ECLI:NL:RBROT:2025:5247

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
2 mei 2025
Publicatiedatum
29 april 2025
Zaaknummer
ROT 22/3581
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen last onder dwangsom wegens geluidshinder door kippen en hanen

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 2 mei 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een last onder dwangsom die was opgelegd door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente [plaats]. De last was opgelegd wegens geluidshinder veroorzaakt door hanen en kippen op het perceel van de belanghebbende. Eiser, die zich niet kon vinden in de opgelegde last, heeft beroep ingesteld. De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroep niet-ontvankelijk is, omdat eiser geen procesbelang meer heeft. Dit is het gevolg van de vernietiging van eerdere besluiten met betrekking tot de kippen en het feit dat er geen hanen meer op het perceel aanwezig zijn. De rechtbank heeft het beroep van eiser afgewezen en hem geen griffierecht of proceskostenvergoeding toegekend. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 22/3581

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 mei 2025 in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats] , eiser

(gemachtigde: mr. W. Koster),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente [plaats] , thans de [gemeente]
(gemachtigde: mr. C. Kleiman en J. Brinkman
).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel: [persoon A] uit [plaats] , belanghebbende
(gemachtigde: Y. van der Meulen).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de last onder dwangsom voor een overtreding van artikel 4:6a van de Algemene plaatselijke verordening [plaats] 2020 (APV) op het perceel [adres] in [plaats] (het perceel). Deze last heeft het college opgelegd aan belanghebbende. Eiser is het niet eens met de opgelegde last.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat het beroep niet-ontvankelijk is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
1.2.
Onder 2 staat het procesverloop in deze zaak. Onder 3 staat de beoordeling door de rechtbank. Aan het eind staat de beslissing van de rechtbank en de gevolgen daarvan.

Procesverloop

2. Op 23 oktober 2019 heeft eiser het college verzocht om handhavend op te treden tegen geluidhinder veroorzaakt door hanen op het perceel van belanghebbende.
2.1.
Met de brief van 19 maart 2021 heeft het college belanghebbende laten weten voornemens te zijn aan belanghebbende een last onder dwangsom op te leggen. Het college heeft hier een meetrapport van DCMR Milieudienst Rijnmond (DCMR) van 17 december 2020 aan ten grondslag gelegd waaruit blijkt dat op het perceel van belanghebbende de richtwaarde voor het maximale geluidniveau vanwege het gekraai van hanen werd overschreden.
2.2.
Met het besluit van 22 juni 2021 (het primaire besluit) heeft het college aan belanghebbende een last onder dwangsom opgelegd voor een overtreding van de APV op het perceel. Het college heeft aan de last ten grondslag gelegd dat belanghebbende in strijd handelt met artikel 4:6a van de APV. Belanghebbende moet de overtreding binnen zes weken beëindigen door de kippen en hanen weg te doen. Voldoet belanghebbende niet, niet volledig of niet tijdig aan deze last dan verbeurt hij een van rechtswege een dwangsom van € 200,- per keer dat geconstateerd wordt dat de genoemde maatregel niet is genomen en daarmee de overlast voortduurt, tot een maximum van € 5.000,-.
2.3.
Met een besluit van 1 februari 2022 is het college bij het primaire besluit gebleven. Vervolgens heeft het college met een besluit van 22 juni 2022 de last ten aanzien van belanghebbende aangepast voor wat betreft de kippen. Dit laatste is gebeurd nadat er een medewerker van DCMR op het perceel is geweest die heeft geconstateerd dat belanghebbende een afscheiding heeft gemaakt ter hoogte van het perceel van belanghebbende. Er zit daardoor twintig meter tussen de gevel en de kippen. Met de door belanghebbende getroffen maatregelen lijkt het erop dat er geen tot weinig overlast zal worden ervaren, omdat het de kippen betreft die voor wat betreft geluid een ander effect hebben dan hanen. De last ten aanzien van de kippen is aangepast in die zin dat belanghebbende zodanige maatregelen dient te nemen dat de hinderkwalificatie ten aanzien van het kippengeluid niet hoger is dan maximaal 10 dB boven het referentieniveau. Dat betekent dat voor de kippen de volgende grenswaarden voor het maximale geluidniveau wordt gehanteerd: dagperiode 50 dB(A), avondperiode 45 dB(A)) en in de nacht 40 dB(A).
2.4.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 22 juni 2022. Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift van 10 maart 2025.
2.5.
De rechtbank heeft het beroep op 24 maart 2025 op zitting behandeld. De zaak is ter zitting behandeld samen met de zaak met zaaknummer ROT 22/1291. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser, belanghebbende, de gemachtigde van belanghebbende en de gemachtigden van het college.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank stelt allereerst vast dat het beroep van eiser, gelet op artikel 6:19, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), zowel betrekking heeft op het besluit van 1 februari 2021 als op het besluit van 22 juni 2022.
Procesbelang
4. Met de uitspraak van 28 april 2025 in zaak ROT 22/1291 heeft de rechtbank het besluit van 1 februari 2022 vernietigd voor zover het ziet op de kippen, het besluit van 22 juni 2022 vernietigd en het primaire besluit van 22 juni 2021 herroepen voor zover het de last onder dwangsom ten aanzien van de kippen betreft.
4.1.
Niet in geschil is dat eiser de hanen in augustus 2021 heeft weggehaald en dat er geen hanen meer op het perceel zijn, zoals ter zitting is bevestigd.
4.2.
De rechtbank ziet zich gelet op deze ontwikkelingen ambtshalve voor de vraag gesteld of eiser nog procesbelang heeft bij zijn beroep.
4.3.
Procesbelang is het belang dat een belanghebbende heeft bij de uitkomst van een procedure. Daarbij gaat het erom of het doel dat de belanghebbende voor ogen staat met het rechtsmiddel kan worden bereikt en voor de belanghebbende van feitelijke betekenis is. [1]
4.4.
De rechtbank verklaart het beroep van eiser niet-ontvankelijk. Door de vernietiging van de besluiten ten aanzien van de kippen en het feit dat der geen hanen meer op het perceel van eiser zijn, kan eiser met deze procedure geen resultaat bereiken dat voor hem feitelijk van betekenis is. Eiser heeft dan ook geen belang meer bij de beoordeling van zijn beroep.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is niet-ontvankelijk. De rechtbank beoordeelt de zaak om deze reden niet inhoudelijk. Eiser krijgt het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.M.J. Smits, rechter, in aanwezigheid van mr. A.J.S.Y. Verweij, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 2 mei 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.ABRvS 24 maart 2021, ECLI:NL:RVS:2021:615.