ECLI:NL:RBROT:2025:5876

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
1 mei 2025
Publicatiedatum
15 mei 2025
Zaaknummer
ROT 24/4633
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen de vaststelling van de hoge eigen bijdrage voor zorg vanuit de Wet langdurige zorg

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de vaststelling door het CAK van de hoge eigen bijdrage voor zorg vanuit de Wet langdurige zorg (Wlz) vanaf 4 februari 2024 op een bedrag van € 568,58. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van het CAK, dat op 23 april 2024 is genomen, en heeft beroep ingesteld. De rechtbank heeft de zaak op 25 maart 2025 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van het CAK, mr. S.J.Y Römer.

De rechtbank oordeelt dat het CAK de hoge eigen bijdrage van eiser correct heeft vastgesteld op basis van de inkomensgegevens van 2022. Eiser heeft aangevoerd dat de wijze van mededeling van de hoge eigen bijdrage hem heeft overvallen en dat dit in strijd is met het zorgvuldigheidsbeginsel. De rechtbank stelt vast dat de informatievoorziening van het CAK niet optimaal was, maar oordeelt dat dit niet leidt tot een onzorgvuldig besluit. De rechtbank concludeert dat de hoge eigen bijdrage dwingend is voorgeschreven door de wetgeving en dat het CAK niet mag afwijken van deze regelgeving, tenzij eiser bijzondere omstandigheden kan aantonen.

Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser de hoge eigen bijdrage van € 568,58 per maand moet blijven betalen. Eiser krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. J.J.R. Lautenbach en is openbaar uitgesproken op 1 mei 2025.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 24/4633

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 mei 2025 in de zaak tussen

[eiser], uit [plaatsnaam], eiser

(gemachtigde: mr. M.M. van Daalhuizen)
en

het CAK

(gemachtigde: [naam]).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de vaststelling door het CAK van de hoge eigen bijdrage voor zorg vanuit de Wet langdurige zorg (Wlz) vanaf 4 februari 2024 op een bedrag van € 568,58.
1.1.
Met het besluit van 23 april 2024 op het bezwaar van eiser is het CAK bij dat besluit gebleven (het bestreden besluit). Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
1.2.
Het CAK heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift. Eiser heeft nadere stukken ingediend.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 25 maart 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, bijgestaan door zijn gemachtigde, en namens het CAK
mr. S.J.Y Römer.

Totstandkoming van het bestreden besluit

2. Met de brief van 2 februari 2024 heeft het CAK aan eiser meegedeeld dat hij voor zorg in een instelling vanaf 4 februari 2024 een bedrag van € 568,58 per maand moet betalen als ‘hoge eigen bijdrage’. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
3. Met het bestreden besluit heeft het CAK de hoge eigen bijdrage [1] van eiser ongewijzigd bepaald op € 568,58 per maand vanaf 4 februari 2024. Het CAK heeft daaraan ten grondslag gelegd dat eiser vanaf 4 oktober 2023 zorg ontvangt vanuit de Wlz in de vorm van verblijf in een instelling. De eigen bijdrage heeft het CAK vastgesteld op basis van de inkomensgegevens van eiser over het jaar 2022. Het CAK legt in het bestreden besluit uit dat uit de regelgeving dwingend volgt dat eiser vanaf de vijfde maand van zijn verblijf in een instelling de zogenaamde hoge eigen bijdrage moet betalen voor zorg vanuit de Wlz. [2] Verder wijst het CAK er op dat de rekenmethode dwingend door de wetgever is voorgeschreven, zodat het CAK daarvan niet mag afwijken, tenzij eiser aantoont dat hij vanwege bijzondere omstandigheden met zijn inkomen en vermogen die hoge eigen bijdrage niet kan betalen. Dat eiser nog een betalingsregeling van € 50,- in de maand heeft voor het voldoen van de hoge eigen bijdrage voor de maand maart 2024 is volgens het CAK onvoldoende uitzonderlijk om af te wijken van de regelgeving. Tot slot wijst het CAK eiser op de mogelijkheid om gegevens aan te leveren bij het CAK op basis waarvan eiser kan aantonen dat hij in 2024 minder dan de zak- en kleedgeldnorm (van € 406,51 per maand) overhoudt.

Beoordeling door de rechtbank

4. Eiser heeft ter zitting benadrukt dat zijn beroep zich richt tegen de wijze waarop het CAK hem heeft laten weten dat hij de hoge eigen bijdrage verschuldigd is. Dit heeft het CAK zonder nadere toelichting in het primaire besluit meegedeeld. De hoge eigen bijdrage ging ook twee dagen later in. De handelwijze van het CAK heeft eiser overvallen. Eiser kreeg in maart 2024 hierdoor een betalingsachterstand. Pas in bezwaar kwam het CAK met een uitleg. Dit is in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel en het motiveringsbeginsel.
5. De beroepsgrond slaagt niet. Eiser ontvangt vanaf 3 oktober 2023 zorg vanuit de Wlz in de vorm van verblijf in een instelling. Uit de regelgeving volgt dwingend dat hij vanaf 4 februari 2024 niet langer de lage eigen bijdrage [3] maar de hoge eigen bijdrage voor de zorg vanuit de Wlz moet betalen. [4] Ter zitting heeft het CAK toegelicht dat het iemand die op basis van de Wlz in een instelling verblijft, kort na de start van dat verblijf een informatiebrief toestuurt. In zo’n informatiebrief staat onder meer dat na vier maanden in de instelling een hoge eigen bijdrage moet worden betaald voor de Wlz-zorg. Eiser heeft gezegd dat hij zo’n toelichting niet heeft ontvangen kort na 3 oktober 2023. De rechtbank stelt vast dat de bewoordingen van de brief van 2 februari 2024 weinig uitleg bevatten over de reden van de (forse) verhoging van de eigen bijdrage. Toch leidt dit niet tot het oordeel dat het bestreden besluit onzorgvuldig of onvoldoende gemotiveerd is. Ter zitting heeft het CAK toegelicht dat in de beknopte brief (waarbij de hoge eigen bijdrage wordt meegedeeld) niet veel juridische motivering staat om te voorkomen dat mensen door (te) veel uitleg niet snappen wat er staat. Het CAK verwijst mensen die Wlz-zorg ontvangen naar de website van het CAK, waar aanvullende toelichting is te vinden over de (hoogte van de) eigen bijdrage bij Wlz-zorg. Ook wordt verwezen naar de klantenservice van het CAK die telefonisch vragen kunnen beantwoorden. Verder oordeelt de rechtbank dat in het bestreden besluit op correcte en uitgebreide wijze is toegelicht wat de grondslag is voor eisers hoge eigen bijdrage. Het is gangbaar dat in een bezwaarprocedure als dat nodig is een nadere toelichting en motivering wordt gegeven van een besluit. [5] Voor zover er dus een gebrek kleefde aan de brief van 2 februari 2024 is dat dan ook hersteld met het bestreden besluit.
6. Van de in beroep ingenomen stelling van eiser dat het bedrag van € 568,58 per maand berust op een rekenfout, heeft eiser ter zitting aangegeven dat hij deze niet handhaaft. Dat geldt ook voor zijn stelling dat hij door het hoge bedrag tussen wal en schip dreigt te vallen omdat hij voor zijn levensonderhoud nog maar erg weinig geld overhoudt en misschien niet meer op vakantie kan. Dit beoordeelt de rechtbank daarom niet.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser vanaf 4 februari 2024 een bedrag van € 568,58 per maand aan het CAK moet betalen in verband met zorg bij verblijf in een instelling. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J.R. Lautenbach, rechter, in aanwezigheid van
G.I. Heijblom, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 1 mei 2025.
Griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.In de zin van artikel 3.2.5 van de Wlz, en het daarop gebaseerde artikel 3.3.2.1, eerste lid, aanhef en onder a, van het Besluit langdurige zorg (Blz).
2.Dat volgt uit artikel 3.3.2.1, eerste lid, aanhef en onder a, van het Blz.
3.Zoals volgt uit artikel 3.3.2.2, eerste lid, aanhef en onder a, van het Blz.
4.Dat volgt uit artikel 3.3.2.1, eerste lid, aanhef en onder a, van het Blz.
5.Dat volgt uit artikel 7:11 van de Algemene wet bestuursrecht en uit vaste rechtspraak, zoals de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 10 september 2010, ECLI:NL:CRVB:2010:BN6709.