In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 24 april 2025 uitspraak gedaan over de voorlopige ondertoezichtstelling en de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in 2011. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om de voorlopige ondertoezichtstelling van de minderjarige, die al eerder was uitgesproken, te handhaven en om een machtiging tot uithuisplaatsing te verlenen voor de duur van de voorlopige ondertoezichtstelling. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ontwikkeling van de minderjarige acuut en ernstig wordt bedreigd, onder andere door fysiek en verbaal geweld in de thuissituatie. De moeder van de minderjarige is momenteel in Marokko en de vader is niet verschenen op de zitting. De kinderrechter heeft de zorgen van de Raad en de gecertificeerde instelling (GI) over de minderjarige gehoord en heeft besloten de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen tot 14 juli 2025. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat deze direct geldt, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De kinderrechter heeft benadrukt dat het belangrijk is dat er stapsgewijs wordt toegewerkt naar een terugplaatsing van de minderjarige bij de moeder, zodra zij terug is in Nederland.