ECLI:NL:RBROT:2025:4813

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
16 april 2025
Publicatiedatum
22 april 2025
Zaaknummer
10/405505-24
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging zware mishandeling en bedreiging met misdrijf tegen leven

Op 16 april 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1993 en ten tijde van de zitting preventief gedetineerd. De zaak betreft een veroordeling voor poging tot zware mishandeling en bedreiging met enig misdrijf tegen het leven. De rechtbank oordeelde dat de verdachte de aangever meermalen met gebalde vuist in het gezicht heeft geslagen, wat kan worden gekwalificeerd als poging zware mishandeling. Het bewijs voor het dichtknijpen van de keel van de aangever was onvoldoende, aangezien dit slechts door één getuige werd verklaard zonder verdere ondersteuning. De verdachte werd ook veroordeeld voor het bedreigen van zijn moeder en ex-partner met de dood, maar vrijgesproken van bedreigingen jegens andere slachtoffers omdat niet kon worden vastgesteld dat deze hen hadden bereikt. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 120 dagen, waarvan 16 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en bijzondere voorwaarden, waaronder een contactverbod met de slachtoffers. De rechtbank oordeelde dat de feiten een ernstige inbreuk op de lichamelijke integriteit van de slachtoffers vormden en dat de verdachte geen verantwoordelijkheid voor zijn daden had genomen. De vordering van de benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard wegens onvoldoende onderbouwing.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/405505-24
Datum uitspraak: 16 april 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum 1] 1993,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres 1] , [postcode 1] [plaats 1] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [naam PI] , locatie [detentielocatie] ,
raadsman mr. H. Folkers, advocaat te Gorinchem.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 2 april 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M.J.W. van Breukelen heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 1 primair ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder 1 subsidiair, 2 en 3 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 270 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 90 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering;
  • oplegging van de maatregel ex artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr), met de dadelijke uitvoerbaarheid van die maatregel.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak zonder nadere motivering
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 1 primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het onder 3 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.3.
Bewijswaardering ten aanzien van feit 2
4.3.1.
Standpunt verdediging
De verdachte heeft erkend dat hij de in de tenlastelegging genoemde bedreigingen heeft geuit. De verdediging refereert zich aan het oordeel van de rechtbank, met dien verstande dat uit het dossier niet kan worden afgeleid dat de bedreigingen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben bereikt. Ten aanzien van die bedreigingen dient partiële vrijspraak te volgen.
4.3.2.
Beoordeling
Op basis van het dossier kan niet worden vastgesteld dat de in de tenlastelegging genoemde bedreigingen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben bereikt, zodat de verdachte van het bedreigen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zal worden vrijgesproken.
