ECLI:NL:RBROT:2025:5628

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
5 maart 2025
Publicatiedatum
8 mei 2025
Zaaknummer
C/10/689756 / JE RK 24-2509
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging gesloten jeugdhulp voor minderjarige in het kader van jeugdbescherming

Op 5 maart 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven in de zaak van een minderjarige, hierna te noemen [voornaam minderjarige], die onder toezicht is gesteld. De kinderrechter heeft een machtiging verleend voor gesloten jeugdhulp voor de duur van drie maanden, tot 21 juni 2025. De zaak betreft een verzoek van de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering (hierna: de GI) om [voornaam minderjarige] uit huis te plaatsen in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp. De ouders van [voornaam minderjarige] zijn belast met het ouderlijk gezag en zijn betrokken bij de procedure. De kinderrechter heeft vastgesteld dat [voornaam minderjarige] momenteel afwisselend verblijft bij een pleegmoeder en op een gesloten groep van Bergse Bos Horizon. De kinderrechter heeft de noodzaak van gesloten jeugdhulp onderbouwd met de ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen van [voornaam minderjarige]. De kinderrechter heeft ook aandacht besteed aan de pleegzorgvergoeding voor de pleegmoeder, die nog niet is ontvangen. De kinderrechter heeft de behandeling van het overige verzoek aangehouden en een nieuwe zitting gepland op 17 juni 2025.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/689756 / JE RK 24-2509
Datum uitspraak: 5 maart 2025
Beschikking van de kinderrechter over een machtiging gesloten jeugdhulp
in de zaak van
de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering,
hierna te noemen: de GI, gevestigd te Amsterdam,
over
[minderjarige],
geboren op [geboortedatum] 2013 in [geboorteplaats] , hierna te noemen: [voornaam minderjarige] ,
advocaat: mr. W.A. Berghuis, kantoorhoudende te Dordrecht.
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[naam moeder],
hierna te noemen: de moeder, wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
[naam vader],
hierna te noemen: de vader, wonende in [woonplaats 1] ,
advocaat: mr. J. van der Stel, kantoorhoudende te Schiedam.
De kinderrechter merkt als informant aan:
[naam pleegmoeder] ,
hierna te noemen: de pleegmoeder, wonende te [woonplaats 2] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
  • de beschikking van de kinderrechter in deze rechtbank van 21 januari 2025 en de daaraan ten grondslag liggende stukken;
  • de briefrapportage van de GI van 25 februari 2025, ontvangen op diezelfde datum;
  • de instemmingsverklaring van de gedragswetenschapper van 4 maart 2025, ontvangen op diezelfde datum.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 5 maart 2025. Daarbij waren aanwezig:
  • de advocaat van [voornaam minderjarige] , mr. W.A. Berghuis (telefonisch);
  • de vader met zijn advocaat;
  • de pleegmoeder;
  • een vertegenwoordiger van de GI, [persoon A] .
1.3.
De moeder is niet verschenen. De kinderrechter stelt vast dat de moeder wel juist is opgeroepen.
1.4.
De kinderrechter heeft op 4 maart 2025 (via een digitale verbinding) met [voornaam minderjarige] over het verzoek gesproken. Tijdens de zitting heeft de kinderrechter samengevat wat [voornaam minderjarige] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige] .
2.2.
[voornaam minderjarige] verblijft afwisselend op een gesloten groep van Bergse Bos Horizon en bij de pleegmoeder.
2.3.
Bij beschikking van 13 november 2024 is de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] verlengd tot 8 december 2025. Bij diezelfde beschikking heeft de kinderrechter de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder verlengd tot 8 juni 2025.
2.4.
Bij beschikking van 21 januari 2025 heeft de kinderrechter een machtiging gesloten jeugdhulp voor [voornaam minderjarige] verleend tot 21 maart 2025. Het overig verzochte is aangehouden.

3.Het aangehouden verzoek

3.1.
De GI heeft verzocht een spoedmachtiging te verlenen om [voornaam minderjarige] uit huis te plaatsen in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp voor de duur van vier weken. De GI heeft tevens verzocht om aansluitend een machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp te verlenen voor de duur van de ondertoezichtstelling, te weten tot 8 december 2025. Er resteert nog een beslissing tot het verlenen van de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp tot 8 december 2025.
3.2.
De GI wijzigt het verzoek tijdens de mondelinge behandeling, in die zin dat wordt verzocht een machtiging tot gesloten jeugdhulp voor [voornaam minderjarige] te verlenen voor de duur van drie maanden en het overig verzochte aan te houden. Het verblijf van [voornaam minderjarige] bij de pleegmoeder verloopt positief. Wel is het nodig dat de pleegmoeder twee dagen per week wordt ontlast van de zorg. Inmiddels zijn stappen gezet in de aanmelding van [voornaam minderjarige] bij Zorgboerderij Bernerboefjes. Aankomende vrijdag vindt in dit kader een intakegesprek plaats. Wanneer [voornaam minderjarige] bij de Zorgboerderij Bernerboefjes terecht kan, is het belangrijk dat hij de tijd en de ruimte krijgt om hieraan te wennen. Het is voor [voornaam minderjarige] – gelet op mogelijke escalaties die kunnen plaatsvinden - niet veilig om in de tussentijd op een open groep te verblijven. Totdat [voornaam minderjarige] bij de Zorgboerderij Bernerboefjes terecht kan en hieraan is gewend, is het daarom van belang dat het verblijf van [voornaam minderjarige] op de gesloten groep van Bergse Bos wordt gewaarborgd.
Binnen drie maanden zal de GI nader informeren in hoeverre het aangehouden deel van het verzoek zal worden gehandhaafd of zal worden gewijzigd, in die zin dat aan de kinderrechter zal worden verzocht een machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg te verlenen. Hierbij wordt door de GI tevens gemeld dat de pleegzorgvergoeding voor pleegmoeder is aangevraagd.

4.De standpunten

4.1.
Namens [voornaam minderjarige]wordt tijdens de mondelinge behandeling verzocht om de machtiging tot gesloten jeugdhulp voor [voornaam minderjarige] te verlenen voor de duur van twee maanden en het overige gedeelte van het verzoek aan te houden. Het verblijf van [voornaam minderjarige] op de gesloten groep van Bergse Bos dient enkel te worden gezien als een overbrugging, totdat het verblijf van [voornaam minderjarige] bij Zorgboerderij Bernerboefjes is geregeld. De verwachting is dat dit binnen twee maanden lukt. Vervolgens is het van belang dat het verblijf van [voornaam minderjarige] bij de pleegmoeder, juridisch gezien, wordt gewaarborgd en dat de pleegzorgvergoeding voor de pleegmoeder is geregeld.
4.2.
Door en namens de vaderwordt tijdens de mondelinge behandeling verzocht om de machtiging tot gesloten jeugdhulp voor [voornaam minderjarige] te verlenen voor de duur van twee maanden. De vader wil dat het verblijf van [voornaam minderjarige] op de gesloten groep van Bergse Bos zo snel mogelijk eindigt. Het is wel belangrijk dat er zo veel mogelijk rust en stabiliteit voor [voornaam minderjarige] komt. Hij heeft veel meegemaakt. Daarbij heeft hij veel temperament en daar moet zorgvuldig mee worden omgegaan. De vader ziet dat [voornaam minderjarige] het naar zijn zin heeft bij de pleegmoeder. Hij hoopt dat – naast het verblijf van [voornaam minderjarige] bij de pleegmoeder - zo snel mogelijk een passende plek voor [voornaam minderjarige] wordt gevonden, waar de mensen betrouwbaar zijn. Wanneer deze plek is gevonden, is het van belang dat een overplaatsing op een rustige manier wordt aangepakt. Daar is tijd voor nodig.
4.3.
De pleegmoederbrengt tijdens de mondelinge behandeling het volgende naar voren. Het verblijf van [voornaam minderjarige] op de gesloten groep van Bergse Bos dient enkel te worden gezien als een overbrugging, totdat zijn verblijf bij Zorgboerderij Bernerboefjes is geregeld. Wanneer het verblijf van [voornaam minderjarige] bij Zorgboerderij Bernerboefjes is geregeld, dient het tempo van [voornaam minderjarige] te worden gevolgd. Tijdens de mondelinge behandeling geeft de pleegmoeder tevens aan dat zij nog geen pleegzorgvergoeding heeft ontvangen, ondanks de bevestiging dat dit inmiddels zou zijn geregeld.

