ECLI:NL:RBROT:2025:5840

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 april 2025
Publicatiedatum
14 mei 2025
Zaaknummer
ROT 24/7797
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing Woo-verzoek om openbaarmaking van documenten betreffende demonstratie bij Erasmusbrug

In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam, gedateerd 29 april 2025, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn Woo-verzoek door de burgemeester van Rotterdam behandeld. Eiser had verzocht om openbaarmaking van documenten met betrekking tot een demonstratie tegen racisme die op 3 juni 2020 bij de Erasmusbrug plaatsvond. De burgemeester had dit verzoek afgewezen, met als argument dat de documenten niet onder de Wet open overheid (Woo) vallen. De rechtbank oordeelt dat het beroep deels niet-ontvankelijk is en deels ongegrond. Eiser kan geen inhoudelijke beoordeling van document 3 krijgen, omdat dit document al openbaar is gemaakt. De rechtbank concludeert dat de burgemeester terecht heeft geoordeeld dat er voor de overige documenten geen sprake is van een aangelegenheid als bedoeld in de Woo. Eiser krijgt geen gelijk en de rechtbank legt uit hoe zij tot dit oordeel is gekomen, inclusief de gevolgen van dit oordeel. Het procesverloop wordt ook besproken, waarbij wordt ingegaan op eerdere verzoeken van eiser en de afwijzingen door de burgemeester. De rechtbank wijst erop dat de informatie die eerder als 'buiten reikwijdte' is geoordeeld, niet kan worden aangemerkt als een aangelegenheid in de zin van de Woo. De uitspraak eindigt met de beslissing dat het beroep niet-ontvankelijk is voor document 3 en voor het overige ongegrond is.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Zittingsplaats Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 24/7797

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 april 2025 in de zaak tussen

[naam eiser] , uit [plaats] , eiser

(gemachtigde: mr. H. van Drunen),
en

de burgemeester van de gemeente Rotterdam

(gemachtigde: mr. A.J.J. van der Vlist).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de afwijzing door de burgemeester van het verzoek van eiser om openbaarmaking van documenten in relatie tot een demonstratie bij de Erasmusbrug op 3 juni 2020. Eiser is het niet eens met de afwijzing. Hij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank de afwijzing van de aanvraag.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat het beroep deels niet-ontvankelijk en deels ongegrond is. Eiser kan geen inhoudelijke beoordeling meer krijgen van document 3 omdat dit al openbaar is. Dat eiser een proceskostenvergoeding wenst maakt dit niet anders. De burgemeester heeft terecht geoordeeld dat voor het overige in het verzoek geen sprake is van een aangelegenheid als bedoeld in de Wet open overheid (Woo). Eiser krijgt dus geen gelijk. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

2. Eiser heeft op 24 januari 2024 bij de burgemeester op grond van de Woo een verzoek ingediend. De burgemeester heeft deze aanvraag met het besluit van 11 maart 2024 afgewezen. Met het bestreden besluit van 26 juli 2024 op het bezwaar van eiser is de burgemeester bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
2.1.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
2.2.
De rechtbank heeft het beroep op 24 maart 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser en namens de burgemeester de gemachtigde en [persoon A] .

Totstandkoming van het bestreden besluit

3.1.
Op 3 juni 2020 vond bij de Erasmusbrug in Rotterdam een protest tegen racisme plaats. Op 28 augustus 2020 heeft eiser de burgemeester verzocht alle documenten openbaar te maken die betrekking hebben op deze demonstratie. De burgemeester heeft naar aanleiding van dit verzoek 26 documenten aangetroffen, waarvan een deel al openbaar was gemaakt. Van andere documenten heeft hij met het besluit van 27 november 2020 besloten deze geheel of deels (met weigering voor onderdelen) openbaar te maken. Bij 5 documenten heeft de burgemeester aangegeven dat delen zijn weggelakt omdat die buiten de reikwijdte van het verzoek vallen. Dit betreffen met name passages in een agenda en verslagen van overleggen. De burgemeester heeft het bezwaar van eiser hiertegen op 10 september 2021 ongegrond verklaard. Het door eiser hiertegen gerichte beroep heeft de rechtbank bij uitspraak van 19 mei 2022 ongegrond verklaard [1] . Eiser heeft hoger beroep ingesteld en de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) heeft de zaak op 24 januari 2024 op zitting behandeld. Op deze zitting is gesproken over document 3. Dit betreft een document met onjuiste informatie over afstandsregels in verband met covid-maatregelen ten tijde van de demonstratie. Daarover is door de gemachtigden van de burgemeester toen gezegd dat ten tijde van het bestreden besluit er een actueel belang was, en dat er door tijdsverloop wellicht op een gegeven moment een omslagmoment kan zijn.
3.2.
Nog dezelfde dag heeft eiser bij de burgemeester het onderhavige verzoek gedaan om openbaarmaking van document 3, ‘onderbouwing oppervlakte demonstratiegebied’ en daarnaast om openbaarmaking van alle informatie waarvan eerder door de burgemeester is geoordeeld dat die buiten de reikwijdte van het verzoek viel. In dit verzoek heeft eiser gerefereerd aan het eerdere verzoek om openbaarmaking van documenten die zien op de demonstratie in juni 2020.
3.3.
Op 29 januari 2024 is aan eiser meegedeeld dat de beslissing op het nieuwe verzoek wordt aangehouden tot na de uitspraak van de Afdeling, omdat het verzoek betrekking heeft op gronden waarover de Afdeling nog moet oordelen. Bij brief van 27 februari 2024 heeft eiser meegedeeld niet in te stemmen met aanhouding en heeft hij de burgemeester in gebreke gesteld vanwege te laat beslissen op het Woo-verzoek.
3.4.
Bij besluit van 11 maart 2024 heeft de burgemeester het verzoek van eiser afgewezen. De burgemeester stelt zich op het standpunt dat sprake is van een herhaalde aanvraag, omdat het verzoek ziet op dezelfde documenten als waarover de Afdeling nog uitspraak moet doen en dat geen nieuwe feiten of omstandigheden zijn gesteld.
3.5.
Op 10 april 2024 heeft de Afdeling uitspraak gedaan op het hoger beroep in de zaak naar aanleiding van het wob-verzoek van augustus 2020 [2] . De Afdeling heeft met toepassing van artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kennisgenomen van de door de burgemeester overgelegde vertrouwelijke stukken. Over document 3 heeft de Afdeling overwogen dat de burgemeester de openbaarmaking daarvan heeft mogen weigeren gelet op de periode waarin het besluit op bezwaar is genomen. Dat wanneer opnieuw verzocht zou worden om dezelfde gegevens, de belangenafweging wellicht anders zou moeten uitvallen, maakt dat volgens de Afdeling niet anders. Op een aantal andere punten heeft de Afdeling het hoger beroep gegrond geacht, de uitspraak van de rechtbank vernietigd, en de burgemeester opdracht gegeven binnen zes weken een nieuw besluit te nemen. Daarbij heeft de Afdeling bepaald dat beroep daartegen alleen bij de Afdeling kan worden ingesteld.
3.6.
Op 16 mei 2024 heeft de burgemeester ter uitvoering van de uitspraak van de Afdeling een nieuwe beslissing op bezwaar genomen. De burgemeester heeft voor zover hier van belang de bezwaren tegen het primaire besluit van 27 november 2020 gegrond verklaard, document 3 ambtshalve wegens tijdsverloop openbaar gemaakt en andere documenten gedeeltelijk openbaar gemaakt. Aan eiser is een proceskostenvergoeding toegekend voor het indienen van een bezwaarschrift en het bijwonen van een hoorzitting. De burgemeester heeft daarbij nog overwogen dat de informatie in de documenten die geen betrekking heeft op de aangegeven bestuurlijke aangelegenheid, buiten het verzoek valt en om die reden onleesbaar is gemaakt. Dit betreft informatie die niet gaat over de betreffende demonstratie.
3.7.
Met het bestreden besluit van 26 juli 2024 heeft de burgemeester vervolgens het bezwaar van eiser tegen het besluit van 11 maart 2024 ongegrond verklaard. De algemene bezwaaradviescommissie (de commissie) heeft op 11 juni 2024 advies uitgebracht. De commissie heeft de gronden ten aanzien van document 3 buiten beschouwing gelaten, omdat dit document inmiddels door de burgemeester bij besluit van 16 mei 2024 openbaar is gemaakt. Voor zover het verzoek tot openbaarmaking zag op de documenten die eerder ‘buiten reikwijdte’ waren geoordeeld, heeft de commissie geconcludeerd dat geen sprake is van een herhaalde aanvraag en dat niet gezegd kan worden dat dit onderdeel te onbegrensd of onbepaald is. De burgemeester heeft ten aanzien van document 3 in het bestreden besluit het advies van de commissie overgenomen. Ten aanzien van de stukken ‘buiten reikwijdte’ is de burgemeester gemotiveerd afgeweken van het advies van de commissie. De burgemeester heeft het bezwaar met aanpassing van de motivering ongegrond verklaard en handhaaft zijn standpunt dat sprake is van een herhaalde aanvraag. Voor zover het wel als nieuwe aanvraag kan worden beschouwd, stelt de burgemeester subsidiair dat het verzoek ten aanzien van de stukken ‘buiten reikwijdte’ niet voldoet aan artikel 4.1. van de Woo nu geen enkel onderwerp, publieke taak of (bestuurlijke) aangelegenheid is genoemd. De burgemeester beschouwt dit onderdeel daarmee tevens als te onbepaald en onbegrensd.

