In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam op 8 mei 2025, in de zaak tussen [naam eiseres] en de minister van Financiën, staat de afwijzing van een aanvraag om compensatie van reeds betaalde schulden centraal. De eiseres had een aanvraag ingediend voor compensatie van schulden met een forfaitair bedrag van € 30.000,-, maar de minister had deze aanvraag afgewezen op basis van onvoldoende informatie. De rechtbank oordeelt dat de minister ten onrechte één van de drie afgewezen schulden niet (gedeeltelijk) heeft gecompenseerd, terwijl de andere twee afwijzingen terecht waren. De rechtbank concludeert dat de minister de schuld van eiseres aan [naam schuldeiser 3] tot een bedrag van € 100,- moet compenseren, omdat dit bedrag na de ontvangst van de forfaitaire compensatie is afgelost. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en herroept het primaire besluit voor zover het betreft de niet-compensatie van deze schuld. De proceskosten van eiseres worden vergoed door de minister, evenals het griffierecht. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor de minister om voldoende bewijs te vragen en de onderzoeksplicht te vervullen, terwijl het ook de rechten van de eiseres beschermt door haar de mogelijkheid te bieden om ontbrekende bewijsstukken aan te leveren.