ECLI:NL:RBROT:2025:6039

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 mei 2025
Publicatiedatum
20 mei 2025
Zaaknummer
11366201 CV 24-26432
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verplichting tot zekerheidstelling door buitenlandse eiser in civiele procedure

In deze civiele procedure, behandeld door de Rechtbank Rotterdam, is de buitenlandse eiser, Roham Tejarat Sabz Astara co. Ltd. (RTSA), veroordeeld om zekerheid te stellen voor de proceskosten. De eiseres, gevestigd in Iran, eist betaling van een gedaagde die natuursteen heeft besteld. De gedaagde erkent de bestelling, maar stelt dat hij al heeft betaald. In het incident vraagt de gedaagde om zekerheid, omdat RTSA niet in Nederland is gevestigd. De kantonrechter oordeelt dat RTSA verplicht is om zekerheid te stellen, aangezien de wet dit voorschrijft voor partijen die niet in Nederland wonen of gevestigd zijn. RTSA biedt aan dat een Nederlandse vertegenwoordiger borg staat voor de proceskosten, wat door de kantonrechter wordt goedgekeurd. De kantonrechter bepaalt dat de partijen hun eigen proceskosten dragen en dat er een zitting zal worden gepland om de hoofdzaak te bespreken. De partijen worden gevraagd om hun beschikbaarheid door te geven voor de komende maanden. Het vonnis is uitgesproken op 23 mei 2025 door mr. V.F. Milders.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 11366201 CV 24-26432
datum uitspraak: 23 mei 2025
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
Roham Tejarat Sabz Astara co. Ltd.,
vestigingsplaats: Astara, Gilan (IRAN),
eiseres in de hoofdzaak, verweerster in het incident,
gemachtigde: mr. J.V. Blokland,
tegen
[gedaagde], die handelt onder de naam slstone,
woonplaats: [handelsnaam],
gedaagde in de hoofdzaak, eiser in het incident,
gemachtigde: mr. G. Sarier.
De partijen worden hierna aangeduid als ‘RTSA’ en ‘[gedaagde]’.

1.De procedure

Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 14 oktober 2024, met bijlagen;
  • het antwoord met een eis in het incident, met een bijlage;
  • het antwoord in het incident, met repliek in de hoofdzaak, met bijlagen.

2.De beoordeling

Waar gaat de zaak over?
2.1.
In de hoofdzaak eist RTSA dat [gedaagde] betaalt voor een bestelling natuursteen. [gedaagde] erkent de bestelling, maar voert aan dat hij voor deze bestelling al aan RTSA heeft betaald. In het incident eist [gedaagde] dat RTSA zekerheid stelt voor de proceskosten, omdat zij niet in Nederland is gevestigd. Dat betwist RTSA niet. Daarom is RTSA hiertoe verplicht en wijst de kantonrechter het incident toe. Hierna wordt uitgelegd waarom en op welke manier.
Zekerheid stellen
2.2.
RTSA is niet gevestigd in Nederland. [gedaagde] heeft geëist dat zij daarom zekerheid stelt voor de proceskosten (artikel 224 lid 1 Rv). RTSA verzoekt de kantonrechter om allereerst te kijken naar de inhoud van de hoofdzaak, want volgens haar is het duidelijk dat haar eis moet worden toegewezen en is een zekerheidstelling daarom al niet nodig. Hierin wordt zij niet gevolgd. Niet alleen is dat in deze fase van de procedure nog niet zo duidelijk, maar ook geldt dat dit niet binnen het systeem van de wet past. De bedoeling van een zekerheidsstelling is om aan wederpartij van de partij die niet in Nederland woont of gevestigd is garantie te geven dat een eventuele proceskostenveroordeling wordt betaald, onder andere voordat die partij de kosten (meer) maakt. Daarom wordt er nu geen voorschot genomen op een oordeel in de hoofdzaak. RTSA heeft geen beroep gedaan op een van de uitzonderingsregels uit de wet (lid 2), zodat zij zekerheid moet stellen.
2.3.
RTSA wil niet, zoals door [gedaagde] is geëist een waarborgsom storten op zijn derdenrekening, maar biedt wel aan dat [naam] zich borg stelt voor het betalen van een eventuele proceskostenveroordeling van RTSA. RTSA is vrij om te kiezen op welke manier zij zekerheid wil stellen, als die maar zodanig is dat de kosten gedekt zijn en [gedaagde] zonder moeite verhaal zal kunnen nemen (artikel 6:51 lid 1 en 2 BW). De aangeboden borg voldoet naar het oordeel van de kantonrechter aan die eisen. Uit de stukken blijkt namelijk het volgende. [naam] is gemachtigd om RTSA in deze procedure te vertegenwoordigen. Hij heeft schriftelijk verklaard dat hij in Nederland woont en bereid is om zich borg te stellen. Uit het uittreksel van de kamer van koophandel blijkt dat [naam] vennoot is van een Nederlandse onderneming in Schiedam. Die onderneming bestaat sinds 1 januari 2024 en [naam] is ook vanaf die datum vennoot. Onder deze omstandigheden is redelijkerwijs aannemelijk dat verhaal in Nederland mogelijk is.
2.4.
[naam] verbindt aan zijn borgstelling de voorwaarde dat de kantonrechter in deze procedure beslist dat RTSA zekerheid moet stellen. Daarom wordt RTSA veroordeeld om zekerheid te stellen. Aan die veroordeling voldoet zij direct door de borgstelling van [naam].
2.5.
De kantonrechter bepaalt dat de partijen de eigen proceskosten dragen. Dat betekent dat zij geen vergoeding hoeven te betalen voor de kosten die de andere partij heeft gemaakt.
Hoofdzaak
2.6.
De kantonrechter wil de zaak graag met de partijen bespreken op een zitting. De partijen krijgen op de zitting de mogelijkheid om hun kant van het verhaal te vertellen. Ook stelt de kantonrechter vragen en onderzoekt of de partijen samen tot een oplossing kunnen komen.
2.7.
Bij het plannen van de zitting wil de kantonrechter zoveel mogelijk rekening houden met de agenda van de partijen. Daarom wordt nu eerst aan de partijen gevraagd de kantonrechter te laten weten op welke ochtenden en/of middagen in de komende maanden zij verhinderd zijn. Ook wil de kantonrechter graag de e- mailadressen van de partijen ontvangen.

3.De beslissing

De kantonrechter:
in het incident
3.1.
veroordeelt RTSA om zekerheid te stellen en stelt vast dat RTSA aan die veroordeling voldoet met de borgstelling van [naam];
3.2.
bepaalt dat de partijen de eigen proceskosten dragen;
in de hoofdzaak
3.3.
bepaalt dat de partijen uiterlijk op
woensdag 11 juni 2025 om 11:30 uurmoeten laten weten op welke ochtenden/middagen in de maanden september 2025 tot en met februari 2026 zij verhinderd zijn en hun e-mailadres moeten opgeven.
Dit vonnis is gewezen door mr. V.F. Milders en in het openbaar uitgesproken.
703