Dat betekent echter niet dat de verdachte moet worden vrijgesproken van alle in de tenlastelegging genoemde bedreigingen die (slechts) zien op [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . Het is namelijk vaste jurisprudentie van de Hoge Raad (vgl. Hoge Raad 25 januari 2011, ECLI:NL:HR:2011:BO3400, meer specifiek r.o. 3.2. en 3.3.) dat voor een veroordeling ter zake van bedreiging met enig in artikel 285 Sr genoemd misdrijf niet vereist is dat dat misdrijf is gericht tegen de bedreigde persoon zelf. Daarbij is van belang dat artikel 285 Sr is geplaatst in Titel XVIII Sr waarin strafbaar zijn gesteld ‘Misdrijven tegen de persoonlijke vrijheid’. Dit door artikel 285 Sr beschermde rechtsgoed kan ook op het spel staan wanneer het misdrijf waarmee wordt gedreigd, is gericht tegen een ander dan degene jegens wie de bedreiging is geuit. Een dergelijke bedreiging kan immers op de persoonlijke vrijheid van degene jegens wie de bedreiging is geuit een inbreuk maken, die vergelijkbaar is met een bedreiging die op hem zelf betrekking zou hebben gehad. De rechtbank is van oordeel dat er van een dergelijke situatie sprake is.
4.3.3.
Conclusie
De rechtbank acht de onder 2 ten laste gelegde bedreiging van [slachtoffer 3] wettig en overtuigend bewezen.
4.4.
Bewijswaardering ten aanzien van feit 1 subsidiair en 1 meer subsidiair
4.4.1.
Standpunt officier van justitie
De subsidiair ten laste gelegde zware mishandeling kan wettig en overtuigend bewezen worden. De verklaring van de aangever vindt steun in de verklaring van getuige [slachtoffer 1] en het letsel dat bij de aangever is geconstateerd. Dergelijke verwondingen zijn als zwaar lichamelijk letsel te beschouwen. Het dichtknijpen van de keel en het meermalen tegen het hoofd van de aangever slaan levert opzet op zware mishandeling op. Ten aanzien van het schoppen tegen het hoofd dient de verdachte partieel te worden vrijgesproken.
4.4.2.
Standpunt verdediging
De verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde. De verdachte ontkent de betreffende geweldshandelingen te hebben gepleegd. Het bij aangever geconstateerde letsel kan ontstaan zijn door de gezamenlijke val van de trap. De verklaring van de aangever vindt bovendien geen steun in de verklaringen van de getuigen. Over het dichtknijpen van de keel wordt namelijk enkel verklaard door [slachtoffer 1] en de aangever verklaart over het slaan tegen het hoofd. Het schoppen tegen het hoofd waar de aangever over verklaart is ‘van horen zeggen’.
4.4.3.
Beoordeling
Vast staat dat er op 22 december 2024 ruzie was tussen de aangever en de verdachte, waarbij de aangever letsel heeft opgelopen.
De eerste vraag die de rechtbank moet beantwoorden, is of kan worden vastgesteld dat dit letsel veroorzaakt is door de verdachte of dat dit letsel ook kan zijn ontstaan doordat de aangever met de verdachte van de trap is gevallen.
De rechtbank stelt vast dat er bij de aangever divers letsel is geconstateerd, te weten een wond op het achterhoofd, blauw/paarse plekken op de linkerschouder en blauw/paarse plekken op de rug. Dit letsel kan redelijkerwijs worden verklaard door een val van de trap.
Verder is er letsel geconstateerd aan het gezicht van de aangever. Dit gaat om een breuk in de wand van de linker voorhoofdsholte, alsmede zwelling en roodheid van de neus, zwelling en bloeduitstortingen rond de linker oogkas en het linker jukbeen. Dit letsel past goed bij de verklaring van de aangever dat de verdachte hem meermalen met gebalde vuist in het gezicht heeft geslagen. De rechtbank is – gelet op de foto in het dossier waarop de ernst van dit letsel goed te zien is en ook gezien het overige geconstateerde letsel – van oordeel dat dit letsel niet past bij een val van de trap. De rechtbank neemt daarbij ook in aanmerking dat de verdachte van dezelfde trap is gevallen en nauwelijks, althans in elk geval aanzienlijk minder, letsel had.
De rechtbank is aldus van oordeel dat het letsel veroorzaakt is doordat de verdachte de aangever meermalen met gebalde vuist in het gezicht heeft geslagen, zoals is verklaard door de aangever. Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevat voor het dichtknijpen van de keel van aangever, aangezien alleen de getuige [slachtoffer 1] daarover verklaart en die verklaring niet, althans in elk geval onvoldoende, wordt ondersteund door andere bewijsmiddelen uit het dossier. De verdachte zal daarvan dus worden vrijgesproken.
