ECLI:NL:RBROT:2025:5060

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
4 februari 2025
Publicatiedatum
25 april 2025
Zaaknummer
C/10/690128 / KG ZA 24-1136
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot nakoming omgangsregeling met dwangsom in kort geding

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 4 februari 2025 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een man en een vrouw, waarbij de man vorderde dat de vrouw zou meewerken aan de eerder vastgestelde omgangsregeling met hun minderjarige kind. De vrouw was niet verschenen tijdens de mondelinge behandeling op 21 januari 2024, ondanks dat zij daartoe was opgeroepen. De man, die in detentie zit, heeft de minderjarige voor het laatst in oktober 2024 gezien en vordert dat de vrouw haar medewerking verleent aan de omgangsregeling, die inhoudt dat de vrouw met de minderjarige de man om de week op zaterdag bezoekt in de PI Rotterdam. De rechtbank oordeelde dat er sprake is van spoedeisend belang, aangezien er momenteel geen contact is tussen de man en de minderjarige. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de vrouw de omgangsregeling niet nakomt en heeft de gevorderde dwangsom toegewezen van € 250,- per dag dat de vrouw in gebreke blijft. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team familie
Zittingsplaats Rotterdam
zaaknummer / rolnummer: C/10/690128 / KG ZA 24-1136
Vonnis in kort geding van 4 februari 2025
in de zaak van
[naam man] ,
wonende te [woonplaats 1] ,
eiser,
advocaat mr. C.C.J.L. Huurman-Ip Vai Ching te Rotterdam,
tegen
[naam vrouw] ,
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna de man en de vrouw genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit de dagvaarding.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 21 januari 2024. Daarbij zijn verschenen:
  • de man, bijgestaan door zijn advocaat;
  • de raad voor de kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht (hierna: de raad), als adviseur, vertegenwoordigd door [persoon A] .
De vrouw is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet tijdens de mondelinge behandeling verschenen.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Uit de vrouw is geboren de minderjarige:
[minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2022 te [geboorteplaats] .
2.2.
De man heeft de minderjarige erkend.
2.3.
Bij vonnis van de rechtbank Rotterdam van 1 februari 2024 is bepaald dat de regeling van de uitoefening van het omgangsrecht (hierna: omgangsregeling) als volgt zal zijn: de vrouw zal met [minderjarige] de man bezoeken in de PI Rotterdam locatie de Schie om de week op zaterdag van 14:15 uur tot 15:15 uur. Tijdens het bezoek zal rekening moeten worden gehouden met wat [minderjarige] , gelet op zijn zeer jonge leeftijd, aankan. Ook heeft te gelden (i) dat het bezoek bij voorkeur plaatsvindt in de familiekamer van de PI en als dat niet mogelijk is in de algemene bezoekersruimte, (ii) tijdens het bezoek geen ander bezoek voor de man aanwezig is en (iii) partijen respectvol met elkaar omgaan.

3.Het geschil

3.1.
De man vordert:
  • te bepalen dat de vrouw gehouden is om na betekening van het in dezen te wijzen vonnis haar medewerking te verlenen aan de eerder bij vonnis van 1 februari 2024 bepaalde omgangsregeling, waarbij de vrouw met de minderjarige de man om week op zaterdag (danwel een nader te bepalen andere dag) bezoekt in de PI De Schie;
  • de vrouw te veroordelen aan het bepaalde onder I uitvoering te geven, zulks op straffe van een dwangsom van € 250,- per dag of dagdeel dat de vrouw in gebreke blijft aan een daartoe veroordelend vonnis te voldoen;
  • met veroordeling van de vrouw in de kosten van het geding, salaris advocaat daaronder begrepen.
3.2.
De vrouw is in de procedure niet verschenen.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Spoedeisendheid

4.1.
Alvorens toe te komen aan de inhoudelijke beoordeling van de vordering, moet worden beoordeeld of sprake is van een spoedeisend belang. Bij het beoordelen van de spoedeisendheid dient de vraag beantwoord te worden of van de man niet gevergd kan worden dat hij een bodemprocedure afwacht. Gezien het feit dat er op dit moment geen contact is tussen de man en de minderjarige acht de rechtbank de zaak spoedeisend.
Inhoudelijk
4.2.
Bij de dagvaarding zijn de bij de wet voorgeschreven formaliteiten in acht genomen, zodat het gevraagde verstek zal worden verleend.
4.3.
Volgens de man houdt de vrouw zich niet aan de door de voorzieningenrechter vastgestelde omgangsregeling. De man heeft de minderjarige in oktober 2024 voor het laatst gezien. De man zit in detentie, waardoor hij op geen andere manier contact kan leggen met de minderjarige.
4.4.
De vrouw is niet verschenen en heeft geen verweer gevoerd.
4.4.1.
Uit de stukken en het aangevoerde tijdens de mondelinge behandeling is niet gebleken dat de vastgestelde omgangsregeling niet langer in het belang is van de minderjarige. De voorzieningenrechter acht het dan ook in het belang van de minderjarige dat de vastgestelde omgangsregeling wordt gecontinueerd, zodat de minderjarige contact blijft houden met de man.
4.5.
Nu vast is komen te staan dat de vrouw de omgangsregeling niet nakomt, zal de voorzieningenrechter de gevorderde dwangsom toewijzen.
4.6.
De man vordert tevens de vrouw te veroordelen in de proceskosten. Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt. De voorzieningenrechter wil de vrouw nog een laatste kans geven, waarom de vrouw niet veroordeeld zal worden tot een kostenveroordeling.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
verleent verstek tegen de niet verschenen gedaagde;
5.2.
veroordeelt de vrouw tot nakoming van de door partijen overeengekomen omgangsregeling, in die zin dat:
de vrouw zal met [minderjarige] de man bezoeken in de PI Rotterdam locatie de Schie om de week op zaterdag van 14:15 uur tot 15:15 uur. Tijdens het bezoek zal rekening moeten worden gehouden met wat [minderjarige] , gelet op zijn zeer jonge leeftijd, aankan. Ook heeft te gelden (i) dat het bezoek bij voorkeur plaatsvindt in de familiekamer van de PI en als dat niet mogelijk is in de algemene bezoekersruimte, (ii) tijdens het bezoek geen ander bezoek voor de man aanwezig is en (iii) partijen respectvol met elkaar omgaan;
5.3.
veroordeelt de vrouw om aan de man een dwangsom te betalen van € 250,- voor iedere dag dat zij niet aan de in 5.2. uitgesproken hoofdveroordeling voldoet, tot een maximum van € 10.000,- is bereikt;
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.C.A. de Groot en in het openbaar uitgesproken op 4 februari 2025. [1]

Voetnoten

1.type: