ECLI:NL:RBROT:2025:5041

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 maart 2025
Publicatiedatum
25 april 2025
Zaaknummer
11541238 VV EXPL 25-88
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kort geding over aanneming van werk met betrekking tot verbouwing van een woning en geschil over ontbinding van de overeenkomst

In deze zaak heeft eiseres, woonachtig in Schiedam, [eiseres], een kort geding aangespannen tegen [naam bedrijf 1], een aannemersbedrijf gevestigd in Rozenburg. De aanleiding voor het kort geding is een overeenkomst van aanneming van werk die in augustus 2024 is gesloten voor de verbouwing van eiseres' nieuwe woning. Eiseres heeft de overeenkomst buitengerechtelijk ontbonden wegens wanprestatie, omdat [naam bedrijf 1] herhaaldelijk de opleverdatum niet heeft gehaald. Eiseres vordert in dit kort geding de terugbetaling van de aanneemsom met rente, een gefixeerde schadevergoeding met rente, en vergoeding van buitengerechtelijke en proceskosten.

Tijdens de zitting op 14 maart 2025 is de zaak besproken, waarbij beide partijen aanwezig waren, vergezeld door hun gemachtigden. De kantonrechter heeft vastgesteld dat eiseres niet voldoende heeft onderbouwd dat er sprake is van een spoedeisend belang. De rechter heeft aangegeven dat voor een toewijzing van de vordering in kort geding, de vordering in voldoende mate vast moet staan en dat er omstandigheden moeten zijn die een onmiddellijke voorziening rechtvaardigen.

De kantonrechter heeft geconcludeerd dat er onvoldoende bewijs is geleverd om de spoedeisendheid van de vordering te onderbouwen. Bovendien is er een hoog restitutierisico, wat betekent dat eiseres het geldbedrag mogelijk niet kan terugbetalen als zij in de bodemprocedure ongelijk krijgt. Daarom heeft de kantonrechter de eisen van eiseres afgewezen en haar veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 678,-. Dit vonnis is uitgesproken door mr. I.W.M. Laurijssens op 28 maart 2025.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 11541238 VV EXPL 25-88
datum uitspraak: 28 maart 2025
Vonnis in kort geding van de kantonrechter
in de zaak van
[eiseres] ,
woonplaats: Schiedam,
eiseres,
gemachtigde: mr. B.V. Rafaela,
tegen
[gedaagde] ,
die handelt onder de namen
[naam bedrijf 1]en
[naam bedrijf 2],
woonplaats: Rozenburg,
gedaagde,
gemachtigde: N. Agayev LLM.
De partijen worden hierna ‘ [eiseres] ’ en ‘ [naam bedrijf 1] ’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 28 februari 2025, met bijlagen;
  • de e-mails van de gemachtigde van [naam bedrijf 1] van 13 maart 2025, met bijlagen;
  • de e-mail van gemachtigde van [eiseres] van 14 maart 2025, met bijlagen;
  • de spreekaantekeningen van de gemachtigde van [naam bedrijf 1] .
1.2.
Op 14 maart 2025 is de zaak tijdens een zitting besproken. Daarbij waren aanwezig:
  • [eiseres] , bijgestaan door de gemachtigde;
  • [gedaagde] , voornoemd, en de heer [persoon A] , werkzaam bij [naam bedrijf 1] Bouw en Aannemersbedrijf , bijgestaan door de gemachtigde.

2.De beoordeling

Waar gaat de zaak over?
2.1.
[eiseres] heeft [naam bedrijf 1] benaderd om haar nieuwe woning te verbouwen. In augustus 2024 hebben zij een overeenkomst van aanneming van werk met elkaar gesloten. Nadat [naam bedrijf 1] meermaals de geplande opleverdatum niet heeft gehaald, heeft [eiseres] de overeenkomst buitengerechtelijk ontbonden wegens wanprestatie. In deze zaak eist zij terugbetaling van de betaalde aanneemsom met rente en betaling van een gefixeerde schadevergoeding met rente. Ook eist zij betaling van buitengerechtelijke- en proceskosten. [naam bedrijf 1] is het daar niet mee eens.
Spoedeisend belang
2.2.
Bij de beoordeling van een vordering tot betaling van een geldsom in kort geding is terughoudendheid op zijn plaats. Om een dergelijke vordering in kort geding te kunnen toewijzen is nodig dat die vordering in voldoende mate vaststaat. Ook moet er sprake zijn van omstandigheden die meebrengen dat, vanwege een grote mate van spoedeisendheid, een onmiddellijke voorziening moet worden getroffen. Ten slotte moet rekening worden gehouden met het risico dat de eiseres het geldbedrag niet kan terugbetalen in het geval zij in de bodemprocedure alsnog in het ongelijk wordt gesteld.
2.3.
Het is aan [eiseres] als eisende partij om te stellen en te onderbouwen dat zij een spoedeisend belang heeft bij de eisen die zij instelt. Slechts indien het in hoge mate aannemelijk is dat de geldvordering door de bodemrechter zal worden toegewezen, bestaat er aanleiding minder strenge eisen aan de spoedeisendheid te stellen. Daarvan is in deze zaak geen sprake. De kantonrechter constateert dat partijen onder meer strijden over de vraag of de buitengerechtelijke ontbinding door eiseres in rechte stand kan houden, nu geen ingebrekestelling is verzonden. Ook op andere cruciale punten is door gedaagde uitgebreid verweer gevoerd. Op basis van hetgeen partijen over en weer hebben aangevoerd, kan de kantonrechter in dit kort geding geen inhoudelijke beslissing over de eisen nemen. Daarvoor zou verder onderzoek en mogelijk nadere bewijslevering nodig zijn en een kort gedingprocedure leent zich daar niet voor. Bovendien volgt uit de eigen stellingen van [eiseres] dat sprake is van een hoog restitutierisico en heeft [eiseres] het gestelde spoedeisende belang niet met stukken onderbouwd. Het voorgaande maakt dat geen spoedeisend belang kan worden aangenomen. De eis wordt daarom afgewezen.
[eiseres] moet de proceskosten betalen
2.4.
De proceskosten komen voor rekening van [eiseres] , omdat zij ongelijk krijgt (artikel 237 Rv). De kantonrechter begroot de kosten die [eiseres] aan [naam bedrijf 1] moet betalen op € 543,- aan salaris voor de gemachtigde en € 135,- aan nakosten. Dat is in totaal € 678,-. Hier kan nog een bedrag bij komen als dit vonnis wordt betekend.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
wijst de eisen af;
3.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, die aan de kant van [naam bedrijf 1] worden begroot op € 678,-.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.W.M. Laurijssens en in het openbaar uitgesproken.
43416