ECLI:NL:RBROT:2025:5441

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
2 mei 2025
Publicatiedatum
2 mei 2025
Zaaknummer
25/3245
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • M.G.L. de Vette
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening sluiting café wegens drugshandel

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam op 2 mei 2025 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoekster, een horeca-exploitant, had bezwaar gemaakt tegen de sluiting van haar café voor zes maanden door de burgemeester van de gemeente, vanwege vermoedens van drugshandel vanuit het café. De burgemeester had op 2 april 2025 besloten het café te sluiten, na signalen van de politie over drugshandel en eerdere sluitingen van andere cafés in de omgeving. Tijdens de zitting op 17 april 2025 werd het verzoek behandeld, waarbij verzoekster en haar gemachtigde aanwezig waren, evenals de burgemeester en zijn vertegenwoordiger. De voorzieningenrechter schorste het onderzoek om partijen de kans te geven tot een oplossing te komen, maar na beoordeling van de financiële gegevens van verzoekster concludeerde de burgemeester dat er geen aanleiding was om de sluitingsduur te verkorten. De voorzieningenrechter oordeelde dat er voldoende spoedeisend belang was voor een inhoudelijke beoordeling, maar dat de burgemeester bevoegd was om het café te sluiten op basis van de Opiumwet. De voorzieningenrechter vond dat de sluiting noodzakelijk was voor het herstel van de openbare orde en dat verzoekster op de hoogte was van de drugshandel. Uiteindelijk werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, wat betekent dat de sluiting van het café voor zes maanden gehandhaafd blijft. De voorzieningenrechter benadrukte dat de burgemeester de sluiting evenwichtig had beoordeeld en dat er geen aanleiding was voor een voorlopige voorziening.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 25/3245

uitspraak van de voorzieningenrechter van 2 mei 2025 in de zaak tussen

[verzoekster] h.o.d.n. [handelsnaam] , uit [plaats 1] , verzoekster

en

de burgemeester van [gemeente]

Als derde-partij neemt aan de zaak deel: [bedrijf] uit [plaats 2] .

Samenvatting

De burgemeester wil verzoeksters café sluiten voor zes maanden omdat er is gebleken dat vanuit het café gehandeld werd in verdovende middelen. Er is een noodzaak om het café te sluiten, maar de vraag is voor hoe lang. De burgmeester ziet in de door verzoekster na de zitting overgelegde financiële gegevens geen aanleiding om de duur van de sluiting te bekorten. De voorzieningenrechter ziet in de overgelegde financiële gegevens vooralsnog ook geen aanleiding om de sluitingsduur te verkorten. Het verzoek wordt daarom afgewezen.

Procesverloop

1. Met het bestreden besluit van 2 april 2025 heeft de burgemeester verzoeksters horeca-inrichting per 18 april 2025 gesloten voor zes maanden vanwege een overtreding van de Opiumwet. Verzoekster heeft hiertegen bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen.
2. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 17 april 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoekster, [persoon A] (namens verzoekster, mede-exploitant), [persoon B] (de burgemeester), mr. L.J. Bel (namens de burgemeester) en [persoon C] (namens [bedrijf] ).
3. De voorzieningenrechter heeft het onderzoek ter zitting geschorst tot eind april 2025, zodat partijen met elkaar in gesprek kunnen gaan om tot een oplossing te komen over de duur van de sluiting. Hierbij heeft de gemachtigde van de burgemeester aangegeven verzoekster een overzicht te geven van de benodigde financiële gegevens.
4. De burgemeester heeft de rechtbank op 30 april 2025 laten weten dat er op basis van de door verzoekster ingediende financiële gegevens geen aanleiding bestaat om de sluitingsduur te verkorten. Verzoekster heeft op 1 mei 2025 hierop gereageerd met (aanvullende) financiële gegevens.
5. De voorzieningenrechter heeft vervolgens het onderzoek gesloten.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