5.De beoordeling

5.1.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling blijkt dat [voornaam minderjarige] sinds de machtiging tot gesloten jeugdhulp is verleend, inmiddels een groot deel van de week bij de pleegmoeder verblijft. De overige dagen verblijft [voornaam minderjarige] op de gesloten groep van Bergse Bos. Het is positief dat inmiddels stappen zijn gezet met betrekking tot het regelen van het verblijf van [voornaam minderjarige] bij Zorgboerderij Bernerboefjes. Totdat dit eenmaal is geregeld en [voornaam minderjarige] hieraan is gewend, is een machtiging tot gesloten jeugdhulp nog wel nodig. Alle bij [voornaam minderjarige] betrokkenen zijn het hierover met elkaar eens.
5.2.
Gelet op het voorgaande, is de kinderrechter is op dit moment nog van oordeel dat gesloten jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van [voornaam minderjarige] naar volwassenheid ernstig belemmeren. Deze problemen maken dat het verblijf in een gesloten accommodatie noodzakelijk en geschikt is om te voorkomen dat [voornaam minderjarige] zich onttrekt aan de jeugdhulp die hij nodig heeft of daaraan door anderen wordt onttrokken. Het is niet gebleken dat er minder ingrijpende mogelijkheden zijn om deze problemen te behandelen. [1] Nu de verwachting gerechtvaardigd is dat het verblijf van [voornaam minderjarige] bij Zorgboerderij Bernerboefjes op korte termijn kan worden geregeld zal de kinderrechter de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp verlenen voor een kortere duur dan is verzocht. De kinderrechter zal de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] verlenen tot 21 juni 2025 en het overig verzochte aanhouden tot de hierna te noemen zittingsdatum.
5.3.
Ten overvloede: Bij dit alles is de kinderrechter van oordeel dat het realiseren van een pleegzorgvergoeding voor pleegmoeder eveneens noodzakelijk is. Het is van belang dat hier nogmaals aandacht aan wordt besteed.
5.4.
Overigens heeft de kinderrechter ter zitting aangegeven dat het voor [voornaam minderjarige] fijn en belangrijk is dat inmiddels alle grote mensen om hem heen hun uiterste best doen voor hem alles zo goed mogelijk te regelen. Dat verdient [voornaam minderjarige] ook.
5.5.
De GI wordt verzocht om
uiterlijk twee wekenvoor de hierna te noemen zittingsdatum de kinderrechter (met afschrift aan de belanghebbenden, mr. W.A. Berghuis en mr. J. van der Stel) te berichten over de stand van zaken en daarbij aan te geven of het resterende deel van het verzoek wordt gehandhaafd, dan wel wordt gewijzigd in een verzoek tot het verlenen van een machtiging tot uithuisplaatsing in een voorziening voor pleegzorg.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verleent een machtiging om [voornaam minderjarige] uit huis te plaatsen in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp met ingang van 21 maart 2025 tot 21 juni 2025.
en alvorens verder te beslissen:
6.2.
houdt de behandeling voor het overig verzochte aan en bepaalt dat het verhoor van de GI, de belanghebbenden, mr. W.A. Berghuis en mr. J. van der Stel zal plaatsvinden op
17 juni 2025 te 14:00 uur, in het gerechtsgebouw te
Rotterdam, Wilhelminaplein 100 / 125;
6.3.
de zaak zal op genoemde datum en tijdstip, behoudens onvoorziene omstandigheden, worden behandeld door mr. M.P.G. Rietbergen;
6.4.
bepaalt dat een afschrift van deze beschikking geldt als oproeping van de GI, de belanghebbenden, mr. W.A. Berghuis en mr. J. van der Stel;
6.5.
gelast de oproeping van de pleegmoeder tegen voormelde zittingsdatum en tijdstip;
6.6.
gelast de oproeping van [voornaam minderjarige] voor een kind gesprek op een nader te bepalen locatie, datum en tijdstip;
6.7.
verzoekt de GI om uiterlijk twee weken voor de genoemde zittingsdatum de kinderrechter (met afschrift aan de belanghebbenden, mr. W.A. Berghuis en mr. J. van der Stel) de sub 5.4. verzochte briefrapportage te doen toekomen.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 5 maart 2025 door mr. M.P.G. Rietbergen, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. L.L.N. Snijder als griffier, en op schrift gesteld op 7 maart 2025.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.

Voetnoten

1.Artikel 6.1.2, tweede lid, Jeugdwet (Jw).