ECLI:NL:RBROT:2025:6095

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 mei 2025
Publicatiedatum
21 mei 2025
Zaaknummer
ROT 24/5749
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herbeoordeling van de evenredigheid van woningsluiting op basis van de Opiumwet

Deze uitspraak betreft het besluit van de burgemeester van Rotterdam om de woning van eiseres te sluiten voor drie maanden wegens een overtreding van de Opiumwet. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar de burgemeester heeft het besluit in stand gelaten, met de mededeling dat de woningsluiting niet zal worden geëffectueerd. Eiseres is het niet eens met deze beslissing en stelt dat het besluit onzorgvuldig is voorbereid en onvoldoende is gemotiveerd. De rechtbank heeft de zaak beoordeeld en komt tot de conclusie dat de burgemeester aanvankelijk op goede gronden tot sluiting van de woning is overgegaan. Echter, de mededeling dat de woningsluiting niet zal worden geëffectueerd, impliceert een heroverweging van de noodzaak en evenwichtigheid van de sluiting. De rechtbank oordeelt dat de burgemeester het sluitingsbesluit had moeten herroepen vanaf het moment van het besluit op bezwaar, omdat de noodzaak voor de sluiting niet langer aanwezig was. Het beroep van eiseres is gegrond verklaard, het bestreden besluit is vernietigd en het sluitingsbesluit is herroepen. Eiseres krijgt haar griffierecht terug en een vergoeding van haar proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 24/5749

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 mei 2025 in de zaak tussen

[eiseres], uit [plaatsnaam], eiseres

(gemachtigde: mr. I. Car),
en

de burgemeester van Rotterdam

(gemachtigde: mr. J.C. Avedissian).
Als derde-partij neemt aan deze zaak deel:
[naam stichting]uit [plaatsnaam], [naam stichting]
(gemachtigde: [naam 1]).

Samenvatting

1.1.
Deze uitspraak gaat over het besluit van de burgemeester om de woning van eiseres gelegen aan [adres] (de woning) te sluiten voor de duur van drie maanden wegens een overtreding van de Opiumwet. In bezwaar heeft de burgemeester dit besluit in stand gelaten. Onder de ondertekening van het besluit op bezwaar heeft de burgemeester vermeld dat zij de woningsluiting niet zal effectueren. Eiseres is het er niet mee eens dat de burgemeester het besluit tot woningsluiting in stand heeft gelaten. Zij voert aan dat de burgemeester het besluit op bezwaar onzorgvuldig heeft voorbereid en onvoldoende heeft gemotiveerd. Volgens eiseres is het besluit op bezwaar niet evenredig en had de burgemeester kunnen volstaan met het geven van een waarschuwing. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank het besluit op bezwaar.
1.2.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat de burgemeester aanvankelijk op goede gronden tot sluiting van de woning is overgegaan. De rechtbank oordeelt echter dat de burgemeester met de mededeling onder het besluit op bezwaar dat de woningsluiting niet zal worden geëffectueerd de noodzaak en/of evenwichtigheid van de woningsluiting heeft heroverwogen. De burgemeester had om die reden het sluitingsbesluit moeten herroepen vanaf het moment van het besluit op bezwaar. Eiseres krijgt dus deels gelijk. Het beroep is daarom gegrond.
1.3.
Hieronder legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit heeft. Onder 2.1. staat het procesverloop in deze zaak. Onder 3. volgt de beoordeling door de rechtbank. De rechtbank gaat daarbij in op de vraag of eiseres procesbelang heeft en of de sluiting van de woning noodzakelijk en evenwichtig is. Aan het eind van de uitspraak staan de beslissing en de gevolgen daarvan.