Beoordeling door de rechtbank

Standpunt eiser
4.1.
Eiser voert in beroep aan dat de burgemeester het bezwaar ten aanzien van document 3 ten onrechte ongegrond heeft verklaard. De burgemeester heeft dit document ambtshalve openbaar gemaakt, maar pas nadat eiser bezwaar had gemaakt tegen de weigering dit document openbaar te maken. Daarmee is volgens eiser feitelijk sprake van een herroeping van het primaire besluit en had de burgemeester het bezwaar gegrond moeten verklaren onder toekenning van een proceskostenvergoeding. Ten aanzien van de documenten ‘buiten reikwijdte’ voert eiser aan dat geen sprake is van een herhaalde aanvraag, want die informatie viel immers buiten (de reikwijdte van) de eerdere aanvraag. Verder stelt eiser dat de aangelegenheid voldoende duidelijk is aangegeven en niet onbepaald of onbegrensd is. Ter zitting heeft eiser toegelicht dat de aangelegenheid is het controleren van de burgemeester in de behandeling van het verzoek om openbaarmaking en dat met openbaarmaking tevens meer duidelijk kan worden over de verhouding van het onderwerp demonstratie tegen racisme ten opzichte van tijdens de overleggen besproken andere onderwerpen.
Standpunt burgemeester
4.2.
De burgemeester stelt zich op het standpunt dat sprake was van een herhaald verzoek en tevens dat niet is aangegeven wat de (bestuurlijke) aangelegenheid is. Ten aanzien van document 3 heeft de burgemeester op de zitting toegelicht dat ter uitvoering van de uitspraak van de Afdeling een nieuwe integrale heroverweging in bezwaar is gemaakt en dat op grond daarvan het document bij het besluit van 16 mei 2024 openbaar is gemaakt. Daarbij is een proceskostenvergoeding voor de bezwaarfase toegekend. Volgens de burgemeester kan geen sprake zijn van een dubbele proceskostenvergoeding voor hetzelfde document. Ten aanzien van de onderdelen van de documenten ‘buiten reikwijdte’ stelt de burgemeester dat eiser dit zelf in de procedure bij de Afdeling heeft bestreden met de stelling dat die onderdelen ten onrechte zijn geweigerd op grond van artikel 3 van de Wob. Omdat dit onderdeel uitmaakte van (de toetsing van) het eerdere verzoek, vindt de burgemeester dat het nieuwe verzoek in zoverre als een herhaalde aanvraag moet worden gezien, waarvoor geen nieuwe feiten zijn gesteld. Subsidiair vindt de burgemeester dat ‘buiten reikwijdte van eerdere verzoek geoordeeld’ niet als aangelegenheid als bedoeld in artikel 4.1. van de Woo kan gelden. De burgemeester merkt daarbij op dat eiser en zijn gemachtigde bekend zijn als veelprocedeerders en dat hun wijze van procederen niet lijkt ingegeven door het intrinsieke belang van openbaarheid, maar door een proceskostenvergoeding.
Document 3 en procesbelang
5.1.
De rechtbank stelt vast dat document 3 door de burgemeester openbaar is gemaakt. Het is vaste rechtspraak dat in zo’n geval het procesbelang is komen te vervallen. [3] Eiser heeft gesteld dat zijn procesbelang er nog in bestaat dat de burgemeester in deze zaak ten onrechte geen proceskostenvergoeding voor de bezwaarfase heeft toegekend.
5.2.
