ECLI:NL:RBROT:2025:5063

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
4 februari 2025
Publicatiedatum
25 april 2025
Zaaknummer
C/10/690653 / KG ZA 24-1171
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige omgangsregeling tussen vader en minderjarige in kort geding

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam, is op 4 februari 2025 een vonnis gewezen in kort geding met zaaknummer C/10/690653 / KG ZA 24-1171. De zaak betreft een verzoek van de man, de biologische vader van de minderjarige, om een voorlopige omgangsregeling vast te stellen. De vrouw, de moeder van de minderjarige, heeft verweer gevoerd en stelt dat er zorgen zijn over de veiligheid van de minderjarige tijdens het contact met de man, onder andere vanwege drugsgebruik en de aanwezigheid van veel personen in de woning van de man. De rechtbank heeft vastgesteld dat er eerder positieve contactmomenten zijn geweest tussen de man en de minderjarige en dat er geen noodzaak is voor begeleide omgang. De rechtbank heeft de vordering van de man toegewezen en een voorlopige omgangsregeling vastgesteld waarbij de minderjarige iedere zaterdag van 10.00 uur tot 14.00 uur bij de man verblijft, in aanwezigheid van de moeder van de man. Tevens is er een raadsonderzoek gelast om de definitieve omgangsregeling te onderzoeken. De rechtbank heeft de kosten van de procedure gecompenseerd en het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team familie
Zittingsplaats Rotterdam
zaaknummer / rolnummer: C/10/690653 / KG ZA 24-1171
Vonnis in kort geding van 4 februari 2025
in de zaak van
[naam man],
wonende te [woonplaats 1] ,
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat mr. J.M. Wigman te Den Haag,
tegen
[naam vrouw],
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. H.J. Ruysendaal te Rotterdam.
Partijen zullen hierna de man en de vrouw genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met bijlagen;
  • de conclusie van antwoord in conventie tevens eis in reconventies met bijlagen.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 21 januari 2024. Daarbij zijn verschenen:
  • de man, bijgestaan door zijn advocaat;
  • de vrouw, bijgestaan door haar advocaat;
  • de raad voor de kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht (hierna: de raad), als adviseur, vertegenwoordigd door [persoon A] .
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Uit de vrouw is geboren de minderjarige:
[minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2021 te [geboorteplaats] .
2.2.
De minderjarige is erkend door [persoon B] .

3.Het geschil in conventie en reconventie

3.1.
De man vordert samengevat:
- de vrouw te veroordelen tot nakoming van een door de rechtbank vast te stellen voorlopige regeling van de uitoefening van het omgangsrecht (hierna: omgangsregeling), in afwachting van een beslissing in de bodemprocedure, waarbij de minderjarige bij de man zal zijn:
- gedurende de eerste twee weken: op zaterdag van 10.00 uur tot 14.00 uur alsmede op dinsdag van 10.00 uur tot 14.00 uur;
- gedurende de daarop volgende twee weken: op zaterdag van 10.00 uur tot 19.00 uur alsmede op dinsdag van 10.00 uur tot 19.00 uur;
- gedurende de daarop volgende acht weken: eenmaal per veertien dagen van zaterdag 10.00 uur tot zondag 12.00 uur, alsmede op iedere dinsdag van 10.00 uur tot 19.00 uur;
- gedurende de periode daarna (tot aan een beslissing in de bodemprocedure): eenmaal per veertien dagen van zaterdag 10.00 uur tot zondag 19.00 uur, alsmede op iedere dinsdag van 10.00 uur tot 19.00 uur;
op verbeurte van een dwangsom van € 500,- voor iedere dag dat de vrouw in gebreke blijft om aan het in deze wijzen vonnis te voldoen.
- de vrouw te veroordelen om over te gaan tot nakoming van een door de rechtbank vast te stellen voorlopige maandelijkse informatie- en consultatieregeling, in afwachting van een beslissing in de bodem procedure, op verbeurte van een dwangsom van € 500,- voor iedere keer dat de vrouw in gebreke blijft om daaraan te voldoen.
3.2.
De vrouw voert gemotiveerd verweer en vordert een omgangsregeling vast te stellen waarbij eerst gedurende een langere tijd begeleide omgang zal plaatsvinden.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling in conventie en reconventie