Procesverloop

2.1.
Met het sluitingsbesluit van 8 februari 2024 heeft de burgemeester de woning van eiseres voor de duur van drie maanden gesloten. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
2.2.
Met de uitspraak van 22 februari 2024 (ROT 24/1740) heeft de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening toegewezen en de sluiting geschorst tot zes weken na bekendmaking van het besluit op bezwaar.
2.3.
Met het besluit op bezwaar van 4 juni 2024 (het bestreden besluit) heeft de burgemeester de sluiting gehandhaafd. Onder de ondertekening van dit besluit heeft de burgemeester vermeld dat de sluiting van de woning niet wordt geëffectueerd.
2.4.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. De burgemeester heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift. Eiseres heeft bij brief van 24 februari 2025 gereageerd op vragen van de rechtbank.
2.5.
De rechtbank heeft het beroep op 4 maart 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres, de gemachtigde van de burgemeester en [naam 2] (namens de burgemeester) en de gemachtigde van [naam stichting].

Beoordeling door de rechtbank

3. Uit de bestuurlijke rapportage van de politie van 29 december 2023 blijkt het volgende. Uit onderzoek kwam de verdenking naar voren dat een man die verbleef in de woning aan de [adres] over een vuurwapen zou beschikken. Naar aanleiding daarvan is de woning op 8 december 2023 doorzocht. In de woning werd geen vuurwapen aangetroffen, maar wel 6,3 gram cocaïne, een weegschaal, zeven lege gripzakjes en één pil (vermoedelijk XTC). Een deel van de cocaïne was verpakt in twee gripzakjes die in de stofzuigerzak zaten. Verder is cocaïne (residu) aangetroffen in een pan en in een stuk aluminiumfolie die op de keukenkast lagen. Ook is cocaïne aangetroffen in de slaapkamer in een tasje dat in een kast lag. In dat tasje zaten ook de lege gripzakjes en het weegschaaltje. De pil lag in de meterkast op de cv-ketel. Naar aanleiding van de bestuurlijke rapportage heeft de burgemeester besloten om de woning van eiseres te sluiten voor de duur van drie maanden.
Heeft eiseres procesbelang bij deze procedure?
4. De burgemeester heeft laten weten dat de sluiting van de woning niet zal worden geëffectueerd. De rechtbank oordeelt dat eiseres nog wel procesbelang heeft bij de beoordeling van het bestreden besluit. Zoals de burgemeester op de zitting heeft toegelicht zal eiseres, indien het bestreden besluit wordt vernietigd en het sluitingsbesluit van 8 februari 2024 wordt herroepen, bij een eventuele volgende overtreding niet worden aangemerkt als recidivist. Een eventuele volgende sluiting van de woning is dan niet voor een langere tijd dan drie maanden. De rechtbank zal het beroep daarom inhoudelijk beoordelen.
Wat vindt eiseres?
5. Eiseres stelt dat het bestreden besluit onzorgvuldig is voorbereid en onvoldoende is gemotiveerd. Zij voert daartoe aan dat de noodzaak voor de woningsluiting ontbreekt. De in de woning aangetroffen goederen zijn niet van haar, zij is geen recidivist en er hebben geen nieuwe incidenten plaatsgevonden sinds het sluitingsbesluit. Ook is de sluiting niet meer noodzakelijk gezien het tijdsverloop. Eiseres voert verder aan dat de woningsluiting niet evenwichtig is en wijst ter onderbouwing daarvan op het advies van de Algemene bezwaarschriftencommissie (de commissie). De burgemeester heeft onvoldoende gemotiveerd waarom zij van dit advies van de commissie is afgeweken. Zij heeft ook niet gemotiveerd hoe de belangen van de drie minderjarige kinderen zijn meegewogen. Dit had de burgemeester wel moeten doen. Volgens eiseres had de burgemeester kunnen volstaan met een waarschuwing. Dit blijkt volgens eiseres ook uit het feit dat de burgemeester heeft laten weten dat zij de woningsluiting niet zal effectueren.
Wat vindt de burgemeester?
6. De burgemeester stelt dat zij met het bestreden besluit voldoende heeft gemotiveerd dat de woningsluiting noodzakelijk en evenwichtig is. In het bestreden besluit is uitgebreid gemotiveerd waarom van het advies van de commissie is afgeweken. Daarbij is ook ingegaan op de aanwezigheid van de minderjarige kinderen in de woning. Dat de woningsluiting niet wordt geëffectueerd, betekent volgens de burgemeester slechts dat geen feitelijke uitvoering wordt gegeven aan het besluit tot sluiting van de woning. Het betekent niet dat de burgemeester vindt dat zij met een waarschuwing had kunnen volstaan.
