ECLI:NL:RBROT:2025:4977

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 april 2025
Publicatiedatum
24 april 2025
Zaaknummer
11310910 CV EXPL 24-23609
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurovereenkomst en gebruiksbestemming van een pand als apparthotel

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, gaat het om een huurovereenkomst tussen BF-009 B.V. en een gedaagde, waarbij de verhuurder stelt dat de huurder het gehuurde pand niet volgens de overeengekomen bestemming als apparthotel gebruikt. De huurder, die sinds 1 januari 2018 het pand huurt, heeft het gehuurde volgens de verhuurder in strijd met de bestemming gebruikt door de appartementen als zelfstandige woonruimte onder te verhuren. De verhuurder vordert ontbinding van de huurovereenkomst, ontruiming van het gehuurde, schadevergoeding, boetes en kosten. De gedaagde betwist deze vorderingen en stelt dat hij het gehuurde altijd als apparthotel heeft gebruikt, wat door de vorige eigenaar ook bekend was.

Tijdens de zitting op 14 maart 2025 zijn beide partijen en hun gemachtigden gehoord. De kantonrechter heeft de argumenten van beide partijen afgewogen. De verhuurder heeft verschillende feiten en omstandigheden aangevoerd om zijn stelling te onderbouwen, waaronder het feit dat de meeste gebruikers ingeschreven staan in de Basisregistratie Personen en dat de appartementen niet op reguliere hotelsites worden aangeboden. De gedaagde heeft echter betoogd dat het gebruik van het gehuurde nooit is veranderd en dat de aard van het gebruik in overeenstemming is met de bestemming van het pand.

De kantonrechter heeft geoordeeld dat niet is komen vast te staan dat de gedaagde het gebruik van het gehuurde heeft gewijzigd en dat het gebruik nog steeds in overeenstemming is met de bestemming van de huurovereenkomst. De vorderingen van de verhuurder zijn afgewezen, en de proceskosten zijn voor rekening van de verhuurder, omdat deze ongelijk heeft gekregen. De kantonrechter heeft de proceskosten begroot op € 947,-, inclusief wettelijke rente, en het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 11310910 CV EXPL 24-23609
datum uitspraak: 25 april 2025
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
BF-009 B.V.,
vestigingsplaats: Breda,
eiseres,
gemachtigde: mr. E.B.M. Brons-Sikkelbroeck,
tegen
[gedaagde],
woonplaats: [woonplaats] ,
gedaagde,
gemachtigde: mr. M.J. Goedhart.
De partijen worden hierna ‘BF-009’ en ‘ [gedaagde] ’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 10 september 2024, met bijlagen;
  • het antwoord, met bijlagen;
  • de akte van BF-009, met bijlagen;
  • de brief van [gedaagde] van 3 maart 2025, met bijlagen;
  • de brief van [gedaagde] van 6 maart 2025, met bijlagen;
  • de spreekaantekeningen van BF-009;
  • de spreekaantekeningen van [gedaagde] .
1.2.
Op 14 maart 2025 is de zaak tijdens een zitting met partijen en hun gemachtigden besproken.

2.De beoordeling

Wat gaat de zaak over?
2.1.
[gedaagde] huurt vanaf 1 januari 2018 het pand aan de [adres] in Rotterdam (hierna: het gehuurde). BF-009 is sinds 22 mei 2018 eigenaar van het gehuurde. In de huurovereenkomst staat: ‘
Het gehuurde zal door of vanwege huurder worden bestemd om te worden gebruikt alsapparthotel.’ Volgens BF-009 handelt [gedaagde] in strijd met deze bestemming, omdat hij de appartementen of wooneenheden onderverhuurt als zelfstandige woonruimte en levert dat een tekortkoming op die de ontbinding van de huurovereenkomst
rechtvaardigt. Zij vordert dit dan ook in deze procedure, met ontruiming van het gehuurde, schadevergoeding, boetes en kosten. [gedaagde] is het hiermee niet eens. De vorderingen worden afgewezen. Hierna wordt uitgelegd waarom.
Bestemming
2.2.
De vraag die partijen in de kern verdeeld houdt, is of [gedaagde] het gehuurde gebruikt in strijd met de bestemming van ‘apparthotel’. BF-009 vindt dat dat het geval is en heeft daarvoor verschillende feiten en omstandigheden aangevoerd. Zo is gewezen op de huurovereenkomsten die met gebruikers worden gesloten en die zijn gebaseerd op het ROZ-model en bovendien meestal voor een jaar worden aangegaan. Dit verhoudt zich niet tot de vergunning tot logies die is afgegeven. Ook staan de meeste gebruikers ingeschreven in de Basisregistratie Personen (BRP). Verder worden de wooneenheden niet aangeboden op reguliere hotelsites, maar wel via Rotterdamapartments.com. Volgens BF-009 is [gedaagde] vanaf 2023 het gehuurde op deze manier in gebruik gaan nemen. Dat heeft onderzoek van onder andere reviews uitgewezen, waaruit namelijk bleek dat deze niet meer werden geplaatst door hotelgasten.
2.3.
[gedaagde] heeft als verweer toegelicht dat hij het gehuurde nooit anders is gaan gebruiken en dat de wijze van gebruik bekend was bij de vorige eigenaar. Hij betwist dan ook dat sprake is van enige strijd met de bestemming. Volgens hem zijn de gebruikers ermee bekend dat het gaat om tijdelijk verblijf in een hotelappartement en woont er niemand permanent. Verder maken, zoals ook opgenomen in de overeenkomsten, hotelservies deel uit van het gebruik. Het klopt dat regelmatig overeenkomsten worden gesloten voor maximaal een jaar, maar volgens [gedaagde] betekent dat niet dat niet meer kan worden gesproken van gebruik als ‘apparthotel’. Alleen de duur is namelijk niet doorslaggevend, want er moet ook worden gekeken naar de aard van het gebruik en wat partijen daarbij voor ogen hebben gestaan. Over het aanbieden via Rotterdamappartments.com is aangevoerd dat dat meer geschikt is voor mensen die een verblijf voor langere tijd zoeken. De reguliere hotelsites is voor toeristen en kort verblijf. Ten slotte heeft [gedaagde] benadrukt dat het vertrek van gebruikers nooit tot problemen heeft geleid.
2.4.
Geoordeeld wordt dat niet is komen vast te staan dat [gedaagde] het gebruik van het gehuurde ergens in 2023 heeft gewijzigd, dat ervan wordt uitgegaan dat dat gebruik nog steeds volgens de bestemming in de huurovereenkomst is en dat dus geen sprake is van een tekortkoming die een ontbinding rechtvaardigt. Ondanks de gewisselde stukken met een groot aantal bijlagen en het gesprek op de zitting is namelijk onvoldoende duidelijk geworden dat een wijziging in strijd met de bestemming heeft plaatsgevonden. [gedaagde] heeft dit gemotiveerd betwist en toegelicht dat dat gebruik nooit anders is geweest. Uit dat wat BF-009 heeft aangevoerd is bezwaarlijk op te maken dat dat niet klopt. Hierbij speelt mee dat over die bestemming in de huurovereenkomst niet meer is bepaald dan dat het gehuurde wordt gebruikt als ‘apparthotel’. Enige definitie of nadere concretisering daarvan is niet gegeven. Wel brengt de aard van die bestemming mee dat het anders dan een regulier hotel zich eerder en meer leent voor langer verblijf. Dat alle 17 wooneenheden die het gehuurde heeft een eigen keuken hebben, is daarvoor ook een aanwijzing. Niet valt dan ook zonder meer in te zien dat overeenkomsten voor maximaal een jaar, inclusief hotelservices, niet passen binnen de bestemming. Dat bij een verblijf van drie maanden een inschrijving in de BRP verplicht is, is niet bestreden. Die inschrijving is dus inherent aan een langer verblijf en de aard van de bestemming. Dat, voor zover al relevant, een en ander in strijd is met de hotelvergunning heeft BF-009 wel gesteld, maar verder niet geconcretiseerd.
Proceskosten
2.5.
De proceskosten komen voor rekening van BF-009, omdat zij ongelijk krijgt (artikel 237 Rv). De kantonrechter begroot de kosten die zij aan [gedaagde] moet betalen op € 812,- aan salaris voor de gemachtigde (2 punten x € 406,-) en € 135,- aan nakosten. Dat is in totaal € 947,-. Hier kan nog een bedrag bij komen als dit vonnis wordt betekend. De wettelijke rente wordt toegewezen.
Uitvoerbaar bij voorraad
2.6.
Dit vonnis wordt wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad verklaard, omdat [gedaagde] dat eist en BF-009 daar geen bezwaar tegen heeft gemaakt (artikel 233 Rv).

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
wijst de vorderingen af;
3.2.
veroordeelt BF-009 in de proceskosten, die aan de kant van [gedaagde] worden begroot op € 947,- met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over dat bedrag vanaf de vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot de dag dat volledig is betaald;
3.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. V.F. Milders en in het openbaar uitgesproken.
568