Wat is er gebeurd?
6. Verzoekster exploiteert een horeca-inrichting op het [adres] in [plaats 1] (het café). Zij huurt het pand van [bedrijf]
7. Uit bestuurlijke rapportages van de politie van 24 februari 2025 en 28 maart 2025 blijkt onder meer het volgende. In 2024 is er een ander café in [plaats 1] gesloten geweest vanwege drugshandel. Bij de politie zijn signalen binnengekomen dat de drugshandel zich vervolgens had verplaatst naar het café van verzoekster. Er zijn bij de politie drie MMA-meldingen binnengekomen over de handel van verdovende middelen in en rond het café van verzoekster. De politie heeft vervolgens een strafrechtelijk onderzoek opgestart. Tijdens dit onderzoek zijn er onder meer observaties verricht, camera’s geplaatst en gesprekken afgeluisterd. Op basis van dit onderzoek heeft de politie in februari 2025 twee personen aangehouden op verdenking van de handel in verdovende middelen. Eén van deze verdachten was tijdens de aanhouding in het bezit van ponypacks met cocaïne. In de woningen van beide verdachten zijn verdovende middelen en drugsgerelateerde spullen aangetroffen. Volgens de politie waren beide verdachten vaak te vinden in onder meer het café van verzoekster. Volgens de politie gebruikten de verdachten het café van verzoekster als uitvalsbasis voor de handel in drugs en was verzoekster hiervan op de hoogte. In het café van verzoekster zijn geen drugs aangetroffen.
Waar gaat het in deze zaak om?
8. Naar aanleiding van de bestuurlijke rapportages heeft de burgemeester besloten om het café te sluiten voor zes maanden. Verzoekster is het hier niet mee eens. Zij wil met het verzoek om een voorlopige voorziening bereiken dat het café open mag blijven. De burgemeester heeft toegezegd dat het café open mag blijven tot de uitspraak van de voorzieningenrechter.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek af
9. De voorzieningenrechter wijst in deze uitspraak het verzoek af. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
Heeft verzoekster een spoedeisend belang?
10. Een procedure bij de voorzieningenrechter is een spoedprocedure. Een voorlopige voorziening kan alleen worden getroffen als er een spoedeisend belang is, waardoor iemand niet kan wachten op een beslissing op zijn bezwaar- of beroepschrift. De voorzieningenrechter dient eerst te bepalen of er voldoende spoedeisend belang is om de zaak inhoudelijk te kunnen beoordelen.
11. Het gevolg van het bestreden besluit is dat het café voor zes maanden gesloten zal blijven. De voorzieningenrechter vindt het aannemelijk dat dit grote financiële gevolgen voor verzoekster zal hebben. Zij ziet hierin voldoende spoedeisend belang voor een inhoudelijke beoordeling van het verzoek.
Beoordelingskader
12. Op grond van artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet is de burgemeester bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang indien in panden harddrugs of softdrugs wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is.
13. De burgemeester voert beleid om de handel in drugs in [gemeente] tegen te gaan. Dit beleid staat in de Beleidsregels van de burgemeester van de gemeente [gemeente] houdende regels omtrent drugs 2023 (Damoclesbeleid). In dit beleid staat in welke gevallen de burgemeester in beginsel overgaat tot sluiting van een pand.
Bevoegdheid en noodzaak
14. De burgemeester is bevoegd om een pand te sluiten als daar een handelshoeveelheid drugs wordt aangetroffen of als op grond van andere feiten en omstandigheden aannemelijk is dat drugs wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt in of vanuit het pand. Daarnaast moet er een verband bestaan tussen de (handel in) drugs en het betreffende pand. Omdat er in dit geval sprake is van een voor het publiek toegankelijk pand, zal aannemelijk moeten zijn dat de handel in drugs gefaciliteerd werd vanuit verzoeksters café, dus dat de exploitant daarvan op de hoogte was of had moeten zijn.
15. De voorzieningenrechter vindt dat uit de bestuurlijke rapportage van 24 februari 2025 voldoende aannemelijk is dat verzoeksters café werd gebruikt als uitvalsbasis voor de handel in drugs en dat verzoekster hiervan op de hoogte was. Zo blijkt uit camerabeelden en afgeluisterde gesprekken dat de twee verdachten met zeer grote regelmaat in verzoeksters café kwamen, dat zij met zeer grote regelmaat kortdurend het café verlieten, dat zij telefonisch afspraken maakten voor de verkoop van verdovende middelen en dat deze afspraken onder meer plaatsvonden op openbare parkeerplaatsen of in de buurt van verzoeksters café. Daarnaast hadden verzoekster en één van de verdachten telefonisch contact met elkaar. In één van deze gesprekken werd besproken dat de verdachte verdovende middelen in het café had laten