In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, gaat het om een huurovereenkomst tussen BF-009 B.V. en een gedaagde, waarbij de verhuurder stelt dat de huurder het gehuurde pand niet volgens de overeengekomen bestemming als apparthotel gebruikt. De huurder, die sinds 1 januari 2018 het pand huurt, heeft het gehuurde volgens de verhuurder in strijd met de bestemming gebruikt door de appartementen als zelfstandige woonruimte onder te verhuren. De verhuurder vordert ontbinding van de huurovereenkomst, ontruiming van het gehuurde, schadevergoeding, boetes en kosten. De gedaagde betwist deze vorderingen en stelt dat hij het gehuurde altijd als apparthotel heeft gebruikt, wat door de vorige eigenaar ook bekend was.
Tijdens de zitting op 14 maart 2025 zijn beide partijen en hun gemachtigden gehoord. De kantonrechter heeft de argumenten van beide partijen afgewogen. De verhuurder heeft verschillende feiten en omstandigheden aangevoerd om zijn stelling te onderbouwen, waaronder het feit dat de meeste gebruikers ingeschreven staan in de Basisregistratie Personen en dat de appartementen niet op reguliere hotelsites worden aangeboden. De gedaagde heeft echter betoogd dat het gebruik van het gehuurde nooit is veranderd en dat de aard van het gebruik in overeenstemming is met de bestemming van het pand.
De kantonrechter heeft geoordeeld dat niet is komen vast te staan dat de gedaagde het gebruik van het gehuurde heeft gewijzigd en dat het gebruik nog steeds in overeenstemming is met de bestemming van de huurovereenkomst. De vorderingen van de verhuurder zijn afgewezen, en de proceskosten zijn voor rekening van de verhuurder, omdat deze ongelijk heeft gekregen. De kantonrechter heeft de proceskosten begroot op € 947,-, inclusief wettelijke rente, en het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard.