In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 28 april 2025 uitspraak gedaan in een geschil over partneralimentatie tussen een man en een vrouw, die in 2013 zijn gescheiden. De man verzocht om wijziging van de partnerbijdrage, die oorspronkelijk was vastgesteld op € 125,- per maand, en om te verklaren dat de vrouw de onverschuldigd betaalde partnerbijdrage moest terugbetalen. De vrouw voerde verweer en vroeg om verhoging van de partnerbijdrage naar € 671,- per maand. De rechtbank oordeelde dat de vrouw niet bevoegd was om afstand te doen van haar recht op alimentatie, omdat zij onder bewind stond. De rechtbank wees het verzoek van de man tot nihilstelling van de alimentatie af, omdat niet was aangetoond dat de vrouw geen behoefte had aan de bijdrage. De rechtbank verklaarde voor recht dat de vrouw de onverschuldigd betaalde partnerbijdrage moest terugbetalen, maar compenseerde de proceskosten, zodat elke partij zijn eigen kosten droeg. De uitspraak is uitvoerbaar bij voorraad en er staat hoger beroep open bij het gerechtshof Den Haag.