ECLI:NL:RBROT:2025:6265

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 mei 2025
Publicatiedatum
27 mei 2025
Zaaknummer
ROT 24/9375
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag ZW-uitkering wegens gefingeerd dienstverband

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 28 mei 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, woonachtig in Capelle aan den IJssel, en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) over de afwijzing van een aanvraag voor een Ziektewet (ZW) uitkering. Eiseres had de aanvraag ingediend, maar het UWV weigerde deze op basis van het feit dat zij niet als werknemer verzekerd was onder de ZW. Het UWV stelde dat er geen sprake was van een dienstbetrekking, wat eiseres betwistte. De rechtbank heeft vastgesteld dat het UWV voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake was van een gefingeerd dienstverband tussen eiseres en haar werkgever, [naam bedrijf]. Eiseres had onvoldoende bewijs geleverd om aan te tonen dat er wel degelijk een dienstbetrekking bestond. De rechtbank oordeelde dat de aanvraag om een ZW-uitkering terecht was afgewezen, en verklaarde het beroep van eiseres ongegrond. Eiseres kreeg geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 24/9375

uitspraak van de meervoudige kamer van 28 mei 2025 in de zaak tussen

[eiseres], uit Capelle aan den IJssel, eiseres,

(gemachtigde: mr. A.B.B. Beelaard),
en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, UWV,

(gemachtigde: mr. M. Duric).

Samenvatting

Het UWV heeft de aanvraag van eiseres om een ZW-uitkering terecht afgewezen, nu zij niet als werknemer verzekerd was op grond van de ZW. Het UWV heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat er geen sprake is geweest van een dienstbetrekking. Eiseres heeft onvoldoende bewijs geleverd om tot een andere beoordeling te kunnen komen.

Procesverloop

Met het besluit van 16 mei 2024 heeft het UWV eiseres per 2 november 2020 een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) geweigerd, omdat zij niet als werknemer verzekerd is voor de werknemersverzekeringswetten.
Met het besluit van 14 augustus 2024 (het bestreden besluit) heeft het UWV het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft bij de rechtbank Den Haag beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
De rechtbank Den Haag heeft het beroepschrift doorgezonden naar de rechtbank Rotterdam ter verdere behandeling.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 8 april 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres en haar echtgenoot [naam 1], de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van het UWV.

Totstandkoming van het besluit

1.1.
Eiseres stelt dat zij van 1 juni 2020 tot 30 november 2020 als recruiter in dienst is geweest bij [naam bedrijf]. Haar echtgenoot [naam 1] is eigenaar van [naam bedrijf].
1.2.
Naar aanleiding van een interne melding heeft het UWV onderzoek verricht naar de rechtmatigheid van de aan eiseres op grond van de Wet arbeid en zorg (WAZO) betaalde uitkering over de periode van 12 juli 2020 tot 1 november 2020. De resultaten van dit onderzoek zijn neergelegd in een Onderzoeksrapport Handhaving Themaonderzoek van 10 februari 2021 (het onderzoeksrapport). In dit onderzoeksrapport is op basis van de verkregen onderzoeksgegevens geconcludeerd dat er mogelijk sprake was van een gefingeerd dienstverband tussen eiseres en [naam bedrijf].
1.3.
Op basis van de bevindingen van het onderzoek heeft het UWV het recht op WAZO-uitkering van eiseres ingetrokken, omdat sprake was van een gefingeerd dienstverband bij werkgever [naam bedrijf] vanaf 1 juni 2020. Het UWV heeft de onverschuldigd betaalde WAZO-uitkering ten bedrage van € 16.200,- van eiseres teruggevorderd. Het bezwaar van eiseres tegen het intrekkingsbesluit is door het UWV ongegrond verklaard. Eiseres is in beroep gegaan bij de rechtbank Den Haag en met de uitspraak van 9 november 2022 is het beroep ongegrond verklaard (zaaknummer SGR 21/5051, partijen bekend).
1.4.
Hangende het hoger beroep in die zaak heeft het UWV in verband met het evenredigheidsbeginsel het terugvorderingsbesluit ingetrokken. Het intrekkingsbesluit is gehandhaafd. Bij uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (de Raad) van 18 april 2024 is het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard vanwege het ontbreken van procesbelang. [1]
2. Eiseres heeft bij brief van 1 mei 2024 het UWV verzocht te beslissen op het verzoek van 3 februari 2021 om toekenning van een ZW-uitkering per 2 november 2020. Het UWV heeft de aanvraag om een ZW-uitkering afgewezen, omdat sprake zou zijn van een gefingeerd dienstverband, zodat eiseres niet als werknemer verzekerd is voor de werknemersverzekeringswetten. In het besluit op bezwaar is deze afwijzing, onder verwijzing naar het in de WAZO-procedure ingenomen standpunt, gehandhaafd.

