ECLI:NL:RBROT:2025:5095

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
16 april 2025
Publicatiedatum
28 april 2025
Zaaknummer
C/10/696477 / JE RK 25-590
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ondertoezichtstelling van minderjarigen in verband met onveilige opvoedomgeving en kindermishandeling

In deze beschikking van de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam, gedateerd 16 april 2025, wordt een ondertoezichtstelling uitgesproken voor de minderjarigen [minderjarige 1], [minderjarige 2] en [minderjarige 3]. De kinderrechter oordeelt dat er sprake is van een onveilige opvoedomgeving, waarbij sterke aanwijzingen zijn voor structurele kindermishandeling door de vader. De moeder en de vader zijn belast met het ouderlijk gezag, maar de situatie in de thuissituatie is zorgwekkend. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om de kinderen onder toezicht te stellen voor de duur van twaalf maanden, wat door de kinderrechter wordt toegewezen. De kinderrechter benadrukt dat vrijwillige hulpverlening niet toereikend is gezien de ernst van de situatie en dat er strikte regie moet worden gevoerd om de veiligheid van de kinderen te waarborgen. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat deze direct geldt, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De kinderrechter roept op tot het opstellen van een veiligheidsplan om de situatie te stabiliseren en de veiligheid van de kinderen te waarborgen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/696477 / JE RK 25-590
Datum uitspraak: 16 april 2025
Beschikking van de kinderrechter over een ondertoezichtstelling
in de zaak van
de Raad voor de Kinderbescherming, regio Rotterdam-Dordrecht,
gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen: de Raad,
over
[minderjarige 1],
geboren op [geboortedatum 1] 2018 in [geboorteplaats] , hierna te noemen: [minderjarige 1] ,
[minderjarige 2],
geboren op [geboortedatum 2] 2019 in [geboorteplaats] , hierna te noemen: [minderjarige 2] ,
[minderjarige 3],
geboren op [geboortedatum 3] 2022 in [geboorteplaats] , hierna te noemen: [minderjarige 3] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[naam moeder],
hierna te noemen: de moeder, wonende in [woonplaats 1] ,
advocaat: mr. R.V. Paniagua, kantoorhoudende te Rotterdam,
[naam vader],
hierna te noemen: de vader, wonende in [woonplaats 2] , thans gedetineerd in [detentieadres] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift met bijlagen van de Raad van
21 maart 2025, binnengekomen bij de rechtbank op diezelfde datum.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 16 april 2025. Daarbij waren aanwezig:
  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
  • de vader;
  • een vertegenwoordiger van de Raad, [naam 1] ;
  • een vertegenwoordiger van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond (hierna te noemen: de GI). [naam 2] .

2.De feiten

2.1.
De moeder en de vader zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] .
2.2.
[minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] wonen bij de moeder.

3.Het verzoek

De Raad verzoekt [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] onder toezicht te stellen voor de duur van twaalf maanden. De Raad verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

4.Het standpunt van de Raad

De Raad handhaaft ter zitting het verzoek en verwijst daarbij naar het raadsrapport. Het is van groot belang dat er op adequate wijze wordt toegezien op de fysieke en emotionele veiligheid van de kinderen.

5.Het standpunt van de GI

De GI ondersteunt ter zitting het verzoek en licht toe dat de beoogde jeugdbeschermer eerder betrokken is geweest bij het gezin, waardoor sprake is van een bekende en vertrouwde hulpverlener voor het gezin. Het is van belang dat er stevig regie wordt gevoerd en dat er traumabehandeling voor de kinderen wordt ingezet.

6.Het standpunt van de moeder

Door en namens de moeder wordt ter zitting ingestemd met het verzoek en zij licht het volgende toe. In de afgelopen periode is er veel gebeurd en samen met de kinderen begint de moeder langzaam haar draai te vinden in de nieuwe situatie. Gezien het verleden is de moeder nu terughoudend in het maken van keuzes; zij neemt de tijd om zorgvuldig de betrokken belangen af te wegen. De moeder staat open voor hulpverlening en heeft inmiddels een intake gehad voor een observatieperiode van een week bij Gezin Totaal, om in kaart te brengen wat er individueel nodig is. Daarnaast heeft zij contact met intensieve vrijwillige hulpverlening. In de komende periode zal de moeder gezien de huidige verstandhouding terughoudend zijn ten aanzien van het contact tussen de vader, diens familie en de kinderen. Het is van belang dat een jeugdbeschermer hierin een bemiddelende en toezichthoudende rol vervult.

7.Het standpunt van de vader

De vader stemt ter zitting in met het verzoek en brengt het volgende naar voren. De situatie wordt uitvergroot en hij wordt onterecht neergezet als de oorzaak van de problemen, terwijl zijn kant van het verhaal onvoldoende wordt geloofd. Hij geeft aan dat de ontstane situatie het directe gevolg is van het gedrag van de moeder, dat hem heeft getriggerd. Uiteindelijk zal blijken dat de spanningen in de thuissituatie door de moeder worden veroorzaakt. Het is belangrijk dat er toezicht op de situatie wordt gehouden, in het belang van de kinderen. Tot slot geeft hij aan het vervelend te vinden dat de moeder het contact tussen de kinderen en de oma (vz) belemmert.

