van de artikelen 3 (..)
Arbeidsomstandighedenbesluit
Artikel 4.1c. Beperken van blootstelling; algemene preventieve maatregelen
1. In alle gevallen waarin arbeid wordt verricht waarbij werknemers worden of kunnen worden blootgesteld aan gevaarlijke stoffen, wordt, in het kader van artikel 3 van de wet, de blootstelling van werknemers aan gevaarlijke stoffen voorkomen of geminimaliseerd door:
a. ..
b. ..
c. ..
d. ..
e. ..
f. huidcontact is voorkomen of geminimaliseerd door het dragen van doelmatige persoonlijke beschermingsmiddelen bij mogelijke blootstelling aan een gevaarlijke stof:
i. die voldoet aan criteria voor een of meer van de volgende gevarenaanduidingen als bedoeld in EG-verordening indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels: H-zinnen 310, 311, 312, 314, 315 of 317;
ii. als bedoeld in artikel 4.3, eerste of tweede lid, of artikel 4.16, eerste of tweede lid, en waarbij is aangegeven dat die gevaarlijke stof door de huid kan worden opgenomen; of
iii. indien dit voortvloeit uit de risico-inventarisatie en -evaluatie, bedoeld in artikel 5 van de wet;
g. ..
h. ..
i. ..
j. ..
k. ..
l. ..
...
Artikel 9.1. Verplichtingen van de werkgever
De werkgever is verplicht tot naleving van de voorschriften en verboden welke bij of krachtens dit besluit zijn vastgesteld, met uitzondering van de artikelen 1.25, 2.26 tot en met 2.29, 2.32 tot en met 2.34 en 7.21.
Artikel 9.9b
1. Als overtreding ter zake waarvan een bestuurlijke boete kan worden opgelegd, wordt aangemerkt de handeling of het nalaten in strijd met de voorschriften welke zijn opgenomen in de volgende artikelen:
a.
b.
c.
d. van hoofdstuk 4: de artikelen 4.1b, 4.1c,
Beleidsregel boeteoplegging arbeidsomstandighedenwetgeving
Artikel 1. Boeteoplegging
1. In deze beleidsregel wordt onderscheid gemaakt tussen drie typen overtredingen, te weten:
a. Een
zware overtreding(
ZO), oftewel een overtreding die in de bijlage als
ZOis aangemerkt en waarvoor direct een boete wordt gegeven;
b. Een
overtreding met directe boete(
ODB), oftewel een overtreding die in de bijlage als
ODBis aangemerkt en waarvoor direct een bestuurlijke boete wordt gegeven; en
c. een overige overtreding (OO), oftewel een overtreding die in de bijlage als OO is aangemerkt en waarvoor eerst een waarschuwing of een kennisgeving van een eis tot naleving wordt gegeven, of een eis tot naleving wordt gesteld, en pas nadat dezelfde of een soortgelijke overtreding opnieuw wordt geconstateerd, wordt overgegaan tot boeteoplegging.
a. Bij de berekening van een bestuurlijke boete als bedoeld in artikel 33, eerste en tweede lid, en artikel 34 van de Arbeidsomstandighedenwet worden zeven categorieën normbedragen onderscheiden, te weten:
1°. het 1e normbedrag € 340;
2°. het 2e normbedrag € 750;
3°. het 3e normbedrag € 1500;
4°. het 4e normbedrag € 3000;
5°. het 5e normbedrag € 4500;
6°. het 6e normbedrag € 9000;
7°. het 7e normbedrag € 13500;
De in het derde lid genoemde normbedragen zijn uitgangspunt voor de berekening van op te leggen bestuurlijke boetes voor bedrijven of instellingen met 500 of meer werknemers. Voor bedrijven of instellingen van geringere omvang geldt het volgende:
a. bedrijven of instellingen met minder dan 5 werknemers betalen 10 procent;
b. bedrijven of instellingen met 5 tot en met 9 werknemers betalen 20 procent;
c. bedrijven of instellingen met 10 tot en met 39 werknemers betalen 30 procent;
d. bedrijven of instellingen met 40 tot en met 99 werknemers betalen 50 procent;
e. bedrijven of instellingen met 100 tot en met 249 werknemers betalen 60 procent;
f. bedrijven of instellingen met 250 tot en met 499 werknemers betalen 80 procent.
Een al dan niet op bedrijfsgrootte gecorrigeerd normbedrag is het uitgangsbedrag voor eventuele verdere boeteberekening.
Bij de berekening van de op te leggen bestuurlijke boete kunnen één of meer van de volgende factoren aan de orde zijn en leiden tot verhoging van het al dan niet op bedrijfsgrootte gecorrigeerde boetenormbedrag:
a. bij een arbeidsongeval dat leidt tot de dood of uitzonderlijk ernstig blijvend letsel worden de boetenormbedragen voor de daaraan ten grondslag liggende overtreding of overtredingen vermenigvuldigd met vijf;
b. bij een arbeidsongeval dat leidt tot blijvend letsel worden de boetenormbedragen van de daaraan ten grondslag liggende overtredingen met het volgende getal vermenigvuldigd:
1°.bij ernstig blijvend letsel met vier;
2°.bij matig blijvend letsel met drieënhalf;
3°.bij licht blijvend letsel met drie;
c. bij een arbeidsongeval dat leidt tot een ziekenhuisopname worden de boetenormbedragen voor de daaraan ten grondslag liggende overtreding of overtredingen met het volgende getal vermenigvuldigd, waarbij onder het begrip ‘nacht’ wordt verstaan het tijdvak gelegen tussen 24.00 en 06.00 uur;
1°.bij een ziekenhuisopname van zeven nachten en meer met vier;
2°.bij een ziekenhuisopname van twee nachten en meer, maar minder dan zeven nachten, met drieënhalf;
3°.bij een ziekenhuisopname van minder dan twee nachten met drie;
d. in aanvulling op de onderdelen b en c, wordt in het geval van een combinatie van de factoren ‘blijvend letsel’ en ‘ziekenhuisopname’ de hoogst toepasselijke vermenigvuldigingsfactor toegepast;
e. in het geval van een zware overtreding (ZO), wordt het boetenormbedrag vermenigvuldigd met twee;
f. indien meer dan tien, respectievelijk meer dan vijftig werknemers aan een niet-administratieve overtreding zijn blootgesteld wordt het boetenormbedrag vermenigvuldigd met anderhalf, respectievelijk twee.
11. Indien de werkgever aantoont dat hij inspanningen heeft verricht, gericht op het voorkomen van de overtreding in het concrete geval, kan dit leiden tot matiging van het al dan niet op bedrijfsgrootte gecorrigeerde normbedrag. De volgende inspanningen kunnen leiden tot een matiging van 25% per onderdeel:
a. als de risico’s van de concrete werkzaamheden voldoende zijn geïnventariseerd en een veilige werkwijze is ontwikkeld die voldoet aan de vereisten van het bepaalde bij of krachtens de Arbeidsomstandighedenwet;
b. als de noodzakelijke randvoorwaarden zijn gecreëerd voor het toepassen van een veilige werkwijze;
c. als er adequate instructies zijn gegeven;
d. als er adequaat toezicht is gehouden.
Bijlage behorend bij de Beleidsregel boeteoplegging Arbeidsomstandighedenwetgeving
Tarieflijst bestuurlijke boete Arbeidsomstandighedenwetgeving
Artikel
Lid
Onderdeel
Categorie normbedrag
1. Werknemersboete: *
2. Meewerkend werkgever en zelfstandige: **
3. Degene bij wie vrijwilligers werkzaam zijn: ***
Type overtreding
4.1c
1
a t/m g, i, j en l
6
* sub l, en ** en ***
OO (a t/m e, i, j en l)/ ZO (f en g)

Voetnoten

1.Accord Européen Relatif au transport international des marchandises Dangereuses par Route (vertaald: Europese overeenkomst voor het internationale vervoer van gevaarlijke goederen over de weg).
2.Zie ook de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 31 januari 2025, ECLI:NL:RBOBR:2025:458.
3.Arrest van 21 oktober 2003, ECLI:NL:HR:2003:AF7938.
4.Zie uitspraak van de Afdeling van 28 juni 2023, ECLI:NL:RVS:2023:2500.
5.Zie de in voetnoot 5 genoemde uitspraak.
6.Zie uitspraak van de Afdeling van 14 maart 2018, ECLI:NL:RVS:2018:843.
7.Productie 4 – e-mail schadebehandelaar ABW.