De volgende vraag die de rechtbank dient te beantwoorden, is of het letsel van de verdachte kan worden gekwalificeerd als zwaar lichamelijk letsel. Dit moet worden bezien aan de hand van de aard van het letsel, de eventuele noodzaak en aard van medisch ingrijpen en het uitzicht op (volledig) herstel. Hoewel de rechtbank niet af wil doen aan de ernst van het letsel en uit de FARR-verklaring volgt dat het herstel minstens zes weken zal duren, kan de rechtbank dit letsel niet aanmerken als zwaar lichamelijk letsel. Doorslaggevend daarvoor is dat medisch ingrijpen niet noodzakelijk is geweest en dat de FARR-verklaringen niets zeggen over (de duur van) het daadwerkelijke herstel. Dit betekent dat de rechtbank de verdachte zal vrijspreken van de onder 1 subsidiair ten laste gelegde zware mishandeling.
Dan resteert de vraag of het meermaals met gebalde vuist in het gezicht slaan gekwalificeerd kan worden als een poging zware mishandeling. Die vraag beantwoordt de rechtbank bevestigend. Uit de verklaring van de aangever en het door de aangever opgelopen letsel blijkt dat de verdachte met gebalde vuist en met forse kracht heeft geslagen. Het is een feit van algemene bekendheid dat het gezicht en het hoofd kwetsbare delen van het menselijk lichaam zijn. De verdachte heeft – door zo te handelen – minst genomen de aanmerkelijke kans aanvaard dat de aangever ernstig schedel- en/of hersenletsel zou oplopen, zodat de onder 1 meer subsidiair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling wettig en overtuigend bewezen is.
4.4.4.
Conclusie
De rechtbank acht het onder 1 meer subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
4.5.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 meer subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring van het onder 2 en 3 ten laste gelegde redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het onder 2 en 3 bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
1. meer subsidiair
hij op 22 december 2024 te Rotterdam
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
- meermalen tegen het hoofd van die [slachtoffer 2] heeft geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op 22 december 2024 te Rotterdam
[slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht , door die [slachtoffer 3] via Whatsapp (spraak)berichten dreigend de woorden toe te voegen
- " [voornaam slachtoffer 3] , ga nu vluchten voor je leven. Ik heb een kogel met zijn naam er op. [voornaam slachtoffer 2] , die eindigt in het ziekenhuis. Ik blaas die hele kankerhuis op. Ik ben nu mijn hele eigen kankerfamilie ben ik zat. Wat jullie jarenlang hebben gedaan ik krijg de schuld, nu ga ik jullie schuld geven. Mata o plomo. Oorlog is voor jullie. Gewaarschuwd, [voornaam slachtoffer 3] gaat zo doen. Hij gaat dood, voor oud en nieuw is hij dood. Laat hem vluchten, laar hem heel ver vluchten",
- " Je gaat nu de ware aard van [voornaam verdachte] zien. Nu gaat het komen. Plato o plomo, ik ben geladen",
- " Jij geeft [naam 1] nu aan [naam 2] mee, zo niet ik blaas alles op, echt alles! Jullie allemaal gaan er aan, allemaal!"
- " Jij gaat nu scheiden of er gaat er eentje dood, of er gaan er twee dood. Klaar!",
- " [voornaam slachtoffer 3] moet nu vluchten, geloof me. Hij gaat dood, laat hem vluchten. Hij moet nu vluchten, geloof me. Ik ga hem trekken op jullie kankerhoofden, klaar", en
-"En het leukste van alles is, ga ik het niet doen, dan staat er eentje nu om de hoek voor jullie klaar. Ik ben klaar met jullie. Ik ben de zwarte schaap. Nu ga je zien wat de zwarte schapen zijn", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
3.
hij op 9 februari 2025 te Rotterdam
[slachtoffer 4] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door die [slachtoffer 4] via de telefoon dreigend de woorden toe te voegen:
- " Als je niet ophoudt kom jij ook op de dodenlijst en krijg je een kogel door je hoofd" en "Lieve schat, bij deze dit is een belofte hou één keer mijn kind bij me weg en dan gaan er koppen rollen", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:

1.meer subsidiair

poging tot zware mishandeling;

2.
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;

3.

bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf en maatregel

7.1.
Algemene overweging
De straf en maatregel die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf en maatregel zijn gebaseerd
De verdachte heeft zijn stiefvader meermalen hard tegen het hoofd geslagen. Dit geweld is ernstig en heeft een onaanvaardbare inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. De verdachte heeft geen enkele verantwoordelijkheid voor zijn daad genomen. Dit rekent de rechtbank de verdachte aan.
Daarnaast heeft de verdachte kort na dit geweldsincident zijn moeder met de dood bedreigd door haar spraakberichten te sturen via Whatsapp. Tot slot heeft de verdachte, terwijl hij gedetineerd was voor deze zaken, vanuit de penitentiaire inrichting zijn ex-partner via de telefoon met de dood bedreigd. Door aldus te handelen heeft de verdachte de betrokkenen vrees aangejaagd. Zij voelden zich hierdoor niet meer veilig, zelfs niet in hun eigen woonomgeving.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
5 maart 2025, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportage
Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 18 maart 2025. Dit rapport houdt het volgende in.
De reclassering heeft geen aanwijzingen voor een delictpatroon. De verdachte vindt niet dat hij problemen heeft op het gebied van agressieregulatie en/of middelengebruik. Op basis van de SCIL en de gespreksindruk heeft de reclassering aanwijzingen dat er bij de verdachte sprake is van een verstandelijke beperking. Gezien zijn mogelijke verstandelijke beperking en gezien het ten laste gelegde acht de reclassering een nader diagnostisch onderzoek en een behandeling door een passende instelling voor ambulante forensische GGZ geïndiceerd.
Gelet op het voorgaande acht de reclassering het risico op recidive lastig in te schatten. De reclassering komt tot een gemiddelde kans op recidive en adviseert tot oplegging van een (deels) voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarden: een meldplicht bij de reclassering, een ambulante behandeling, een contactverbod met zijn stiefvader en een locatieverbod (zonder elektronische monitoring) voor de woning van zijn moeder en stiefvader.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Bij de ernst van de feiten past een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
Nu de reclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden adviseert en de rechtbank dit noodzakelijk acht, zal de rechtbank een deel van de straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Ter voorkoming van strafbare feiten wordt aan de verdachte de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de duur van twee jaar opgelegd, inhoudende een gebiedsverbod voor de woningen van de slachtoffers ( [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] ) op de adressen [adres 2] te Rotterdam en [adres 3] te Rotterdam, alsmede een contactverbod met [slachtoffer 2] (geboren op [geboortedatum 2] 1973).
Nu er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen of zich belastend zal gedragen jegens de slachtoffers wordt bevolen dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf en maatregel passend en geboden.