8.De beoordeling

8.1.
Op basis van de stukken en de zitting is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke vereisten voor een ondertoezichtstelling. [1] De kinderrechter overweegt daartoe als volgt.
8.2.
[minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] groeien op in een onveilige opvoedsituatie. Er zijn sterke aanwijzingen dat sprake is geweest van structurele kindermishandeling door de vader. In de thuissituatie heeft zich herhaaldelijk ernstig geweld voorgedaan, waarbij de vader de kinderen heeft mishandeld en hen fors lichamelijk letsel heeft toegebracht. De moeder is door deze situatie in een positie van angst terecht gekomen, waardoor zij onvoldoende in staat is geweest om de kinderen te beschermen tegen het geweld vanuit de vader.
8.3.
Er bestaan ernstige zorgen over de partnerkeuzes van de moeder. Zij is in het verleden relaties aangegaan met mannen die gewelddadig gedrag vertoonden jegens haarzelf en de kinderen, waarbij zij onvoldoende in staat bleek hiertegen weerstand te bieden. De Raad heeft in de relatie tussen de moeder en de vader signalen gezien die mogelijk duiden op intieme terreur. De moeder erkent dat het eerder getoonde gewelddadige gedrag niet meer mag plaatsvinden, maar tegelijkertijd lijkt zij de ernst van de situatie deels te bagatelliseren. Daarnaast bestaan er zorgen of de moeder op dit moment wel voldoende in staat is om zich tegen de vader te verweren en daarmee haar kinderen adequaat te beschermen. Ten aanzien van de vader bestaan er ernstige zorgen over zijn problemen met het reguleren van zijn emoties, evenals over de veelvuldige strafbare feiten die hij heeft gepleegd. De vader legt de verantwoordelijkheid voor zijn boosheid voornamelijk bij de moeder en de kinderen en toont geen enkel inzicht in zijn eigen aandeel in de situatie. Hij zegt bovendien geen hulp nodig te hebben om zijn gedrag in de toekomst te veranderen. Er zijn dan ook grote zorgen over zijn opvoedvaardigheden en zijn vermogen om op een passende wijze aansluiting te vinden bij de behoeften van de kinderen.
8.4.
Daarnaast bestaan er zorgen over de ontwikkeling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . Beide kinderen vragen veel aandacht en vertonen fysiek grensoverschrijdend en ongepast gedrag. De herkomst van dit gedrag is nog onvoldoende duidelijk. Het lukt de ouders onvoldoende om dit gedrag op een passende wijze te begrenzen. Daarnaast blijft [minderjarige 2] achter in haar schoolse ontwikkeling en laat zij hierin onvoldoende groei zien.
8.5.
Het is positief dat de moeder zich openstelt voor hulpverlening en zich inmiddels heeft aangemeld voor een traject bij Gezin Totaal. Gelet op de ernst van de zorgen en het gebrek aan probleeminzicht bij de vader, acht de kinderrechter vrijwillige hulpverlening echter onvoldoende om de ontwikkelingsbedreiging van de kinderen weg te nemen. De kinderrechter is van oordeel dat de betrokkenheid van een jeugdbeschermer noodzakelijk is om sterk de regie te voeren, zicht te krijgen op de situatie en de noodzakelijk geachte hulpverlening in te zetten. De kinderrechter stelt daarom, zoals verzocht en niet weersproken, [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] onder toezicht voor de duur van twaalf maanden.
8.6.
De komende periode is het van belang dat er meer zicht komt op de opvoedomgeving en op de achterliggende factoren van het gedrag van beide ouders. Er moet strikte regie worden gevoerd om de veiligheid van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] te waarborgen. De kinderrechter onderschrijft het standpunt van de Raad dat veiligheid in dit geval een hogere prioriteit heeft dan omgang hebben met een gezaghebbende ouder. Het contact tussen de vader en de kinderen moet dan ook zorgvuldig en in het licht van veiligheid worden afgewogen. Het is daarbij van belang dat er een veiligheidsplan wordt opgesteld waarin helder wordt omschreven wat er nodig is om tot een veilige en stabiele situatie voor het gezin te komen.
8.7.
De kinderrechter verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.

9.De beslissing

De kinderrechter:
9.1.
stelt [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] onder toezicht van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond met ingang van 16 april 2025 tot 16 april 2026;
9.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 16 april 2025 door
mr. M.C. Woudstra, kinderrechter, in aanwezigheid van M.Y.R. Veldkamp als griffier, en op schrift gesteld op 23 april 2025.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.

Voetnoten

1.Artikel 1:255 Burgerlijk Wetboek (BW).