In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 30 april 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam over de herziening en terugvordering van een bijstandsuitkering. Eiseres ontving sinds 13 augustus 2020 een bijstandsuitkering, maar het college heeft deze herzien over de periode van 1 mei 2021 tot en met 31 mei 2022, omdat er contante stortingen en bijschrijvingen door derden op haar bankrekening zijn gedaan. Het college heeft op basis van deze gegevens € 2.347,15 teruggevorderd. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het college heeft dit ongegrond verklaard. Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank.
De rechtbank heeft de zaak behandeld en vastgesteld dat eiseres geen melding heeft gemaakt van de stortingen en bijschrijvingen, wat in strijd is met de inlichtingenplicht. Eiseres betoogde dat de stortingen eigen geld waren en dat het college ten onrechte deze als inkomen had aangemerkt. De rechtbank oordeelde echter dat eiseres niet voldoende bewijs had geleverd om aan te tonen dat de stortingen geen inkomen waren. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en handhaafde het besluit van het college, waardoor eiseres het griffierecht niet terugkreeg en geen vergoeding van proceskosten ontving.