Standpunt eiseres

3. Eiseres voert, onder overname van hetgeen zij in de WAZO-procedure over het dienstverband naar voren heeft gebracht, in beroep aan - kort weergegeven - dat het UWV onzorgvuldig en in strijd met de rechtszekerheid gehandeld heeft, omdat na een aanvankelijke weigering van de WAZO-uitkering, deze vervolgens is toegekend terwijl het onderzoek naar het dienstverband nog niet was afgerond. Uit het onderzoeksrapport blijkt niet dat sprake is van een gefingeerd dienstverband. Uit de bevindingen kan worden afgeleid dat is voldaan aan alle elementen van een privaatrechtelijke dienstbetrekking. Niet alleen blijkt uit de arbeidsovereenkomst, de polisadministratie, de loonstroken, de loonbetalingen en de afdracht van werknemersverzekeringspremies dat sprake is geweest van een dienstverband, ook zijn andere verifieerbare gegevens overgelegd, zoals de telefoonnummers van personen die eiseres tijdens haar werkzaamheden heeft benaderd en een schriftelijke verklaring van een consultant die eiseres heeft begeleid op het gebied van recruitment. Op grond hiervan kan worden vastgesteld dat door eiseres daadwerkelijk werkzaamheden zijn verricht. Het UWV legt volgens eiseres ten onrechte de bewijslast dat er geen sprake is van een gefingeerd dienstverband bij eiseres.

Beoordeling door de rechtbank

4. Voor zover eiseres haar beroepsgrond over de zorgvuldigheid van de besluitvorming over de WAZO-uitkering (een weigering, gevolgd door een toekenning, en vervolgens een intrekking) heeft gehandhaafd, kan deze niet slagen. Over de WAZO-uitkering hebben partijen reeds een procedure gevoerd. Een besluit over deze uitkering staat thans niet ter beoordeling.
5. Aan de orde is de vraag of het UWV eiseres terecht niet als werknemer verzekerd heeft geacht voor de ZW, omdat geen sprake is van een dienstbetrekking tussen eiseres en [naam bedrijf].
5.1.
Voor de beantwoording van de vraag of er sprake is van een privaatrechtelijke dienstbetrekking als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de ZW is maatgevend of tussen eiseres en [naam bedrijf] sprake was van een arbeidsovereenkomst in de zin van artikel 7:610 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Bij de beantwoording van de vraag of de rechtsverhouding beantwoordt aan de criteria voor het bestaan van een arbeidsovereenkomst, te weten een verplichting tot het persoonlijk verrichten van arbeid, een gezagsverhouding en een verplichting tot het betalen van loon, moet acht worden geslagen op alle omstandigheden van het geval, in onderling verband bezien. Daarbij dienen niet alleen de rechten en verplichtingen in aanmerking te worden genomen die partijen bij het aangaan van de rechtsverhouding voor ogen stonden, maar dient ook acht te worden geslagen op de wijze waarop partijen uitvoering hebben gegeven aan hun rechtsverhouding en aldus daaraan inhoud hebben gegeven, waarbij niet één enkel element beslissend is, maar de verschillende rechtsgevolgen die partijen aan hun verhouding hebben verbonden in hun onderling verband moeten worden bezien. [2]
5.2.
Indien op grond van de door het UWV gepresenteerde feiten aannemelijk is dat geen sprake was van een dienstbetrekking ligt het op de weg van de andere partij om met objectieve en verifieerbare gegevens aannemelijk te maken dat wel aan de vereisten van een dienstbetrekking is voldaan. Dit is vaste rechtspraak (bijvoorbeeld de uitspraak van de Raad van 15 augustus 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:2528).
6. De rechtbank is van oordeel dat het UWV aannemelijk heeft gemaakt dat sprake is geweest van een gefingeerd dienstverband. Hiertoe wordt als volgt overwogen.
6.1.
Uit het onderzoeksrapport en de overige gedingstukken kan het volgende worden afgeleid. Eiseres is gehoord over haar werkzaamheden voor [naam bedrijf]. Daarbij bleek zij weinig tot geen concrete en verifieerbare informatie te kunnen verstrekken over haar dagelijkse werkzaamheden. Weliswaar heeft zij in bezwaar in de WAZO-procedure een nadere toelichting gegeven, maar deze bleef vrij summier. Volgens eiseres trachtte zij voornamelijk Arabisch sprekende personen via Facebookgroepen te werven, maar desgevraagd kon zij geen nadere informatie verstrekken van personen die door haar werkzaamheden succesvol waren geplaatst. Eiseres voerde geen sollicitatiegesprekken en had geen contact met andere recruiters die bij [naam bedrijf] op kantoor werkzaam waren, daar zij thuis werkte. Eiseres verklaarde personeel te moeten werven voor de ICT-sector en de gezondheidszorg, en dat dit de moeilijkere marktsegmenten zijn. Desgevraagd bleek eiseres daarvoor echter niet over relevante werkervaring te beschikken. Zij stelde weliswaar kennis van ICT te hebben, maar van een passende, afgeronde opleiding daarvoor bleek niet; zij heeft haar middelbare school ook niet afgemaakt.
De door eiseres in bezwaar in de WAZO-procedure overgelegde ‘tools’ of ‘standaard tekstberichten’ over haar werkzaamheden, die zij daarbij aanduidde als ‘vooronderzoek’ of ‘voorrecruitment’, waren voornamelijk gericht op het in algemene zin aanbieden van personeel aan werkgevers en in beperkte mate op de werving van personeel voor specifieke openstaande vacatures, zodat daaruit bezwaarlijk kan worden afgeleid dat sprake was van recruitmentwerkzaamheden. De verklaring van eiseres dat zij door middel van deze ‘tools’ daadwerkelijk contact had met personen in de ICT-sector of gezondheidszorg wordt niet afdoende met stukken geconcretiseerd. Van de door haar bij het bezwaarschrift in de WAZO-procedure meegezonden tekstberichten is niet vast te stellen of en naar wie deze berichten zijn verzonden. Eiseres zou verder volgens haar verklaring over een eigen werktelefoon hebben beschikt, maar in de berichten ontbreekt een rechtstreeks 06-nummer waarop gebeld kan worden; enkel het algemene e-mailadres van [naam bedrijf] en een nummer dat lijkt op het algemene nummer van [naam bedrijf] is vermeld.
Het maandsalaris van eiseres (€ 4.050,-) was opvallend hoog, zeker voor iemand zonder werkervaring. Het salaris dat was vermeld in een opengestelde vacature ter vervanging van eiseres tijdens haar zwangerschapsverlof was aanzienlijk lager (€ 2.100,- tot € 2.450,-). De daarvoor door eiseres gegeven verklaring, namelijk dat zij moeilijkere recruitmentzaken deed in de ICT-sector en de gezondheidszorg, moet gelet op wat hiervoor is overwogen niet aannemelijk worden geacht. Daarbij komt dat de betalingen door [naam bedrijf] aan eiseres geen regelmaat tonen, zoals gebruikelijk bij een regulier dienstverband. Er zijn op 1 juli 2020 twee betalingen, van € 1.393,40 en € 2.786,85, zonder omschrijving naar een gezamenlijke rekening van eiseres en haar echtgenoot verricht. Op 3 juli 2020 - twee dagen later - werd echter van die rekening weer een bedrag van € 4.000,00 teruggeboekt naar [naam bedrijf]. Pas op
10 december 2020, nadat het UWV bij brief van 3 december 2020 had gemeld een onderzoek te starten, volgden vier betalingen vanaf de bedrijfsrekening van [naam bedrijf] naar eiseres (met als omschrijving: augustus, september, oktober, november). Dat die loonbetalingen pas in december konden worden gedaan na ontvangst van de WAZO- uitkering acht de rechtbank met het UWV niet aannemelijk. De WAZO werd immers naar de gezamenlijke rekening van eiseres en haar echtgenoot overgemaakt en is niet doorgestort naar de bedrijfsrekening van [naam bedrijf].
7. Op grond van hetgeen in 6.1. is overwogen kan worden vastgesteld dat het UWV voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat geen sprake is geweest van een dienstbetrekking tussen eiseres en [naam bedrijf]. Eiseres heeft onvoldoende bewijs geleverd om tot een andere beoordeling te kunnen komen. Weliswaar heeft zij op onderdelen verklaringen en toelichtingen gegeven, maar het totaalbeeld getuigt onvoldoende van het hebben bestaan van een dienstbetrekking tussen eiseres en [naam bedrijf]. Aan de verklaring van [naam 2] over zijn kortstondige begeleiding van eiseres kan niet de waarde worden gehecht die eiseres daaraan wil toekennen, te minder nu zij volgens haar eerdere verklaring in het gesprek van 4 januari 2021 alleen is opgeleid door haar echtgenoot en geen contact had met de andere recruiters van [naam bedrijf].
8. De conclusie moet zijn dat het UWV de aanvraag van eiseres om een ZW-uitkering terecht heeft afgewezen.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is ongegrond. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H. Bedee, voorzitter, en mr. dr. P.G.J. van den Berg en
mr. R.H.L. Dallinga, leden, in aanwezigheid van mr. M. Damen, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 28 mei 2025.
griffier
voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.De uitspraak van de Raad van 18 april 2024, ECLI:NL:CRVB:2024:783.
2.Zie de uitspraken van de Hoge Raad van 25 maart 2011, ECLI:NL:HR:2011:BP3887, van