Wat is het toetsingskader?
7. De rechtbank stelt vast dat met het bestreden besluit een herstelsanctie [1] is opgelegd in de vorm van een sluiting van de woning voor drie maanden. De bevoegdheid voor het nemen van het sluitingsbesluit is gelegen in artikel 13b, eerste lid, onder a, van de Opiumwet. Op grond van deze bepaling kan de burgemeester een woning sluiten indien in een woning hard- en/of softdrugs wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel met dat doel aanwezig is. De burgemeester beschikt over beleidsvrijheid om de woning al dan niet gesloten te verklaren. Dit wordt ook wel een discretionaire handhavingsbevoegdheid genoemd.
7.1.
Voor de uitvoering van haar discretionaire handhavingsbevoegdheid heeft de burgemeester beleidsregels opgesteld, [2] die zijn neergelegd in de Beleidslijn bestuurlijke handhaving artikel 13b Opiumwet Rotterdam 2022 (de Beleidslijn). Voor dit beleid zijn de openbare orde en veiligheid leidend. Als uitgangspunt geldt dat het pand voor de duur van drie maanden wordt gesloten indien in de woning een handelshoeveelheid drugs wordt aangetroffen. Wel zal nadrukkelijk worden overwogen of kan worden volstaan met een laatste waarschuwing, waarbij rekening wordt gehouden met alle omstandigheden van het geval. De omstandigheden die een rol kunnen spelen zijn onder andere: aantoonbare (drugs)overlast met betrekking tot de woning, strafbare feiten gerelateerd aan de woning, vermoedens van verwijtbaar gedrag van bewoners of betrokkenen en de mate van gevaar of risico voor het woon- en leefklimaat in de omgeving.
7.2.
Uit jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) volgt wat het toetsingskader voor de rechter is in geval van uitoefening van een discretionaire handhavingsbevoegdheid op basis van een beleidsregel, om te beoordelen of de burgemeester binnen de grenzen van zijn beoordelings- en beleidsvrijheid is gebleven. In het bijzonder zijn dan van belang de uitspraak over toepassing van herstelsancties, de zogenaamde Greenpeace-uitspraak [3] en de zogenaamde Harderwijk-uitspraak [4] over de uitoefening van een discretionaire bevoegdheid op basis van beleidsregels.
7.3.
Uit de Greenpeace-uitspraak volgt dat een herstelsanctie moet leiden tot een doeltreffende, afschrikwekkende en evenredige handhaving van de desbetreffende norm. Daarbij geldt dat in de heroverweging in bezwaar mede moet worden bezien of handhaving daarvan nog steeds opportuun is (uit het oogpunt van een doeltreffende, afschrikwekkende en evenredige handhaving). Voorts volgt uit deze uitspraak dat de heroverweging die de burgemeester op basis van artikel 7:11 van de Awb moet maken in beginsel een tweeslag bevat. De burgemeester moet in de eerste plaats bezien of het op basis van de feiten en omstandigheden ten tijde van het primaire besluit destijds terecht zijn besluit heeft genomen (ex tunc). In de tweede plaats dient het bestuursorgaan feiten en omstandigheden die zich na de oplegging van een herstelsanctie hebben voorgedaan bij zijn heroverweging te betrekken (ex nunc). [5]
7.4.
Uit de Harderwijk-uitspraak volgt verder dat de evenredigheidstoets van artikel 3:4, tweede lid, van de Awb betekent dat de rechtbank oordeelt over aan de ene kant het met het besluit beoogde doel en aan de andere kant de (nadelige) gevolgen van het besluit. Het gaat daarbij om het voorkomen van onnodig nadelige gevolgen. De rechtbank moet daartoe aan de hand van de bij het sluitingsbesluit betrokken belangen en in het licht van de ingrijpendheid daarvan bepalen of het sluitingsbesluit geschikt, noodzakelijk en evenwichtig is. [6]
7.5.
De rechtbank zal hierna als eerste stap beoordelen of de burgemeester ten tijde van het sluitingsbesluit van 8 februari 2024 tot sluiting mocht overgaan. Vervolgens zal de rechtbank als tweede stap beoordelen of de burgemeester redelijkerwijs op basis van de feiten en omstandigheden die zich na het sluitingsbesluit van 8 februari 2024 hebben voorgedaan het sluitingsbesluit in stand heeft mogen laten. Bij deze beoordelingen zal de rechtbank enkel ingaan op de noodzaak en evenwichtigheid van de woningsluiting, omdat eiseres de bevoegdheid en de geschiktheid hiervan niet betwist.
Stap 1: Was de woningsluiting op het moment van het sluitingsbesluit van 8 februari 2024 evenredig?
8. De rechtbank oordeelt dat de burgemeester op het moment van het sluitingsbesluit van 8 februari 2024 op goede gronden heeft besloten over te gaan tot sluiting van de woning.
