ECLI:NL:RBROT:2025:6185

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 mei 2025
Publicatiedatum
23 mei 2025
Zaaknummer
10-034057-25
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het medeplegen van het bezit en de handel in hard- en softdrugs vanuit een woonwijk

Op 15 mei 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van het bezit en de handel in een grote hoeveelheid hard- en softdrugs. De verdachte, geboren in 1981 en ingeschreven op een adres in Dordrecht, werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. M. Simons. Tijdens de zitting op 1 mei 2025 werd het bewijs tegen de verdachte besproken, waarbij de officier van justitie, mr. K. Broere, een taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf eiste. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, samen met een medeverdachte, gedurende een periode van negen maanden actief betrokken was bij de handel in drugs vanuit een woonwijk, wat leidde tot overlast en onrust in de samenleving. De rechtbank achtte de verdachte strafbaar en legde een gevangenisstraf op van 24 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals meldplicht bij de reclassering en ambulante behandeling. De rechtbank weegt de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte mee in de strafmaat. De verdachte had geen eerdere veroordelingen voor soortgelijke feiten en toonde zich gemotiveerd voor gedragsverandering. De rechtbank besloot tot een deels voorwaardelijke straf, rekening houdend met de adviezen van de reclassering.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10-034057-25
Datum uitspraak: 15 mei 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedatum] 1981,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres 1] , [postcode 1] te [woonplaats] ,
raadsvrouw mr. M. Simons, advocaat te Raamsdonksveer.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 1 mei 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. K. Broere heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf van 240 (tweehonderdenveertig) uren met aftrek van voorarrest, en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 (één) jaar, met een proeftijd van 2 (twee) jaren met de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door Reclassering Nederland.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde heeft de verdachte bekend. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
De raadsvrouw heeft weliswaar bepleit dat verdachte zelf niet betrokken was bij het verwerken en bewerken van de aanwezige drugs. Nu de rechtbank uitgaat van medeplegen, er is immers sprake geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachte, gaat de rechtbank aan dit verweer voorbij.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij meermalen, in de periode van 1 april 2024 tot en
met 30 januari 2025 te Dordrecht,
tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk
heeft bewerkt en verwerkt en
verkocht en afgeleverd en verstrekt en vervoerd,
(handels- en/of gebruikers)hoeveelheden van een materiaal
bevattende cocaïne en
(handels- en/of gebruikers)hoeveelheden van een materiaal
bevattende MDMA,
zijnde cocaïne en MDMA
telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2.
hij op 30 januari 2025 te Dordrecht
tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk
aanwezig heeft gehad
18,56 kilogram van een materiaal
bevattende MDMA en 79,2 gram van
een materiaal bevattende cocaïne,
zijnde MDMA en cocaïne
telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
4.
hij meermalen, in de periode van 1 april 2024 tot en
met 30 januari 2025 te Dordrecht,
tezamen en in vereniging met een ander,
opzettelijk
heeft bereid en bewerkt en verwerkt en verkocht en
afgeleverd en verstrekt en vervoerd,
(gebruikers- en/of handels)hoeveelheden van
meer dan 30 gram van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en
plantaardige elementen van hennep waaraan geen andere
substanties zijn toegevoegd, zijnde hasjiesj en
(gebruikers- en/of handels)hoeveelheden van
meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep,
zijnde hasjiesh en hennep middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet
behorende lijst II;
5.
