ECLI:NL:RBROT:2025:6508

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 april 2025
Publicatiedatum
2 juni 2025
Zaaknummer
C/10/695480 / JE RK 25-453
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling van een minderjarige in een complexe gezinsdynamiek met zorgen over de ontwikkeling en omgang met de vader

Op 24 april 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven over de verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren in 2018. De zaak betreft de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming West, die verzoekt om de ondertoezichtstelling van de minderjarige te verlengen voor zes maanden. De ouders van de minderjarige zijn belast met het ouderlijk gezag, maar er zijn zorgen over de ontwikkeling van het kind en de omgang met de vader. De moeder heeft zich verzet tegen de verlenging, terwijl de vader instemt, maar ook aangeeft dat er stappen moeten worden gemaakt in de omgang. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er nog steeds ernstige zorgen zijn over de ontwikkeling van de minderjarige, vooral door de communicatieproblemen tussen de ouders en de weigering van de moeder om mee te werken aan noodzakelijke hulpverlening. De kinderrechter heeft besloten de ondertoezichtstelling te verlengen tot 30 oktober 2025 en verklaart de beschikking uitvoerbaar bij voorraad. De ouders moeten leren communiceren in het belang van de minderjarige en de GI moet de regie terugpakken.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/695480 / JE RK 25-453
Datum uitspraak: 24 april 2025
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling
in de zaak van
de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming West,
gevestigd te Dordrecht, hierna te noemen de GI,
over
[minderjarige],
geboren op [geboortedatum] 2018 in [geboorteplaats] , hierna te noemen [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[naam moeder],
hierna te noemen de moeder, wonende in [woonplaats 1] ,
[naam vader],
hierna te noemen de vader, wonende in [woonplaats 2] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
  • het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 5 maart 2025, binnengekomen bij de rechtbank op diezelfde datum;
  • het verweerschrift van de moeder, binnengekomen bij de rechtbank op
17 april 2025.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 24 april 2025. Daarbij waren aanwezig:
  • de moeder;
  • de vader;
- twee vertegenwoordigers van de GI, te weten [naam 1] en
[naam 2] .

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2.
[minderjarige] woont bij de moeder.
2.3.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 24 oktober 2025 de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd tot 30 april 2025.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] te verlengen voor de duur van zes maanden en de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
Ter zitting heeft de GI het verzoek gehandhaafd en als volgt toegelicht. Er zijn nog altijd zorgen over [minderjarige] . Zo verlopen de omgangsmomenten tussen de vader en [minderjarige] nog moeizaam. Er is door de rechtbank bij beschikking van 28 februari 2024 een opbouwende zorgregeling vastgesteld, waarin [minderjarige] uiteindelijk een weekend per veertien dagen en de helft van de vakanties en feestdagen bij de vader zal zijn. Ondanks een schriftelijke aanwijzing en een dwangsom die aan de moeder is opgelegd voor iedere keer dat zij de schriftelijk aanwijzing niet nakomt, geeft de moeder nog steeds geen gehoor aan de manier waarop de GI de (opbouw in de) omgang wenst vorm te geven en houdt zij zich niet aan de afspraken die daarover worden gemaakt. Zo heeft de GI de moeder opgedragen om [minderjarige] naar de vader thuis te brengen, maar de moeder weigert dit en laat haar vader [minderjarige] naar de Funzone brengen. Sinds 11 april 2025 vindt het overdrachtsmoment plaats bij de supermarkt in het dorp waar de vader woont, maar nog steeds niet bij de vader thuis. Verder weigert de moeder gehoor te geven aan het verzoek van de GI om spraakberichten naar [minderjarige] te sturen waarin ze haar zegt dat de moeder het goed vindt dat [minderjarige] naar de vader gaat en dat [minderjarige] eten van hem mag aannemen. De omgang vindt inmiddels eenmaal per week op zaterdag onbegeleid plaats van 10.00 uur tot 17.00 uur. Op 1 mei 2025 staat de eerste overnachting van [minderjarige] bij de vader gepland. Dit is een spannende volgende stap.
De afgelopen periode is geprobeerd om speltherapie in te zetten voor [minderjarige] , maar de moeder weigert hieraan mee te werken. Ook is er berichtgeving vanuit de school van [minderjarige] ontvangen dat de moeder geen akkoord geeft voor de logopedie- en schoolartsscreening, een gebruikelijke screening in Nederland die alle kinderen op school krijgen, die onder andere is bedoeld om vroegtijdig mogelijk taal- of spraakproblemen op te sporen. De GI heeft eind vorig jaar overwogen om [minderjarige] tijdelijk uit huis te plaatsen door haar met de vader te plaatsen in een gezinsopname. De komende periode wil de GI opnieuw met de ouders in gesprek hoe de omgang tussen [minderjarige] en de vader kan worden vormgegeven, zodat er wordt toegewerkt naar een structurele weekend- en vakantieregeling.

4.De standpunten

4.1.
De moeder heeft zich ter zitting verzet tegen de verlenging van de ondertoezichtstelling. Het gaat goed met [minderjarige] en zij doet het goed op school. Zij heeft veel vriendjes. De moeder heeft geen toestemming gegeven voor de speltherapie en de screening van school. De moeder mag zelf keuzes maken of zij ergens toestemming voor geeft. Volgens de vader mag [minderjarige] niet eten bij hem, maar zij komt na de omgang met de vader thuis met eten, dus [minderjarige] eet wel bij de vader. [minderjarige] is blij als zij haar vader ziet. Zij rent dan uit de auto naar de vader, waardoor zij geen spraakbericht kan laten luisteren aan [minderjarige] . De moeder begrijpt niet dat er een uithuisplaatsing is overwogen. De moeder vindt dit oneerlijk en de vader heeft geen respect voor de moeder.
4.2.
De vader heeft ter zitting het volgende meegedeeld. De vader kan instemmen met de verlenging van de ondertoezichtstelling, maar hij wil dat er stappen worden gemaakt. Het is belangrijk dat de omgangsmomenten verder worden vormgegeven en begeleid. De vader vindt de omgang tussen [minderjarige] en hem heel fijn, maar het belang van [minderjarige] moet hierbij voorop staan. Tijdens de omgang eet en drinkt [minderjarige] niet in het bijzijn van de vader. De overdrachtsmomenten zijn spanningsvol. De vader en de opa mz praten niet tegen elkaar. Het is belangrijk als de vader en de moeder gaan samenwerken, maar zelfs de communicatie verloopt nog stroef. Zo zou de vader updates ontvangen van [minderjarige] , maar dat gebeurt niet. Hierdoor heeft de vader een informatieachterstand en dit is lastig tijdens de omgang. De vader begrijpt dat het lastig is voor de jeugdbeschermer om helder te krijgen wat er nodig is.

5.De beoordeling

5.1.
Op basis van de stukken en de zitting is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
5.2.
Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat [minderjarige] nog altijd ernstig in haar ontwikkeling wordt bedreigd. Er zijn zorgen over [minderjarige] en het contact dat zij heeft met de vader. Zo geeft de moeder [minderjarige] geen emotionele toestemming voor contact met de vader, waardoor er geen onbelaste omgang kan plaatsvinden tussen [minderjarige] en de vader. [minderjarige] durft niet te eten in het bijzijn van haar vader en zij is gespannen tijdens de overdrachtsmomenten. Het lukt de ouders niet om te communiceren in het belang van [minderjarige] en er is nog steeds sprake van onderling wantrouwen. Er is sprake van een loyaliteitsconflict en [minderjarige] zit nog steeds klem tussen de ouders.
Daarnaast zijn er ook steeds meer zorgen over de ontwikkeling van [minderjarige] , doordat de moeder niet wil meewerken aan de noodzakelijke hulpverlening/zorg voor [minderjarige] , zoals bijvoorbeeld een screening voor vroeg detectie naar eventuele problemen door een schoolarts, speltherapie of een gezinsopname.
Ondanks alle inspanningen van de GI, beschikkingen van de rechtbank, waarin de schriftelijke aanwijzing die de GI aan de moeder heeft gegeven, is bekrachtigd en een dwangsom aan de schriftelijke aanwijzing is verbonden, zijn tot op heden nog steeds niet alle fases van de opbouwende zorgregeling doorlopen.
5.3.
De komende periode is het belangrijk dat de GI de regie terugpakt. Het is belangrijk dat de moeder samenwerkt met de GI. Verder is het belangrijk dat de fases van de opbouwende zorgregeling contactmomenten verder worden doorlopen en dat de weekenden en vakanties verder worden vormgegeven. Het is belangrijk dat de moeder alsnog emotionele toestemming geeft aan [minderjarige] , zodat zij onbelast contact kan hebben met de vader. Het is van belang dat de ouders leren te communiceren in het belang van [minderjarige] .
5.4.
De kinderrechter verlengt daarom de ondertoezichtstelling van [minderjarige] voor de duur van zes maanden, te weten tot 30 oktober 2025. [1]
5.5.
De kinderrechter verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] tot 30 oktober 2025;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 24 april 2025 door
mr. M.C. Woudstra, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. K.F.G. van Leeuwen als griffier, en op schrift gesteld op 2 mei 2025.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.

Voetnoten

1.Artikel 1:260, eerste lid, BW.