Spoedeisendheid

4.1.
Alvorens toe te komen aan de inhoudelijke beoordeling van de vordering, moet worden beoordeeld of sprake is van een spoedeisend belang. Bij het beoordelen van de spoedeisendheid dient de vraag beantwoord te worden of van de man niet gevergd kan worden dat hij een bodemprocedure afwacht. Gezien het feit dat er op dit moment geen contact is tussen de man en de minderjarige acht de rechtbank de zaak spoedeisend.
Inhoudelijk
4.2.
Tussen partijen is, na het afnemen van een DNA-test, niet in geschil dat de man de biologische vader is van de minderjarige. De man is een bodemprocedure gestart zodat de man de mogelijkheid krijgt om de minderjarige te erkennen, het gezag te krijgen en structureel contact vast te leggen. Het is enkele maanden geleden dat de man de minderjarige heeft gezien.
4.3.
De vrouw heeft zorgen over het contact tussen de man en de minderjarige. Volgens de vrouw is er bij de man sprake van een onveilige situatie voor de minderjarige, mede in verband met drugsgebruik. Ook zouden er regelmatige veel personen in de woning van de man aanwezig zijn. De vrouw is tevens bang dat de minderjarige negatieve uitspraken over de vrouw hoort als de minderjarige bij de man verblijft. De vrouw staat niet onwelwillende tegenover het contact, maar dit contact moet volgens de vrouw wel onder begeleiding plaatsvinden.
4.4.
De rechtbank oordeelt als volgt. Er is sprake van een verstoorde verstandhouding tussen partijen. De raad heeft haar zorgen geuit over de verstandhoudingen tussen partijen en de verwijten die partijen over en weer maken. Het is van belang dat de minderjarige in een rustige omgeving opgroeit en onbelast contact kan hebben met beide ouders. De rechtbank acht het van groot belang voor de minderjarige dat op korte termijn contact komt tussen de man en de minderjarige. Er hebben reeds contactenmomenten tussen de man en de minderjarige plaatsgevonden die positief zijn verlopen. De rechtbank acht het niet realistisch dat begeleide contactmomenten door professionals op korte termijn kunnen worden opgestart, als dit überhaupt te realiseren is. Weliswaar is via de interventie Omgangsbegeleiding een contact tussen een minderjarige en een ouder mogelijk voor een beperkt aantal kontakten, maar dit heeft als doel het beoordelen van de interactie tussen een ouder en een minderjarige. In deze zaak staat vast dat het contact tussen de man en de minderjarige positief is. Volgens de man is het wel mogelijk dat zijn moeder tijdens de contactmomenten aanwezig is. Daarom stelt de rechtbank de volgende voorlopige omgangsregeling vast, waarbij de minderjarige iedere zaterdag van 10.00 uur tot 14.00 uur bij de man verblijft in aanwezigheid van de moeder van de man. De rechtbank acht het van belang dat de overdrachtsmomenten voor de minderjarige rustig verlopen. Het voorlopig minimaliseren van direct contact tussen de man en de vrouw zal hieraan bijdragen. Tijdens de mondelinge behandeling is afgesproken dat de vrouw daarom aan haar zus of zwager gaat vragen of zij de minderjarige willen halen en brengen. Indien dit niet mogelijk is zal de man de minderjarige halen en brengen.
4.5.
De rechtbank acht zich onvoldoende ingelicht om nu al een beslissing te nemen over de definitieve omgangsregeling. Gelet op de zorgen van partijen en de raad gelast de rechtbank een raadsonderzoek voor de definitieve omgangsregeling.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
in conventie en reconventie
5.1.
stelt vast dat de minderjarige voorlopig in het kader van de regeling van de uitoefening van het omgangsrecht bij de man zal zijn als volgt:
- iedere zaterdag van 10.00 uur tot 14.00 uur in aanwezigheid van de moeder van de man, waarbij zo mogelijk de zus of de zwager van de vrouw de minderjarige haalt en brengt en anders de man de minderjarige haalt en brengt.
5.2.
verzoekt de raad voor de kinderbescherming, regio Rotterdam-Dordrecht om onderzoek of andere bemoeienis over de regeling van de uitoefening van het omgangsrecht en aan de rechtbank te rapporteren en advies uit te brengen en dit rapport in te brengen in de bodemprocedure zaaknummer 684967 FA RK 24-6375;
5.3.
verklaart dit vonnis in conventie uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.C.A. de Groot en in het openbaar uitgesproken op 4 februari 2025. [1]

Voetnoten

1.type: