In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 4 februari 2025 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een man en een vrouw, waarbij de man vorderde dat de vrouw zou meewerken aan de eerder vastgestelde omgangsregeling met hun minderjarige kind. De vrouw was niet verschenen tijdens de mondelinge behandeling op 21 januari 2024, ondanks dat zij daartoe was opgeroepen. De man, die in detentie zit, heeft de minderjarige voor het laatst in oktober 2024 gezien en vordert dat de vrouw haar medewerking verleent aan de omgangsregeling, die inhoudt dat de vrouw met de minderjarige de man om de week op zaterdag bezoekt in de PI Rotterdam. De rechtbank oordeelde dat er sprake is van spoedeisend belang, aangezien er momenteel geen contact is tussen de man en de minderjarige. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de vrouw de omgangsregeling niet nakomt en heeft de gevorderde dwangsom toegewezen van € 250,- per dag dat de vrouw in gebreke blijft. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.