ECLI:NL:RBROT:2025:6131

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
18 april 2025
Publicatiedatum
22 mei 2025
Zaaknummer
C/10/695856 / JE RK 25-494 en C/10/696606 / JE RK 25-606
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige met betrekking tot de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming

Op 18 april 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaken C/10/695856 / JE RK 25-494 en C/10/696606 / JE RK 25-606. De zaak betreft de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige], die sinds zijn geboorte in een pleeggezin verblijft. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders van [minderjarige] belast zijn met het ouderlijk gezag, maar dat er ernstige zorgen zijn over hun vermogen om voor hem te zorgen. De moeder heeft persoonlijke problematiek en de vader is niet verschenen tijdens de zitting. De kinderrechter heeft de verzoeken van de gecertificeerde instelling, de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming, om de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen voor de duur van een jaar, toegewezen. De kinderrechter heeft ook de verzoeken van de moeder om de schriftelijke aanwijzing van de GI te vervallen te verklaren afgewezen, omdat de huidige contactregeling in het belang van [minderjarige] is. De kinderrechter heeft de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing direct geldt, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummers: C/10/695856 / JE RK 25-494 en C/10/696606 / JE RK 25-606
Datum uitspraak: 18 april 2025
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling en verlenging machtiging tot uithuisplaatsing en over een vervallenverklaring van de schriftelijke aanwijzing
in de zaak van
de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen de GI,
en in de zaak van
[naam moeder],
hierna te noemen de moeder, wonende in [woonplaats 1],
advocaat mr. M. Verschoor te Rozenburg,
over
[minderjarige],
geboren op [geboortedatum] 2022 in [geboorteplaats], hierna te noemen [minderjarige].
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[naam vader],
hierna te noemen de vader, zonder bekende woon- of verblijfplaats,
[pleegouder 1] en [pleegouder 2],
hierna te noemen de pleegouders, wonende in [woonplaats 2].

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
  • het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 6 maart 2025, binnengekomen bij de rechtbank op 12 maart 2025;
  • het verzoekschrift met bijlagen van de moeder van 25 maart 2025, binnengekomen bij de rechtbank op diezelfde datum.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 18 april 2025. Daarbij waren aanwezig:
  • de moeder met haar advocaat;
  • de pleegouders;
- een vertegenwoordiger van de GI, te weten [naam 1].
Er is bijzondere toegang verleend aan een gezinsondersteuner van Juntoszorg, te weten [naam 2].
De vader is niet verschenen. De kinderrechter stelt vast dat de vader wel juist is opgeroepen.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige].
2.2.
[minderjarige] verblijft in een pleeggezin.
2.3.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 19 april 2024 de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd tot 25 april 2025. Daarnaast is de machtiging verlengd om [minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een voorziening voor pleegzorg tot 25 april 2025.
2.4.
De GI heeft bij beslissing van 11 maart 2025 een contactregeling tussen de met het gezag belaste ouder (de moeder) en [minderjarige] vastgesteld, na op 14 februari 2025 een vooraankondiging van deze beslissing aan de moeder te hebben gestuurd.

3.De verzoeken

Ten aanzien van zaaknummer C/10/695856 / JE RK 25-494:
3.1.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] te verlengen voor de duur van een jaar. Ook verzoekt de GI de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg te verlengen voor de duur van de ondertoezichtstelling. De GI verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
Ten aanzien van zaaknummer C/10/696606 / JE RK 25-606:
3.2.
De moeder verzoekt de schriftelijke aanwijzing van de GI voor wat betreft de omvang, frequentie en locatie van de contactregeling vervallen te verklaren en een nieuwe contactregeling tussen de moeder en [minderjarige] vast te stellen in die zin dat de GI zich dient in te spannen naar een opbouw van de contactregeling:

De gedachten van de vrouw gaan daarbij uit naar omgang van twee uur per week, binnen twee maanden op te bouwen naar een dagdeel per week en zo binnen de ondertoezichtstelling en plaatsing toe te werken naar een meer uitvoerige contactregeling waarbij de vrouw ook de gelegenheid krijgt om haar rol als moeder invulling te geven zonder dat er vanuit de GI allerlei feitelijke beperkingen worden opgelegd zowel in locatie als voor wat betreft de onderwerpen die tijdens de contactregeling moeten worden behandeld.

4.De standpunten

4.1.
Ter zitting heeft de GI hun verzoek gehandhaafd en als volgt toegelicht. De driejarige [minderjarige] verblijft in een pleeggezin en hij ontwikkelt zich naar omstandigheden goed. Hij heeft vriendjes en gaat naar school. [minderjarige] kampt wel met astma, waardoor hij veel wakker is ‘s nachts. Hij moet regelmatig naar het ziekenhuis om verneveld te worden. [minderjarige] heeft één keer in de twee weken een contactmoment van één uur met de moeder. De moeder is lief voor [minderjarige]. Er wordt echter ook gezien dat het de moeder niet voldoende lukt om de tips op te volgen die ze krijgt. De moeder voelt zich bekeken tijdens de contactmomenten. Na de contactmomenten met de moeder is [minderjarige] nog steeds erg moe en heeft hij veel slaap nodig. Ook kan hij kribbig zijn. Bij de moeder is sprake van persoonlijke problematiek. Zij staat op de wachtlijst voor hulpverlening. Eerder is er geprobeerd om een dagbesteding of scholing te regelen voor de moeder. Dit is niet gelukt. De komende periode is het van belang dat duidelijkheid komt voor [minderjarige] over waar hij gaat opgroeien. Volgens de GI ligt het perspectief van [minderjarige] niet bij de moeder vanwege haar problematiek. Voor het begeleiden van de omgang wil de GI een onafhankelijke organisatie inzetten. Daar is echter een wachtlijst voor.
4.2.
Door en namens de moeder is ter zitting geen verweer tegen de verlenging van de ondertoezichtstelling, wel tegen de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing voor de verzochte duur. De moeder wil graag dat er een tussentijds toetsmoment plaatsvindt om te bezien wat de stand van zaken is en verzoekt daarom de machtiging te verlengen voor de duur van zes maanden. Verder verzoekt de moeder de schriftelijke aanwijzing vervallen te verklaren. De moeder maakt zich zorgen over haar band met [minderjarige] gezien de duur van de contactmomenten. Er vindt er nu eens in de veertien dagen een begeleid contactmoment plaats van één uur. Dit is een vierde van de aanvankelijke duur van de contactmomenten. Tijdens het contactmoment wordt ook veel aan de moeder gevraagd, terwijl het moment daarvoor niet bedoeld is. De moeder vindt het moeilijk om zich neer te leggen bij de visie van de GI dat het perspectief van [minderjarige] bij de pleegouders is. Hoewel zij erg blij is met de pleegouders, wil zij graag op langere termijn weer zelf voor [minderjarige] zorgen. Zij werkt hard aan een betere toekomst voort zichzelf. Zo is zij op zoek naar een woning. De komende periode is het [minderjarige] ook belangrijk dat de contactmomenten tussen de moeder en [minderjarige] worden uitgebreid en dat ook de grootouders mz daarbij meer worden betrokken en het perspectief van [minderjarige] duidelijk wordt.
4.3.
De pleegouders hebben zich ter zitting niet verzet tegen het verzoek van de GI. Op dit moment gaat het goed met [minderjarige] bij hen. Hij verblijft inmiddels enkele jaren bij hen. [minderjarige] is een vrolijke peuter die graag buiten speelt en knutselt. Ook nu de contactmomenten met de moeder beperkt zijn, zien pleegouders dat [minderjarige] daarna weinig energie over heeft. Hij kan [minderjarige] drieënhalf uur slapen. Verder zien zij een gedragsverandering bij [minderjarige]. Hij kan hij boos of verdrietig worden. De pleegouders vinden de band tussen de moeder en [minderjarige] erg belangrijk. De pleegouders hopen dat er de komende periode duidelijkheid komt over het perspectief van [minderjarige].

