ECLI:NL:RBROT:2025:6247

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
27 mei 2025
Publicatiedatum
27 mei 2025
Zaaknummer
ROT 24/10074
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om herziening Educatieve Maatregel Gedrag en Verkeer

Deze uitspraak betreft de afwijzing van een verzoek om herziening van een aan eiser opgelegde Educatieve Maatregel Gedrag en Verkeer (EMG). Eiser is het niet eens met de afwijzing van de herziening en voert verschillende beroepsgronden aan. De rechtbank beoordeelt of de herziening terecht is afgewezen. De rechtbank komt tot het oordeel dat de herziening terecht is afgewezen, waardoor het beroep ongegrond is. De rechtbank legt uit hoe zij tot dit oordeel is gekomen en welke gevolgen dit heeft.

Het procesverloop begint met het bestreden besluit van 8 oktober 2024, waarbij het CBR de herziening heeft afgewezen. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, waarop het CBR heeft gereageerd met een verweerschrift. Eiser heeft op 26 maart 2025 een aanvullend beroepschrift ingediend. De rechtbank heeft het beroep op 30 april 2025 behandeld, waarbij de gemachtigden van zowel eiser als het CBR aanwezig waren.

Eiser kreeg op 8 januari 2024 een EMG opgelegd wegens verkeersovertredingen. Hij maakte pro-forma bezwaar, maar dit werd niet-ontvankelijk verklaard. Na de vernietiging van de strafbeschikking door de officier van justitie, vroeg eiser om herziening van de EMG. Het CBR wees dit verzoek af, omdat de vernietiging niet als nieuw feit werd beschouwd. De rechtbank concludeert dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden zijn die tot herziening moeten leiden. Het beroep is ongegrond en eiser krijgt geen griffierecht of proceskosten vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 24/10074

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 27 mei 2025 in de zaak tussen

[eiser], uit [plaatsnaam], eiser

(gemachtigde: mr. G.W.M. de Leest),
en

De algemeen directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen, het CBR

(gemachtigde: mr. P.A. Leerentveld).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de afwijzing van een verzoek om herziening van een aan eiser opgelegde Educatieve Maatregel Gedrag en Verkeer (EMG). Eiser is het niet eens met de afwijzing van de herziening. Hij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank of de herziening terecht is afgewezen.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat de herziening terecht is afgewezen. Eiser krijgt dus geen gelijk en het beroep is ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

2. Met het bestreden besluit van 8 oktober 2024 op het bezwaar van eiser is het CBR bij de afwijzing van de herziening gebleven.
2.1.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Het CBR heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift. Eiser heeft op 26 maart 2025 een aanvullend beroepschrift ingediend.
2.2.
De rechtbank heeft het beroep op 30 april 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van het CBR.

