ECLI:NL:RBROT:2025:5469

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 april 2025
Publicatiedatum
6 mei 2025
Zaaknummer
11205969 VZ VERZ 24-6504
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenbeschikking ontbinding arbeidsovereenkomst en aanhouding beslissing transitievergoeding

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 25 april 2025 een tussenbeschikking gegeven in een arbeidszaak. De verzoeksters, aangeduid als werkgever, hebben een verzoek ingediend tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst met de werknemer. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er een redelijke grond is voor ontbinding, omdat de werkgever heeft aangegeven dat de arbeidsplaatsen zijn vervallen door de beëindiging van de werkzaamheden van de onderneming. De werknemer is de enige werknemer wiens dienstverband is voortgezet, terwijl alle andere arbeidsrelaties zijn beëindigd. De werkgever heeft ook een beslissing van het UWV overgelegd, waaruit blijkt dat de bedrijfsactiviteiten volledig zijn beëindigd en dat herplaatsing van de werknemer niet mogelijk is. De kantonrechter heeft geoordeeld dat er geen opzegverbod is dat de ontbinding in de weg staat, ondanks dat de werknemer ongeschikt was voor het verrichten van arbeid wegens ziekte. De arbeidsovereenkomst eindigt op 1 juni 2025, rekening houdend met de opzegtermijn en de duur van de procedure. De beslissing over de transitievergoeding is aangehouden, omdat partijen verdeeld zijn over de hoogte van het loon van de werknemer, wat van invloed is op de berekening van de vergoeding. De kantonrechter heeft bepaald dat de verdere beslissing wordt aangehouden totdat er in de loonvorderingsprocedure uitspraak is gedaan.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 11205969 VZ VERZ 24-6504
datum uitspraak: 25 april 2025
Beschikking van de kantonrechter
in de zaak van

1.[verzoekster 1],

2. [verzoekster 2],
vestigingsplaats en woonplaats: Rotterdam,
verzoeksters,
gemachtigde: mr. M.T. Eckhart,
tegen
[verweerder],
woonplaats: Rotterdam,
verweerder,
gemachtigde: mr. A. Bosveld,
Verzoeksters worden ieder afzonderlijk ‘[verzoekster 1]’ en ‘[verzoekster 2]’ en tezamen ‘werkgever’ genoemd. Verweerder wordt ‘werknemer’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • het verzoekschrift van werkgever (ontvangen op 11 juli 2024), met bijlagen;
  • het verweerschrift van werknemer;
  • de e-mail van werkgever van 10 maart 2025, met de mededeling dat wat vermeld wordt in het petitum van het verzoek onder II ingetrokken wordt.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek is enkele malen aangehouden, onder meer op verzoek van [verzoekster 2] vanwege haar gezondheidstoestand. Op 18 maart 2025 heeft een zitting plaatsgevonden in deze zaak en in de zaak met zaaknummer 11452256 CV EXPL 24-31803. Die zaak betreft kort gezegd een loonvordering met nevenvorderingen van werknemer tegen werkgever. De zaken zijn besproken met [verzoekster 2], bijgestaan door mr. L. Oass, ter vervanging van haar kantoorgenoot mr. M.T. Eckhart, die alleen optreedt in de onderhavige verzoekschriftprocedure, en met [verweerder] en mr. A. Bosveld.

