ECLI:NL:RBROT:2025:4940

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 april 2025
Publicatiedatum
24 april 2025
Zaaknummer
ROT 25/2183
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening voor bijzondere bijstand ter vervanging van huisraad

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam op 24 april 2025, wordt het verzoek om een voorlopige voorziening van de verzoeker afgewezen. De verzoeker had bijzondere bijstand aangevraagd voor de vervanging van huisraad, waaronder een fornuis, koelkast en wasmachine, omdat hij in financiële problemen verkeerde en niet in staat was om deze zelf aan te schaffen. Het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam had de aanvraag op 4 maart 2025 afgewezen, met de reden dat de verzoeker had kunnen sparen voor de vervangingen. De voorzieningenrechter oordeelt dat de situatie van de verzoeker niet zo spoedeisend is dat er een voorlopige maatregel getroffen moet worden. Hij stelt dat er andere mogelijkheden zijn om de periode tot de beslissing op het bezwaar te overbruggen, zoals het verkrijgen van hulp van derden of het zoeken naar goedkope of gratis apparaten via kringloopwinkels of Marktplaats.nl. De voorzieningenrechter merkt op dat het college de beoordeling van de schuldenlast van de verzoeker in de bezwaarprocedure moet meenemen, maar dat dit niet leidt tot een spoedeisende situatie die een voorlopige voorziening rechtvaardigt. De uitspraak benadrukt dat het ontbreken van reserveringsruimte door schulden op zich geen bijzondere omstandigheid is die de afwijzing van de aanvraag kan onderbouwen. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af, wat betekent dat de verzoeker op dit moment geen bijzondere bijstand ontvangt. Er is geen aanleiding voor vergoeding van griffierecht of proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 25/2183

uitspraak van de voorzieningenrechter van 24 april 2025 in de zaak tussen

[verzoeker] , uit [plaats] , verzoeker,

en

het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam, het college

(gemachtigde: mr. L.T. Krabbenborg).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker tegen de afwijzing van de aanvraag om bijzondere bijstand voor de vervanging van huisraad op grond van de Participatiewet (Pw).
1.1.
Het college heeft deze aanvraag met het besluit van 4 maart 2025 afgewezen.
Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
1.2.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 10 april 2025 op zitting
behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoeker, bijgestaan door [persoon A] , zijn tante, en de gemachtigde van het college.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

Waar gaat de zaak over?
2.1.
Verzoeker heeft bijzondere bijstand aangevraagd voor een fornuis (€ 450,-), een koelkast (€ 400,-) en een wasmachine (€ 450,-). Het college heeft deze aanvraag om bijzondere bijstand afgewezen omdat verzoeker volgens het college voor de vervanging van zijn witgoedartikelen had kunnen sparen.
2.2.
Verzoeker heeft aangevoerd dat hij op dit moment niet over een fornuis beschikt en dat hij niet de financiële middelen heeft om voor hem en zijn dochter maaltijden te kopen in een restaurant. Verder heeft zijn koelkast een kapotte vriezer en vertoont zijn wasmachine slijtage (lekkage). Verzoeker heeft niet kunnen sparen door schulden.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek af
3. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventuele) bodemprocedure niet.
4. Voor de vervanging van huisraad, zoals een wasmachine en een koelkast, moet in beginsel worden gereserveerd (gespaard). Verzoeker heeft gesteld dat hij door schulden niet heeft kunnen sparen. Als uitgangspunt geldt echter dat het ontbreken van reserveringsruimte in verband met schulden geen bijzondere omstandigheid is in de zin van artikel 35, eerste lid, van de Pw. In sommige situaties moet daarover anders worden geoordeeld. Hierbij kunnen bijvoorbeeld de aard en het ontstaan van de schulden van belang zijn. Dit blijkt uit een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep. [1] Niet gebleken is dat het college de in deze uitspraak bedoelde beoordeling heeft gemaakt. Het college zal dit, naar aanleiding van verzoekers stellingen over zijn schuldenlast, in de bezwaarprocedure alsnog moeten doen.
5. De voorzieningenrechter oordeelt dat niet aannemelijk is dat de situatie van verzoeker zo spoedeisend is dat het noodzakelijk is om, vooruitlopend op de beoordeling in de bezwaarprocedure, een voorlopige maatregel te treffen. De voorzieningenrechter vindt het niet aannemelijk dat er geen andere mogelijkheden zijn om de periode tot aan de beslissing op het bezwaar te overbruggen, al dan niet hulp van derden. De voorzieningenrechter weegt hierbij ook mee dat het college verzoeker het advies heeft gegeven om te proberen via kringloopwinkels of Marktplaats.nl aan goedkope of gratis apparaten te komen. Niet gebleken is dat verzoeker dit heeft geprobeerd.
6. De rechtbank merkt nog op dat ter zitting is besproken dat het goed zou zijn als verzoeker hulp krijgt bij zijn schulden. Verzoeker is het hiermee eens. Afgesproken is dat de schuldenfunctionaris van de rechtbank contact zal opnemen met verzoeker.

Conclusie en gevolgen

7. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Dat betekent dat het college verzoeker op dit moment geen bijzondere bijstand hoeft toe te kennen. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Veling, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van P. Deinum, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 24 april 2025.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Uitspraak van 21 november 2023, ECLI:NL:CRVB:2023:2263.