In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam op 27 februari 2025, staat de huurprijswijzigingsbepaling van Stichting Woonstad Rotterdam centraal. De eiseres, Woonstad, vertegenwoordigd door GGN Mastering Credit B.V., heeft een procedure aangespannen tegen twee gedaagden die niet in de procedure zijn verschenen. De zaak betreft een tussenvonnis van 27 juni 2024, waarin werd geoordeeld dat de huurprijswijzigingsbepaling oneerlijk is. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de eerste huurprijs van € 915,61 per maand moet blijven gelden. Woonstad kreeg de gelegenheid om zich uit te laten over een eventuele huurachterstand op basis van deze huurprijs.
Na een arrest van de Hoge Raad op 29 november 2024, dat aanleiding gaf om het eerdere oordeel deels te herzien, heeft de kantonrechter geconcludeerd dat een wijzigingsbepaling die de huurprijs verhoogt met meer dan 3% in beginsel oneerlijk is. Dit geldt ook voor de bepaling die partijen in deze zaak zijn overeengekomen. Woonstad heeft geen bijzondere omstandigheden aangevoerd die rechtvaardigen dat het opslagpercentage in dit geval niet als oneerlijk moet worden beschouwd. Daarom is het huurprijswijzigingsbeding, voor zover het betrekking heeft op het opslagpercentage, vernietigd.
De kantonrechter heeft aangegeven dat er onvoldoende gegevens zijn om de eventuele huurachterstand te berekenen op basis van de nieuwe huurprijs. Woonstad wordt in de gelegenheid gesteld om zich uit te laten over de hoogte van de huurachterstand, en de zaak is verwezen naar de rolzitting van 27 maart 2025. Verdere beslissingen zijn aangehouden, en de kantonrechter heeft bepaald dat de akte van Woonstad uiterlijk om 12:00 uur op de dag vóór de rolzitting op de griffie moet zijn ontvangen.