Noodzaak
8.1.
Bij de beoordeling van de noodzaak van een woningsluiting is de vraag aan de orde of de burgemeester met een minder ingrijpend middel had kunnen en moeten volstaan, omdat het beoogde doel ook daarmee had kunnen worden bereikt. Aan de hand van de ernst en omvang van de overtreding moet worden beoordeeld of sluiting van een pand noodzakelijk is ter bescherming van het woon- en leefklimaat bij het pand en het herstel van de openbare orde. In de woning is harddrugs aangetroffen. Gelet op de in de woning aangetroffen hoeveelheid cocaïne in combinatie met de aangetroffen attributen zoals een weegschaal, gripzakjes en residu in een pan is het aannemelijk dat deze harddrugs geheel of gedeeltelijk bestemd waren voor verkoop, aflevering of verstrekking. Dit levert op zichzelf al een belang op bij sluiting van de woning, ook als geen overlast of feitelijke drugshandel is geconstateerd. [7] Daarnaast zijn er overlastmeldingen van omwonenden over de af- en aanloop van verslaafden. Deze meldingen verwijzen expliciet naar de woning. Verder heeft een politiefunctionaris gezien dat een ambtshalve bekende verslaafde het portiek van de woning heeft verlaten. Gelet op de aangetroffen cocaïne, attributen en overlastmeldingen heeft de burgemeester geen aanleiding hoeven zien om met een minder verstrekkende maatregel te volstaan ter bescherming van het woon- en leefklimaat bij de woning en het herstel van de openbare orde. Een zichtbare sluiting van een woning is een signaal voor drugscriminelen dat de woning niet langer deel uitmaakt van de keten van drugshandel en een signaal aan buurtbewoners dat de overheid optreedt tegen drugscriminaliteit, wat bijdraagt aan het gevoel van veiligheid.
Evenwichtigheid
8.2.
De burgemeester heeft toegelicht dat zij ten tijde van het sluitingsbesluit van 8 februari 2024 is afgegaan op de verklaring van eiseres dat zij opvang voor haar drie minderjarige kinderen kon regelen als de woning gesloten zou worden. Eiseres heeft niet betwist dat zij dit heeft verklaard. Zij heeft echter na het sluitingsbesluit op de zitting van de voorzieningenrechter toegelicht dat zij dit heeft verklaard omdat zij bang was om haar kinderen te verliezen en omdat er werd gesproken over jeugdzorg. Dat eiseres bang was dat haar kinderen (tijdelijk) van haar zouden worden weggenomen, maakt niet dat de burgemeester op het moment van het sluitingsbesluit van 8 februari 2024 niet mocht afgaan op de door eiseres aanvankelijk afgelegde verklaring. De burgemeester mocht er op dat moment dus vanuit gaan dat er adequaat voor de kinderen zou worden gezorgd wanneer de woning gesloten zou worden.
8.3.
Gelet op het voorgaande was het sluitingsbesluit van 8 februari 2024 noodzakelijk en evenwichtig.
Stap 2: Was de woningsluiting op het moment van het bestreden besluit van 4 juni 2024 evenredig?
Noodzaak en/of evenwichtigheid
9. Met het bestreden besluit heeft de burgemeester aan eiseres meegedeeld dat de woningsluiting niet zal worden geëffectueerd. De burgemeester heeft ter zitting nader toegelicht dat zij vanwege tijdsverloop heeft afgezien van de feitelijke uitvoering van het besluit tot sluiting van de woning. Naar het oordeel van de rechtbank impliceert dit dat de burgemeester met het bestreden besluit de noodzaak en/of evenwichtigheid van de sluiting van de woning vanwege tijdsverloop heeft heroverwogen. De stelling van de burgemeester dat deze mededeling slechts ziet op de feitelijke uitvoering van het besluit tot sluiting van de woning, volgt de rechtbank niet. Het rechtsgevolg van het besluit, dat inhoudt dat de woning wordt gesloten, wordt hiermee immers gewijzigd in die zin dat een sluiting niet meer aan de orde is. De burgemeester had het tijdsverloop daarom moeten betrekken bij de beoordeling van de noodzaak en/of evenwichtigheid van de woningsluiting en op basis van die beoordeling moeten concluderen dat een sluiting vanwege tijdsverloop niet langer noodzakelijk en/of evenwichtig was. De burgemeester had het sluitingsbesluit daarbij moeten herroepen vanaf de datum van het bestreden besluit van 4 april 2024. [8] De burgemeester heeft dit alles niet gedaan, zodat het bestreden besluit in strijd is met het zorgvuldigheidsbeginsel, als bedoeld in artikel 3:2 van de Awb, en met het motiveringsbeginsel van artikel 3:46 van de Awb.

