Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 mei 2025 in de zaak tussen
[eiser], uit [plaatsnaam], eiser
het CAK
Inleiding
mr. S.J.Y Römer.
Rechtbank Rotterdam
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de vaststelling door het CAK van de hoge eigen bijdrage voor zorg vanuit de Wet langdurige zorg (Wlz) vanaf 4 februari 2024 op een bedrag van € 568,58. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van het CAK, dat op 23 april 2024 is genomen, en heeft beroep ingesteld. De rechtbank heeft de zaak op 25 maart 2025 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van het CAK, mr. S.J.Y Römer.
De rechtbank oordeelt dat het CAK de hoge eigen bijdrage van eiser correct heeft vastgesteld op basis van de inkomensgegevens van 2022. Eiser heeft aangevoerd dat de wijze van mededeling van de hoge eigen bijdrage hem heeft overvallen en dat dit in strijd is met het zorgvuldigheidsbeginsel. De rechtbank stelt vast dat de informatievoorziening van het CAK niet optimaal was, maar oordeelt dat dit niet leidt tot een onzorgvuldig besluit. De rechtbank concludeert dat de hoge eigen bijdrage dwingend is voorgeschreven door de wetgeving en dat het CAK niet mag afwijken van deze regelgeving, tenzij eiser bijzondere omstandigheden kan aantonen.
Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser de hoge eigen bijdrage van € 568,58 per maand moet blijven betalen. Eiser krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. J.J.R. Lautenbach en is openbaar uitgesproken op 1 mei 2025.