ECLI:NL:RBROT:2025:5649

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 mei 2025
Publicatiedatum
8 mei 2025
Zaaknummer
ROT 25/2727
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening wegens gebrek aan spoedeisend belang

Op 9 mei 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tussen verzoekster en de Dienst Toeslagen. Verzoekster had verzet ingesteld tegen een eerdere uitspraak van 17 maart 2025, waarin de rechtbank had beslist op het beroep niet-tijdig beslissen. In het kader van dit verzet vroeg verzoekster om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft het verzoek als kennelijk ongegrond afgewezen, omdat verzoekster niet aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake was van een spoedeisend belang. De voorzieningenrechter benadrukte dat een procedure bij de voorzieningenrechter alleen kan worden gevoerd als er een spoedeisend belang is, waardoor de uitspraak in verzet niet kan worden afgewacht. De voorzieningenrechter oordeelde dat het financiële belang van verzoekster op zichzelf onvoldoende was om een voorlopige voorziening te treffen. Er was geen bewijs van een onomkeerbare situatie op korte termijn, en de financiële moeilijkheden van verzoekster rechtvaardigden niet de spoed die nodig was voor een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter wees het verzoek af en er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is openbaar gedaan en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 25/2727

uitspraak van de voorzieningenrechter van 9 mei 2025 in de zaak tussen

[naam verzoekster] , uit [plaats] , verzoekster

(gemachtigde: [persoon A] ),
en

Dienst Toeslagen, verweerder.

Inleiding

1. Bij uitspraak van 17 maart 2025 heeft de rechtbank beslist op het beroep niet-tijdig beslissen van verzoekster. [1] Tegen deze uitspraak heeft verzoekster verzet ingesteld en om een voorlopige voorziening gevraagd. Omdat de voorzieningenrechter het verzoek als kennelijk ongegrond afwijst, doet zij uitspraak zonder zitting. Artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk. De voorzieningenrechter legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. Een procedure bij de voorzieningenrechter is een spoedprocedure. Deze procedure kan alleen worden gevoerd als er een spoedeisend belang is, waardoor de uitspraak in verzet niet kan worden afgewacht. [2]
3. De voorzieningenrechter is van oordeel dat het spoedeisend belang onvoldoende aannemelijk is gemaakt. Op grond van vaste rechtspraak vormt een financieel belang in de regel op zichzelf onvoldoende reden om een voorlopige voorziening te treffen. Dit kan anders zijn, indien aannemelijk is dat verzoekster zal komen te verkeren in een financiële noodsituatie. [3] Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft verzoekster niet aannemelijk gemaakt dat daarvan sprake zal zijn. Hoewel de voorzieningenrechter uit wat verzoekster aanvoert begrijpt dat de financiële situatie van verzoekster moeilijk is, levert dat op zichzelf nog geen grote spoed op waardoor niet kan worden gewacht op de uitspraak van de verzetrechter. Niet is gebleken van een (op korte termijn te verwachten) onomkeerbare situatie. Gelet hierop wijst de voorzieningenrechter het verzoek af. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Zoethout, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. H. Sabanovic, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 9 mei 2025.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Zaaknummer ROT 24/11072
2.De wet spreekt ook wel van onverwijlde spoed, artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).