2.De beoordeling

De arbeidsovereenkomst wordt ontbonden
2.1.
De arbeidsovereenkomst wordt ontbonden. Er is namelijk voldaan aan de voorwaarden voor opzegging.
Er is een redelijke grond
2.2.
Er is een redelijke grond voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst (artikel 7:669 lid 1 BW). Werkgever stelt namelijk dat sprake is van het vervallen van arbeidsplaatsen als gevolg van de beëindiging van de werkzaamheden van de onderneming (artikel 7:669 lid 3, aanhef en onder a, BW). Volgens werkgever zijn haar werkzaamheden beëindigd en verricht zij als onderaannemer geen opdrachten meer voor het plaatsen en installeren van zonnepanelen, mede in verband met terugloop van het werk als gevolg van de gewijzigde salderingsregeling. Werknemer is de enige werknemer wiens dienstverband met werkgever is voortgezet. De arbeidsrelaties met alle andere personen zijn beëindigd, zodat dit niet in de weg staat aan de verzochte ontbinding (artikel 7:671b lid 3, gelezen in samenhang met artikel 7:671a leden 5 en 7 BW). [verzoekster 1] is blijkens het handelsregister op 9 april 2024 opgeheven. Werknemer heeft dit niet betwist.
2.3.
Gevraagd om toestemming om vanwege voormelde reden de arbeidsovereenkomst te mogen opzeggen, heeft het Uwv in haar beslissing van 15 mei 2024 uiteengezet dat werkgever haar bedrijfsactiviteiten volledig heeft beëindigd en dat alleen de arbeidsplaats van werknemer in het geding is. Niet is vastgesteld dat sprake is geweest van overgang van (delen van de) onderneming. Toch is de gevraagde toestemming door het Uwv geweigerd, omdat werkgever niet aannemelijk heeft gemaakt dat herplaatsing van werknemer niet mogelijk is. Dat ziet de kantonrechter echter anders.
Werknemer kan niet worden herplaatst
2.4.
Vastgesteld wordt dat werknemer niet binnen een redelijke termijn kan worden herplaatst in een andere passende functie (artikel 7:669 lid 1 BW). Bij werkgever is geen andere functie beschikbaar. De activiteiten van de onderneming zijn volledig gestaakt. Daarnaast heeft werkgever aan de hand van uittreksels uit het Handelsregister onderbouwd dat zij geen deel uitmaakt van een groep van ondernemingen van [naam] (de broer van [verzoekster 2]). De omstandigheid dat [naam], zoals ter zitting door [verzoekster 2] is bevestigd, ook actief geweest is bij werkgever en dat werkgever tevens opdrachten in onderaanneming heeft uitgevoerd voor [bedrijf 1] en [bedrijf 2], van welke ondernemingen [naam] middellijk bestuurder / directeur is via [bedrijf 3], levert onvoldoende basis op om te kunnen concluderen dat sprake is van een groep van ondernemingen, waarbinnen werknemer herplaatst zou kunnen worden in één van die ondernemingen. Ter zitting is van de zijde van werknemer erkend dat hij geen concrete aanwijzingen heeft gevonden dat werkgever is voortgezet via een andere vennootschap en dat het Uwv met de kennis van nu de gevraagde toestemming vermoedelijk wel had kunnen verlenen. Hij heeft zijn verweer dat de arbeidsovereenkomst alleen wegens een verstoorde arbeidsverhouding zou kunnen worden ontbonden laten varen.
Er geldt geen opzegverbod
2.5.
Er geldt geen opzegverbod dat in de weg staat aan ontbinding van de arbeidsovereenkomst. Weliswaar is werknemer op 24 juni 2022 ongeschikt geraakt voor het verrichten van zijn arbeid wegens ziekte, maar deze situatie heeft inmiddels meer dan twee jaar geduurd (artikel 7:670 lid 1, aanhef en onder a, BW).
De arbeidsovereenkomst eindigt op 1 juni 2025
2.6.
Het einde van de arbeidsovereenkomst wordt bepaald op 1 juni 2025 (artikel 7:671b lid 9 BW). Daarbij is rekening gehouden met de opzegtermijn en de duur van deze procedure. Ontbinding met terugwerkende kracht kan niet.
Transitievergoeding?
2.7.
Werknemer heeft recht op een transitievergoeding omdat aan alle wettelijke voorwaarden is voldaan en geen sprake is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van werknemer (artikel 7:673 lid 1 en lid 7 BW). De hoogte van de transitievergoeding kan op dit moment echter niet worden vastgesteld, omdat partijen verdeeld zijn over de hoogte van het loon van werknemer (de overuren), wat als basis dient voor de berekening van de vergoeding. Dit is onderwerp van geschil in bovenvermelde procedure over de loonvordering van werknemer. Omdat de uitkomst hiervan van belang is voor de berekening van de hoogte van de transitievergoeding wordt dit afgewacht.
2.8.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden. Op het moment dat in de loonvorderingsprocedure uitspraak is gedaan zullen partijen in de gelegenheid worden gesteld zich erover uit te laten wat dit betekent voor de hoogte van de wettelijke transitievergoeding.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen partijen met ingang van 1 juni 2025;
3.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mr. C.J. Frikkee en in het openbaar uitgesproken.
465