In de rechtspraak van de hoogste bestuursrechters wordt sinds april en juni 2024 als uitgangspunt gehanteerd dat proceskosten in de bezwaarfase geen zelfstandig procesbelang voor beroep meer opleveren. [4] Daarbij geldt de uitzondering dat nog procesbelang aanwezig is als het betrokken bestuursorgaan zijn besluit in bezwaar heeft herroepen zonder daarbij een vergoeding van bezwaarkosten toe te kennen, terwijl daar wel om was gevraagd, of als de hoogte van een toegekende vergoeding van bezwaarkosten in geschil is. De rechterlijke beoordeling blijft dan in beginsel beperkt tot de gegeven beslissing over de bezwaarkosten als zodanig.
5.3.
De burgemeester heeft de gronden van bezwaar die zien op document 3 in navolging van de commissie buiten beschouwing gelaten en het bezwaar ongegrond verklaard. De commissie in het advies en de burgemeester in de beslissing op bezwaar, hebben zich daarmee niet inhoudelijk uitgelaten over de rechtmatigheid van het primaire besluit ten aanzien van document 3. Van een herroeping als bedoeld in de hiervoor onder 5.2. genoemde jurisprudentie is geen sprake. De rechtbank is van oordeel dat het bijzondere procesverloop, waarbij document 3 in het kader van een andere nog lopende procedure openbaar is gemaakt, niet op één lijn kan worden gesteld met een herroeping als bedoeld in de eerdergenoemde jurisprudentie. Dat betekent dat de proceskostenvergoeding in dit geval geen procesbelang kan opleveren en dat het beroep in zoverre niet-ontvankelijk is.
Informatie buiten reikwijdte
6.1.
Het Woo-verzoek van eiser in deze procedure ziet op informatie waarvan door de burgemeester in de eerdere procedure (primair besluit 27 november 2020, beslissing op bezwaar 10 september 2021) is gezegd dat die buiten de reikwijdte van het wob-verzoek valt. De burgemeester heeft die informatie onder verwijzing naar artikel 3 van de Wob onleesbaar gemaakt. Eiser heeft in de eerdere procedure het onleesbaar maken van deze onderdelen bestreden. De rechtbank heeft hierover in de uitspraak van 19 mei 2022 [5] het volgende overwogen:
“7. De rechtbank heeft na kennisname van de niet openbaar gemaakte documenten 20 tot en met 23 en document 25 geconstateerd dat de wegens de reikwijdte van eisers Wob-verzoek onleesbaar gemaakte informatie niet ziet op de met het Wob-verzoek van eiser verzochte informatie (kort gezegd de demonstratie van 3 juni 2020 bij de Erasmusbrug). Verweerder heeft deze informatie dan ook terecht onleesbaar gemaakt omdat die informatie buiten de reikwijdte van eisers Wob-verzoek valt.”
Eiser heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld en is daarin opnieuw opgekomen tegen de wegens ‘buiten reikwijdte’ onleesbaar gemaakte passages. De Afdeling heeft kennis genomen van de niet openbaar gemaakte onderdelen en heeft het hoger beroep voor zover dit ziet op de onderdelen ‘buiten reikwijdte’ ongegrond verklaard. Eiser heeft zijn nieuwe verzoek ingediend na de zitting in hoger beroep en voor de uitspraak van de Afdeling van 10 april 2024.
6.2.
Op grond van artikel 4.1, eerste lid, van de Woo kan eenieder een verzoek om publieke informatie richten tot een bestuursorgaan. Het vierde lid van dit artikel bepaalt dat de verzoeker bij zijn verzoek de aangelegenheid of het daarop betrekking hebbende document vermeldt, waarover hij informatie wenst te ontvangen. Het begrip aangelegenheid moet, net als onder de Wob, ruim worden geïnterpreteerd. Het kan zien op het openbaar bestuur in al zijn facetten, waaronder bijvoorbeeld ook de interne organisatie van het bestuursorgaan. [6]