liggen. De politie is dan ook van mening dat verzoekster op de hoogte was van de handel in verdovende middelen in en rondom haar café. De voorzieningenrechter ziet vooralsnog geen aanleiding om hieraan te twijfelen. Daarbij komt dat de gemeente, zo blijkt uit de bestuurlijke rapportage, in december 2024 een anonieme brief heeft ontvangen waarin onder meer staat dat één van de verdachten vanuit het café in verdovende middelen handelt, dat verzoekster daarvan op de hoogte is en dat zij erbij staat als hij in zijn auto op het parkeerterrein bij het café zakjes zit te vullen. Ook blijkt uit een aanvullende bestuurlijke rapportage van 14 april 2025 dat er op Facebook berichten zijn geplaatst door derden dat verzoekster op de hoogte was van de handel in drugs door één van de verdachten rond haar café. Dit bevestigt de onderzoeksbevindingen van de politie.
16. Nu aannemelijk is dat verzoekster ervan op de hoogte was dat er vanuit haar café in drugs werd gehandeld, was de burgemeester bevoegd om het pand te sluiten. Daarnaast kon de burgemeester de sluiting van het pand noodzakelijk vinden ter bescherming van het woon- en leefklimaat bij het café en het herstel van de openbare orde.
Is de sluiting van het café evenwichtig?
17. Als de burgemeester zich redelijkerwijs op het standpunt heeft kunnen stellen dat sluiting van het café noodzakelijk is, dient hij zich ervan te vergewissen dat de duur van de sluiting evenwichtig is. De nadelige gevolgen van de sluiting moeten worden afgewogen tegen de omstandigheden die ertoe hebben geleid dat de burgemeester een sluiting noodzakelijk mocht vinden. Een sluiting met veel nadelige gevolgen is niet per definitie onevenwichtig.
18. Verzoekster voert aan dat de sluiting niet evenwichtig is. Volgens haar zijn de financiële gevolgen heel groot en loopt zij het risico dat ze failliet gaat. Verzoekster heeft er daarnaast op gewezen dat een ander café in [plaats 1] in 2024 maar voor drie maanden gesloten is geweest, terwijl in dat pand een aanzienlijke hoeveelheid verdovende middelen was aangetroffen. In verzoeksters pand is geen drugs aangetroffen, zodat een sluiting van zes maanden niet in verhouding is met de feiten en omstandigheden.
19. Verzoekster heeft een (ongedateerde) verklaring van de boekhouder overgelegd, waarin staat dat als het café moet sluiten voor een periode van drie tot zes maanden, dit een financiële klap is voor de onderneming. De boekhouder is van mening dat de onderneming in dat geval niet meer aan haar financiële verplichtingen kan voldoen. Daarnaast heeft verzoekster na de zitting nog financiële gegevens ingediend bij de burgemeester en de rechtbank.
20. De voorzieningenrechter overweegt dat zij moet beoordelen of er aanleiding bestaat om een voorlopige voorziening te treffen voor de periode tot (kort na) de beslissing op verzoeksters bezwaarschrift. Niet in geschil is dat uitsluitend het café wordt gesloten en niet de woning van verzoekster die zich ook in het pand bevindt. Uit de verklaring van de boekhouder blijkt dat hij financiële problemen verwacht bij een sluiting vanaf drie maanden. De burgemeester heeft aangegeven dat hij in de door verzoekster na de zitting overgelegde gegevens geen aanleiding ziet om af te wijken van de sluitingstermijn van zes maanden. De voorzieningenrechter verwacht dat de burgemeester vóór 1 augustus 2025 een beslissing zal hebben genomen op het bezwaarschrift van verzoekster. Omdat niet is gebleken dat verzoekster die periode financieel niet zou kunnen overbruggen, bestaat er op dit moment geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening. Verzoekster heeft echter de mogelijkheid om tijdens de bezwaarprocedure aanvullende financiële stukken in te dienen om nader te onderbouwen dat een sluiting van zes maanden tot financiële problemen zal leiden en de burgemeester zal die dan meenemen in zijn beoordeling.
21. Voor zover verzoekster heeft verwezen naar de sluitingstermijn van drie maanden in een andere zaak, overweegt de voorzieningenrechter dat er in die zaak een voorlopige voorziening was getroffen onder meer vanwege de financiële prognose en de onduidelijkheid over de duur van de bezwaarprocedure [1] . Er is dus geen sprake van een vergelijkbare situatie.

Conclusie en gevolgen

22. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Dat betekent dat de burgemeester het café mag sluiten. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.G.L. de Vette, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van E.C. Petrusma, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 2 mei 2025.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Zie de uitspraken van 5 juli 2024 (ECLI:NL:RBROT:2024:6192) en 30 oktober 2024 (ECLI:NL:RBROT:2024:10771).