Beoordeling door de rechtbank

Totstandkoming van het bestreden besluit
3. Eiser heeft op 8 januari 2024 een EMG opgelegd gekregen wegens enkele verkeersovertredingen (rijden over de vluchtstrook, rechts inhalen en het niet voldoen aan een volgteken). Eiser heeft hiertegen op 2 februari 2024 pro-forma bezwaar gemaakt. Het CBR heeft eiser de mogelijkheid gegeven om zijn gronden voor bezwaar in te dienen. Eiser heeft dit nagelaten waardoor zijn bezwaar op 22 februari 2024 niet-ontvankelijk is verklaard. Eiser heeft hiertegen geen beroep ingesteld, waardoor het besluit in rechte is komen vast te staan.
4. Op 5 augustus 2024 is de strafbeschikking die is opgelegd wegens de verkeersovertredingen vernietigd door de officier van justitie, omdat de gedraging niet kan worden vastgesteld op basis van de gegevens van de verbalisant. Eiser heeft op basis van deze vernietiging op 11 augustus 2024 om herziening gevraagd van de opgelegde EMG. Het CBR heeft dit verzoek om herziening op 15 augustus 2024 afgewezen omdat deze vernietiging niet valt aan te merken als een nieuw feit of veranderde omstandigheid zoals bedoeld in artikel 4:6, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Eiser heeft bezwaar ingediend tegen deze afwijzing en het CBR heeft het bezwaar bij besluit van 8 oktober 2024 ongegrond verklaard en de afwijzing gehandhaafd.
Het toetsingskader
5. De voor deze uitspraak relevante wetgeving is opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak.
Is sprake van een nieuw feit of omstandigheid die tot een herziening moet leiden?
6. Eiser stelt dat nu de officier van justitie de opgelegde strafbeschikking vanwege het rechts inhalen heeft vernietigd omdat deze overtreding niet kan worden vastgesteld op basis van het daaraan ten grondslag gelegde proces-verbaal, het bestreden besluit – op die grondslag - niet in stand kan blijven.
6.1.
De rechtbank stelt voorop dat bij een verzoek om terug te komen van een ambtshalve genomen besluit beoordeeld dient te worden of aan het verzoek nieuwe feiten of veranderde omstandigheden ten grondslag zijn gelegd. [1] Daarvan is in onderhavige zaak geen sprake. Een bestuursorgaan, in dit geval het CBR, mag volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) [2] in beginsel uitgaan van de juistheid van een op ambtseed dan wel ambtsbelofte opgemaakt proces-verbaal, tenzij tegenbewijs noopt tot afwijking van dit uitgangspunt. Als uit een op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakt proces-verbaal een vermoeden van ongeschiktheid tot het besturen van een motorrijtuig als bedoeld in artikel 130, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994 kan worden afgeleid, vormt dit voldoende grondslag om een bestuursrechtelijke maatregel op te leggen. Zo’n maatregel is erop gericht de verkeersveiligheid te waarborgen en staat los van een eventuele strafrechtelijke procedure en de in die procedure te nemen beslissing. Er is hier geen sprake van vrijspraak. Dat kan anders zijn als het strafrechtelijke vonnis de inhoud van de processen-verbaal die ten grondslag zijn gelegd aan de oplegging van het onderzoek naar de rijgeschiktheid onderuit haalt of anderszins een ander licht werpt op de feiten of omstandigheden waarop ook de bestuursrechtelijke maatregel is gebaseerd. [3] Deze situaties doen zich hier niet voor. De officier van justitie heeft de strafbeschikking voor wat betreft de verkeersboete met betrekking tot het rechts inhalen vernietigd omdat geoordeeld is dat die gedraging niet kan worden vastgesteld op basis van de door de verbaliserende instantie ter beschikking gestelde gegevens. Daarmee is niet gezegd dat deze gedraging niet heeft plaatsgevonden. Dit laat dan ook onverlet dat het CBR de EMG mag baseren op het proces-verbaal en het daaruit voortvloeiend vermoeden van onverantwoord rijgedrag.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. Het CBR heeft de herziening terecht afgewezen. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.M.J. Smits, rechter, in aanwezigheid van mr. R. Blokhuis, griffier. Uitgesproken in het openbaar op 27 mei 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Algemene wet bestuursrecht
Artikel 4:6
1. Indien na een geheel of gedeeltelijk afwijzende beschikking een nieuwe aanvraag wordt gedaan, is de aanvrager gehouden nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden te vermelden.
2. Wanneer geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden worden vermeld, kan het bestuursorgaan zonder toepassing te geven aan artikel 4:5 de aanvraag afwijzen onder verwijzing naar zijn eerdere afwijzende beschikking.
Wegenverkeerswet 1994
Artikel 130
1. Indien bij de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen personen een vermoeden bestaat dat de houder van een rijbewijs niet langer beschikt over de rijvaardigheid dan wel over de lichamelijke of geestelijke geschiktheid, vereist voor het besturen van een of meer categorieën van motorrijtuigen waarvoor dat rijbewijs is afgegeven, doen zij daarvan zo spoedig mogelijk schriftelijk mededeling aan het CBR onder vermelding van de feiten en omstandigheden die aan het vermoeden ten grondslag liggen. Bij ministeriële regeling worden de feiten en omstandigheden aangewezen die aan het vermoeden ten grondslag dienen te liggen en worden ter zake van de uitoefening van deze bevoegdheid nadere regels vastgesteld.
[…]

Voetnoten

1.Uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 8 augustus 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BX3902.
2.Uitspraak van de Afdeling van 16 januari 2013, ECLI:NL:RVS:2013:BY8566.
3.Vergelijk ook de uitspraak van de Afdeling van 3 oktober 2018, ECLI:NL:RVS:2018:3203 en de uitspraak van 4 mei 2021, ECLI:NL:RVS:2021:962.