6.3.
Eiser heeft in zijn verzoek niet vermeld op welke aangelegenheid de informatie ‘buiten reikwijdte’ betrekking heeft. Eiser stelt dat dit ook niet van hem kan worden verlangd omdat daarom juist de openbaarmaking vraagt. Ter zitting heeft eiser toegelicht dat de aangelegenheid is het controleren van de burgemeester in de behandeling van het verzoek om openbaarmaking en dat met openbaarmaking tevens meer duidelijk kan worden over de verhouding van het onderwerp demonstratie tegen racisme ten opzichte van tijdens de overleggen besproken andere onderwerpen.
6.4.
De rechtbank is van oordeel dat informatie die eerder ‘buiten reikwijdte’ is geoordeeld, geen aangelegenheid is als bedoeld in artikel 4.1 van de Woo. Uit de wetsgeschiedenis van de Wob en de Woo volgt dat de wetgever heeft gekozen voor een informatiestelsel, waarbij het aan de verzoeker is om aan te geven over welke (bestuurlijke) aangelegenheid hij informatie openbaar gemaakt wil zien. Het onderhavige Woo-verzoek is een vervolg op het eerdere wob-verzoek waarin de (bestuurlijke) aangelegenheid betrof de betrokkenheid van de burgemeester bij de demonstratie tegen racisme op 3 juni 2020. In die procedure heeft de burgemeester in een aantal documenten passages onleesbaar gemaakt omdat die op een ander onderwerp dan de demonstratie betrekking hebben. Of de burgemeester dit terecht heeft gedaan is onderwerp geweest van de juridische beoordeling door de rechtbank en de Afdeling. Met de uitspraak van de Afdeling is onherroepelijk komen vast te staan dat de ‘buiten reikwijdte onderdelen’ geen betrekking hebben op de demonstratie tegen racisme. Daarnaar ging de aandacht ook met het tweede verzoek, gelet op de verwijzing naar het eerdere verzoek, kennelijk uit. Op welk ander bestuurlijk onderwerp of aangelegenheid het tweede verzoek betrekking heeft, is in het verzoek niet vermeld. De nadere duiding door eiser in beroep kan daaraan niet afdoen.
In het licht van het voorgaande heeft de burgemeester het verzoek terecht afgewezen, omdat ‘buiten reikwijdte passages’ niet valt onder het begrip ‘aangelegenheid’. Deze grond draagt de afwijzing voor dit onderdeel zelfstandig, zodat de rechtbank niet de vraag hoeft te beantwoorden of de burgemeester het verzoek heeft kunnen aanmerken als een herhaalde aanvraag.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is deels niet-ontvankelijk en voor het overige ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep niet-ontvankelijk voor zover het ziet op document 3;
- verklaart het beroep voor het overige ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Dingemanse, rechter, in aanwezigheid van mr. M.M. Mercelina, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 29 april 2025.
De griffier is verhinderd deze
uitspraak te ondertekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

3.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 12 maart 2025, ECLI:NL:RVS:2025:996.
4.Zie de uitspraken van de Centrale Raad van Beroep van 2 april 2024, ECLI:NL:CRVB:2024:635, van het College van Beroep voor het Bedrijfsleven van 4 juni 2024, ECLI:NL:CBB:2024:378 en van de Afdeling van 5 juni 2024, ECLI:NL:RVS:2024:2323.
6.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 7 maart 2018, ECLI:NL:RVS:2018:777.