8.Vordering benadeelde partij

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd [slachtoffer 4] ter zake van het onder 3 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 750,- aan immateriële schade.
8.1.
Standpunt officier van justitie en verdediging
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, vermeerderd met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft primair geconcludeerd tot afwijzing van de vordering van de benadeelde partij, nu de vordering niet is onderbouwd. Subsidiair stelt de verdediging zich op het standpunt dat de vordering dient te worden gematigd.
8.2.
Beoordeling
De benadeelde partij zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat de vordering onvoldoende is onderbouwd.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard, zal de benadeelde partij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.
8.3.
Conclusie
In deze procedure wordt over de gevorderde schadevergoeding geen inhoudelijke beslissing genomen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 38v, 38w, 45, 57, 285 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de onder 1 primair en 1 subsidiair ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 meer subsidiair, 2 en 3 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 120 (honderdtwintig) dagen;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
16 (zestien) dagen niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde zal zich binnen drie werkdagen na het ingaan van de proeftijd melden bij Reclassering Leger des Heils op het adres [adres 4] , [postcode 2] [plaats 2] . De veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
2. de veroordeelde zal zich laten behandelen door De Waag of een soortgelijke ambulante instelling voor forensische GGZ, te bepalen door de reclassering, en werkt mee aan diagnostisch onderzoek, indien deze instelling in overleg met de reclassering dit noodzakelijk acht ten behoeve van de behandeling. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt.
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
legt de veroordeelde op
de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de
duur van 2 (twee) jaar,inhoudende dat de veroordeelde wordt bevolen:
1a. zich niet op te houden op de adressen [adres 2] te Rotterdam en [adres 3] te Rotterdam, gedurende 2 (twee) jaar na heden;
1b. zich te onthouden van direct of indirect contact met [slachtoffer 2] (geboren op [geboortedatum 2] -1973), gedurende 2 (twee) jaar na heden;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde niet aan de maatregel voldoet, vervangende hechtenis zal worden toegepast;
bepaalt dat voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan vervangende hechtenis wordt toegepast voor de duur van 2 (twee) weken;
toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op en zal in totaal ten hoogste 6 (zes) maanden bedragen;
beveelt dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van 4 april 2025. Deze beslissing is afzonderlijk geminuteerd;
verklaart de
benadeelde partij [slachtoffer 4]niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. E.M. Havik, voorzitter,
en mrs. P.C. Tuinenburg en J.C. de Vries, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. K. Dere, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1. primair
hij op of omstreeks 22 december 2024 te Rotterdam
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 2] opzettelijk van het leven te beroven,
- meermalen, althans eenmaal, tegen het hoofd, althans het lichaam, van die [slachtoffer 2] heeft geslagen,
- meermalen, althans eenmaal, tegen de buik en/of het hoofd, althans het lichaam van die [slachtoffer 2] , heeft geschopt, en/of
- meermalen, althans eenmaal, (met kracht) de keel van die [slachtoffer 2] heeft dichtgeknepen en/of dichtgehouden (ten gevolge waarvan die [slachtoffer 2] buiten bewustzijn is geraakt), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
1. subsidiair
hij op of omstreeks 22 december 2024 te Rotterdam
aan [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een gescheurd/gebroken jukbeen en/of oogkas en/of een hersenschudding en/of een scheur in het hoofd en/of gekneusde ribben en/of borstkas, heeft toegebracht door die [slachtoffer 2]
- meermalen, althans eenmaal, tegen het hoofd, althans het lichaam, te slaan,
- meermalen, althans eenmaal, tegen de buik en/of het hoofd, althans het lichaam, te schoppen, en/of
- meermalen, althans eenmaal, (met kracht) de keel van die [slachtoffer 2] dicht te knijpen en/of te houden (ten gevolge waarvan die [slachtoffer 2] buiten bewustzijn is geraakt);
1. meer subsidiair
hij op of omstreeks 22 december 2024 te Rotterdam
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
- meermalen, althans eenmaal, tegen het hoofd, althans het lichaam, van die [slachtoffer 2] heeft geslagen,
- meermalen, althans eenmaal, tegen de buik en/of het hoofd, althans het lichaam van die [slachtoffer 2] , heeft geschopt, en/of
- meermalen, althans eenmaal, (met kracht) de keel heeft dichtgeknepen en/of dichtgehouden (ten gevolge waarvan die [slachtoffer 2] buiten bewustzijn is geraakt), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 22 december 2024 te Rotterdam
[slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer 3] via Whatsapp (spraak)berichten dreigend de woorden toe te voegen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] hebben bereikt:
- " [voornaam slachtoffer 3] , ga nu vluchten voor je leven. Ik heb een kogel met zijn naam er op. [voornaam slachtoffer 2] , die eindigt in het ziekenhuis. Ik blaas die hele kankerhuis op. Ik ben nu mijn hele eigen kankerfamilie ben ik zat. Wat jullie jarenlang hebben gedaan ik krijg de schuld, nu ga ik jullie schuld geven. Mata o plomo. Oorlog is voor jullie. Gewaarschuwd, [voornaam slachtoffer 3] gaat zo doen. Hij gaat dood, voor oud en nieuw is hij dood. Laat hem vluchten, laar hem heel ver vluchten",
- " Je gaat nu de ware aard van [voornaam verdachte] zien. Nu gaat het komen. Plato o plomo, ik ben geladen",
- " Jij geeft [naam 1] nu aan [naam 2] mee, zo niet ik blaas alles op, echt alles! Jullie allemaal gaan er aan, allemaal!"
- " Jij gaat nu scheiden of er gaat er eentje dood, of er gaan er twee dood. Klaar!",
- " [voornaam slachtoffer 3] moet nu vluchten, geloof me. Hij gaat dood, laat hem vluchten. Hij moet nu vluchten, geloof me. Ik ga hem trekken op jullie kankerhoofden, klaar", en/of
-"En het leukste van alles is, ga ik het niet doen, dan staat er eentje nu om de hoek voor jullie klaar. Ik ben klaar met jullie. Ik ben de zwarte schaap. Nu ga je zien wat de zwarte schapen zijn", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
3.
hij op of omstreeks 9 februari 2025 te Rotterdam
[slachtoffer 4] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer 4] (via de telefoon) dreigend de woorden toe te voegen:
- " Als je niet ophoudt kom jij ook op de dodenlijst en krijg je een kogel door je hoofd" en/of "Lieve schat, bij deze dit is een belofte hou één keer mijn kind bij me weg en dan gaan er koppen rollen", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.