hij op 30 januari 2025 te Dordrecht
tezamen en in vereniging met een ander,
opzettelijk
aanwezig heeft gehad 1,45 kilogram (bruto) van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en
plantaardige elementen van hennep (hasjiesj) waaraan geen andere
substanties zijn toegevoegd en 4,23 kilogram (bruto) hennep,
zijnde hasjiesj en hennep telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet
behorende lijst II.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
2
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
3
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
4
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte is verslaafd (geweest) aan cocaïne. Om in zijn eigen cocaïnegebruik te voorzien, is hij drugsbestellingen voor de medeverdachte gaan rondbrengen. Samen met hem heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het bezit van een grote hoeveelheid hard- en softdrugs en gedurende negen maanden aan de handel daarin vanuit de woning van de medeverdachte. De handel vond plaats midden in een woonwijk, met alle bijbehorende aanloop en overlast. De handel in harddrugs zorgt voor veel onrust in de maatschappij en is zeer nadelig voor de gezondheid van de gebruikers. Bovendien gaat het gebruik van en de handel in verdovende middelen gepaard met verschillende vormen van (ernstige) criminaliteit, waardoor de samenleving ernstige schade wordt berokkend. De rechtbank rekent het de verdachte aan dat hij – vanuit zijn eigen verslaving – aan deze drugscriminaliteit een bijdrage heeft geleverd.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 25 maart 2025, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportage van Reclassering Nederland
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 3 april 2025. Uit dit rapport blijkt dat de verdachte verslaafd is aan cocaïne maar sinds eind januari 2025 abstinent is van dit middel. De verdachte is gemotiveerd voor gedragsverandering en staat open voor hulpverlening. Reclassering Nederland adviseert daarom een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met de volgende bijzondere voorwaarden:
  • meldplicht bij de reclassering,
  • ambulante behandeling met de mogelijkheid tot kortdurende klinische opname, en
  • meewerken aan middelencontrole.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
De verdachte heeft verklaard dat hij wist waar hij mee bezig was en de bewezenverklaarde feiten betreffen een langere periode en zijn ernstig. Naar het oordeel van de rechtbank doet de door de officier van justitie geëiste taakstraf hieraan onvoldoende recht en is voor de door de verdachte gepleegde feiten een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd en de straf die aan de medeverdachte in deze zaak wordt opgelegd, hoewel hun rollen niet geheel vergelijkbaar zijn. Tegelijkertijd heeft de verdachte de afgelopen maanden laten zien zijn leven te willen beteren, wat onder andere blijkt uit zijn abstinentie van cocaïne en zijn medewerking aan het opzetten van hulpverlening. Ook dit weegt de rechtbank mee bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf.
In lijn met het advies van de reclassering, zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 3, 10 en 11 van de Opiumwet.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 24 (vierentwintig) maanden;
bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte, groot 4 (vier) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
de veroordeelde meldt zich binnen drie werkdagen na het ingaan van de proeftijd bij reclassering Novadic-Kentron op het adres [adres 2] , [postcode 2] [plaats] . De veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt om het reclasseringstoezicht uit te voeren;
de veroordeelde werkt mee aan controle van het gebruik van drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak de veroordeelde wordt gecontroleerd;
de veroordeelde laat zich behandelen door de forensische verslavingszorg van Novadic-Kentron of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt.
Bij een terugval in middelengebruik of verslechtering van het psychiatrische ziektebeeld kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende opname voor crisisbehandeling, detoxificatie, stabilisatie, observatie of diagnostiek. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende opname indiceert, zal de veroordeelde zich, na goedkeuring door de rechter, laten opnemen in een zorginstelling voor zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing in forensische zorg, bepaalt in welke zorginstelling de opname plaatsvindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden:
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. I. Bouter, voorzitter,
en mrs. A. Hello en C.M. Derijks, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.M Turfboer en D.J. Boogert, griffiers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij meermalen, althans eenmaal, in of omstreeks de periode van 1 april 2024 tot en
met 30 januari 2025 te Dordrecht, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk
heeft bewerkt en/of verwerkt en/of
verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd,
een of meer (handels- en/of gebruikers)hoeveelheden van een materiaal
bevattende cocaïne en/of
een of meer (handels- en/of gebruikers)hoeveelheden van een materiaal
bevattende MDMA,
zijnde cocaïne en/of MDMA
(telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet
2.
hij op of omstreeks 30 januari 2025 te Dordrecht
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk
aanwezig heeft gehad
ongeveer 18,56 kilogram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende MDMA en/of ongeveer 79,2 gram, in elk geval een hoeveelheid van
een materiaal bevattende cocaïne,
zijnde MDMA en/of cocaïne
(telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel
aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet
3.
hij meermalen, althans eenmaal, in of omstreeks de periode van 1 april 2024 tot en
met 30 januari 2025 te Dordrecht, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen
opzettelijk
heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of
afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd,
een of meer (gebruikers- en/of handels)hoeveelheden van
meer dan 30 gram van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en
plantaardige elementen van hennep (hasjiesj) waaraan geen andere
substanties zijn toegevoegd, zijnde hasjiesj en/of
een of meer (gebruikers- en/of handels)hoeveelheden van
meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep,
zijnde hasjiesh en/of hennep middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet
behorende lijst II, dan wel
aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet
4.
hij op of omstreeks 30 januari 2025 te Dordrecht
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk
aanwezig heeft gehad ongeveer 1,45 kilogram (bruto), in elk geval een hoeveelheid
van
meer dan 30 gram van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en
plantaardige elementen van hennep (hasjiesj) waaraan geen andere
substanties zijn toegevoegd en/of ongeveer 4,23 kilogram (bruto),
in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep,
zijnde hasjiesj en/of hennep (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet
behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die
wet