Conclusie en gevolgen

10. Het beroep slaagt. Gelet op de beslissing van de burgemeester de woningsluiting niet te effectueren, is er geen reden de burgemeester in de gelegenheid te stellen om het geconstateerde gebrek te herstellen. De rechtbank ziet aanleiding zelf in de zaak te voorzien door het bestreden besluit te vernietigen en het sluitingsbesluit van 8 februari 2024 te herroepen vanaf de datum van het bestreden besluit van 4 april 2024. De rechtbank bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit.
10.1.
Omdat het beroep gegrond is, krijgt eiseres het griffierecht terug van de burgemeester. Zij krijgt ook een vergoeding van haar proceskosten in beroep ter hoogte van € 2.267,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 0,5 punt voor het indienen van een nadere reactie, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde van € 907,- per punt en wegingsfactor 1). Voor een vergoeding van de proceskosten in bezwaar bestaat geen aanleiding. Omdat het sluitingsbesluit vanaf de datum van het bestreden besluit wordt herroepen vanwege tijdsverloop en niet wegens een aan de burgemeester te wijten onrechtmatigheid, wordt niet voldaan aan de vereisten van artikel 7:15, tweede lid, van de Awb.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • herroept het sluitingsbesluit van 8 februari 2024 vanaf de datum van het bestreden besluit van 4 april 2024;
  • bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het bestreden besluit;
  • bepaalt dat de burgemeester het griffierecht van € 187,- aan eiseres moet vergoeden;
  • veroordeelt de burgemeester tot betaling van € 2.267,50 aan proceskosten aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.E.C. Debets, rechter, in aanwezigheid van mr. R. Blokhuis, griffier. Uitgesproken in het openbaar op 21 mei 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kunnen zij de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kunnen zij de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.In de zin van artikel 5:2, eerste lid, aanhef en onder b, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.In de zin van artikel 1:3, vierde lid, van de Awb.
3.Uitspraak van de Afdeling van 28 oktober 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2571 (Greenpeace).
4.Uitspraak van de Afdeling van 2 februari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:285 (Harderwijk).
5.Zie hiervoor de rechtsoverwegingen 6.2.3 tot en met 6.2.5 van de Greenpeace-uitspraak.
6.Zie rechtsoverwegingen 7.4, 7.6, 7.8-7.9 van de Harderwijk-uitspraak.
7.Vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 25 januari 2023, ECLI:NL:RVS:2023:277.
8.De rechtbank vindt voor dit oordeel steun in de conclusie van de advocaat-generaal mr. P.J. Wattel van 11 maart 2020, ECLI:NL:RVS:2020:738, r.o. 4.13.