5.De beoordeling

Ten aanzien van zaaknummer C/10/695856 / JE RK 25-494:
5.1.
Op basis van de stukken is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de grond voor de ondertoezichtstelling. [1] Ook is de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] noodzakelijk in het belang van de verzorging en opvoeding. [2]
5.2.
Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat [minderjarige] nog altijd ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd. [minderjarige] heeft een belast verleden. Toen [minderjarige] is geboren waren beide ouders dakloos en konden zij niet voor [minderjarige] zorgen. Niet alleen over de vader, maar ook over de moeder zijn er nog steeds zorgen. Uit onderzoek door MEE in 2024 is naar voren gekomen dat er bij de moeder sprake is van een belast verleden, een verstandelijke beperking en hechtingsproblematiek, waardoor zij moeite heeft om andere mensen te vertrouwen. De moeder woont verder nog steeds in een caravan op het terrein van haar ex-partner. Zij heeft nog geen woning. Ook heeft zij nog geen dagbesteding.
5.3.
Inmiddels woont de driejarige [minderjarige] bijna tweeënhalf jaar bij de pleegouders. Bij hen ontwikkelt hij zich naar omstandigheden goed. Hij kan hij zich goed vermaken, speelt hij met andere kinderen en gaat hij naar het kinderdagverblijf. [minderjarige] is wel bekend met bronchiale hyperreactiviteit, waardoor hij regelmatig moeite heeft met slapen en verneveld moet worden. [minderjarige] heeft begeleide contactmomenten met de moeder. De moeder komt deze goed na en is lief voor [minderjarige]. Ondanks de tips die ze krijgt lukt het haar echter niet om voldoende aan te sluiten bij de behoeften van [minderjarige]. De contactmomenten kosten [minderjarige] veel energie. Hij is erna erg moe, slaapt [minderjarige] drieënhalf uur en laat ook ander gedrag zien.
5.4.
Op basis van de thans beschikbare gegevens is een terugplaatsing van [minderjarige] bij de moeder naar het oordeel van de kinderrechter niet aan de orde, omdat de moeder hem niet kan bieden wat hij nodig heeft. De moeder heeft dit ter zitting ook erkend. Zij hoopt op langere termijn de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding weer op zich te kunnen nemen. Het perspectief van [minderjarige] lijkt echter bij de pleegouders te liggen, zoals ook door de GI is aangegeven. Het is daarom noodzakelijk dat zijn plaatsing bij de pleegouders wordt gecontinueerd.
5.5.
De kinderrechter verlengt daarom de ondertoezichtstelling van [minderjarige] voor de duur van een jaar, te weten tot 24 april 2026. Daarnaast verlengt de kinderrechter de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg tot 24 april 2026.
5.6.
Voor de komende periode is het van belang dat de begeleide contactmomenten tussen [minderjarige] en de moeder worden voortgezet en in het tempo van [minderjarige] eventueel weer worden uitgebreid. Daarnaast dient er duidelijkheid te komen over het perspectief van [minderjarige]. Gezien de wens van moeder geeft de kinderrechter de GI in overweging om de Raad daarnaar onderzoek te laten doen.
5.7.
De kinderrechter verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.
Ten aanzien van zaaknummer C/10/696606 / JE RK 25-606:
5.8.
De beslissing van de GI van 11 maart 2025 geldt als een schriftelijke aanwijzing als bedoeld in artikel 1:263 BW.
5.9.
Op verzoek van een met het gezag belaste ouder kan de kinderrechter een schriftelijke aanwijzing geheel of gedeeltelijk vervallen verklaren (artikel 1:264 van het BW). Een schriftelijke aanwijzing moet worden beschouwd als een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht. In dat kader toetst de kinderrechter aan de hand van de aangevoerde gronden of het besluit voldoet aan de algemene beginselen van behoorlijk bestuur.
5.10.
De kinderrechter is van oordeel dat de schriftelijke aanwijzing van de GI zorgvuldig tot stand is gekomen en voldoende is gemotiveerd.
5.11.
De GI is, zo blijkt uit de schriftelijke aanwijzing en de ter zitting gegeven toelichting, tot het besluit gekomen, omdat [minderjarige] zorgelijke signalen laat zien na de contactmomenten met de moeder, ook nadat deze in duur beperkt zijn. De contactmomenten lijken emotioneel te belastend voor hem te zijn. Zo is hij erna erg vermoeid, slaapt hij uren en laat hij sociaal wenselijk gedrag zien. Verder kan hij boos en verdrietig zijn. De aanwezigheid van de pleegouders bij de contactmomenten heeft niet tot een verandering van het gedrag van [minderjarige] geleid. [minderjarige] laat de gedragsverandering niet zijn als hij naar de peuterspeelzaal gaat.
5.12.
Gelet op bovenstaande zorgen acht de kinderrechter de door de GI vastgestelde contactregeling, waarbij de moeder één keer in de twee weken een begeleid contactmoment van één uur op de locatie van Kenter heeft, evenals de GI, op dit moment het meest in het belang van [minderjarige]. Dit neemt echter niet weg dat er blijvend oog voor moet zijn of en op welke wijze de contactmomenten kunnen worden uitgebreid, waarbij het belang van [minderjarige] centraal moet staan. In dit verband dient de GI aan de moeder de ondersteuning – bij vorokeur door een onafhankelijke organisatie - te bieden die zij nodig heeft om de contactmomenten met [minderjarige] zo goed en ontspannen mogelijk voor hem te laten verlopen.
5.13.
De kinderrechter wijst daarom het verzoek tot het vervallen verklaren van de schriftelijke aanwijzing als het gaat om de omvang, frequentie en locatie van de moeder af.

6.De beslissing

De kinderrechter:
Ten aanzien van zaaknummer C/10/695856 / JE RK 25-494:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] tot 24 april 2026;
6.2.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg tot 24 april 2026;
6.3.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
Ten aanzien van zaaknummer C/10/696606 / JE RK 25-606:
6.4.
wijst het verzoek van de moeder af.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 18 april 2025 door mr. G.M. Paling, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. K.F.G. van Leeuwen als griffier, en op schrift gesteld op 1 mei 2025.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.

Voetnoten

1.Artikel 1:260, eerste lid, BW.
2.Artikel 1:265c, tweede lid, BW.