ECLI:NL:RBROT:2025:6514

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
30 april 2025
Publicatiedatum
2 juni 2025
Zaaknummer
C/10/698084 / JE RK 25-772 en C/10/698525 / JE RK 25-832
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van meerdere minderjarigen

Op 30 april 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van zes minderjarigen, te weten [minderjarige 1], [minderjarige 2], [minderjarige 3], [minderjarige 4], [minderjarige 5] en [minderjarige 6]. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders belast zijn met het ouderlijk gezag over deze kinderen, die momenteel in netwerkpleeggezinnen verblijven. De kinderrechter heeft eerder al ondertoezichtstellingen en machtigingen tot uithuisplaatsing verleend, en op basis van de huidige situatie is besloten deze te verlengen. De kinderrechter heeft de zorgen over de kinderen, waaronder kindermishandeling en verwaarlozing, als reden voor de verlenging aangevoerd. De moeder heeft aangegeven stappen te ondernemen om de thuissituatie te verbeteren, maar de kinderrechter oordeelt dat de kinderen nog niet terug kunnen naar huis vanwege de onzekere situatie en de noodzaak voor verdere hulpverlening. De ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] is verlengd tot 26 november 2025, terwijl de machtiging tot uithuisplaatsing van alle zes minderjarigen is verlengd tot 10 juli 2025. De kinderrechter heeft de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat deze direct van kracht is, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummers: C/10/698084 / JE RK 25-772 en C/10/698525 / JE RK 25-832
Datum uitspraak: 30 april 2025
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling en verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de [gecertificeerde instelling],
gevestigd te [plaats 1] , hierna te noemen: de GI,
over
[minderjarige 1],
geboren op [geboortedatum 1] 2011 in [geboorteplaats 1] , hierna te noemen: [minderjarige 1] ,
[minderjarige 2],
geboren op [geboortedatum 2] 2016 in [geboorteplaats 1] , hierna te noemen: [minderjarige 2] ,
[minderjarige 3],
geboren op [geboortedatum 3] 2017 in [geboorteplaats 2] , hierna te noemen: [minderjarige 3] ,
[minderjarige 4],
geboren op [geboortedatum 4] 2018 in [geboorteplaats 1] , hierna te noemen: [minderjarige 4] ,
[minderjarige 5],
geboren op [geboortedatum 5] 2019 in [geboorteplaats 2] , hierna te noemen: [minderjarige 5] ,
[minderjarige 6],
geboren op [geboortedatum 6] 2020 in [geboorteplaats 2] , hierna te noemen: [minderjarige 6] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder, wonende in [plaats 2] ,
advocaat mr. M.G. Hoogerwerf, kantoorhoudende te Dordrecht ,
[de vader],
hierna te noemen: de vader, wonende in [plaats 2] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
  • het verzoekschrift met bijlagen ten aanzien van
  • het verzoekschrift met bijlagen ten aanzien van
  • een begeleidende brief met bijlagen van de moeder van 29 april 2025, binnengekomen bij de rechtbank op diezelfde datum;
  • een pleitnota van de moeder, die ter zitting is overgelegd.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 30 april 2025. Daarbij waren aanwezig:
  • de moeder met haar advocaat;
  • de vader;
- twee vertegenwoordigers van de GI, te weten [persoon A] en [persoon B] .
1.3.
De kinderrechter heeft [minderjarige 1] en [minderjarige 2] naar hun mening gevraagd. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] hebben hierover een brief gestuurd. Tijdens de zitting heeft de kinderrechter samengevat wat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] hebben verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] , [minderjarige 2] , [minderjarige 3] , [minderjarige 4] , [minderjarige 5] en [minderjarige 6] .
2.2.
[minderjarige 1] , [minderjarige 2] , [minderjarige 3] , [minderjarige 4] , [minderjarige 5] en [minderjarige 6] verblijven in netwerkpleeggezinnen.
2.3.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 16 juli 2024 [minderjarige 1] onder toezicht gesteld tot 16 juli 2025.
2.4.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 26 november 2024 [minderjarige 2] , [minderjarige 3] , [minderjarige 4] , [minderjarige 5] en [minderjarige 6] onder toezicht gesteld tot 26 november 2025.
2.5.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 11 februari 2025 de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] , [minderjarige 3] , [minderjarige 4] , [minderjarige 5] en [minderjarige 6] in een netwerkpleeggezin verlengd tot 7 mei 2025.

3.Het verzoek

ten aanzien van zaaknummer C/10/698525 / JE RK 25-832:
3.1.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] te verlengen tot 26 november 2025. De GI verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
ten aanzien van zaaknummer C/10/698084 / JE RK 25-772:
3.2.
De GI verzoekt de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] , [minderjarige 3] , [minderjarige 4] , [minderjarige 5] en [minderjarige 6] in een netwerkpleeggezin te verlengen tot het einde van de ondertoezichtstelling. De GI verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

4.De standpunten

4.1.
De GI heeft ter zitting haar verzoeken gehandhaafd en als volgt toegelicht. Er zijn
nog altijd zorgen over de kinderen. Zo hebben [minderjarige 1] en [minderjarige 2] uitspraken gedaan die duiden op kindermishandeling en verwaarlozing. Verder is er sprake van een hardnekkig patroon bij de moeder in de thuissituatie. Momenteel gaat het goed met de kinderen in de netwerkpleeggezinnen. Zij maken vrienden en reageren goed op de structuur en regels. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] verblijven bij hun oudere broer, maar hij kan de zorg niet nog drie maanden langer aan. Daarnaast heeft [minderjarige 4] geen eigen kamer bij haar pleeggezin. De afgelopen periode is [jeugdzorg 1] betrokken geweest bij [minderjarige 1] en [minderjarige 2] en zij hebben één keer per week een gesprek. Ook is de moeder gestart met haar eigen traject, dit bevindt zich nog in de beginfase. De moeder maakt positieve stappen, maar deze zijn nog pril. De GI heeft geprobeerd de moeder aan te melden voor een gezinsopname. Dit heeft lang geduurd, omdat de moeder voor de gezinsopname in [plaats 3] geen toestemming gaf. De komende periode wil de GI starten met een gezinsopname en met de moeder in gesprek over de uitingen die de kinderen hebben gedaan. Mocht een gezinsopname toch niet passend blijken, dan wil de GI met het Expertteam Passende Hulpverlening om tafel om andere passende opties te onderzoeken.
4.2.
Door en namens de moeder is ingestemd met het verlengingsverzoek van de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] . De moeder voert verweer tegen de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van de kinderen. De GI heeft de afgelopen periode weinig gedaan. Zo was drie maanden geleden al bekend dat [jeugdzorg 2] niet passend zou zijn. Verder weet de moeder niet wat voor uitingen de kinderen hebben gedaan over de thuissituatie en staan er onwaarheden in het verzoekschrift. Zo is daar ten onrechte in vermeld dat er hondenpoep in de woning zou zijn aangetroffen, dit was in de achtertuin. De moeder heeft inmiddels stappen gezet door de woning op te ruimen en schoon te maken en heeft hierbij hulp van [maatschappelijke dienstverlening] . Verder heeft de moeder zichzelf aangemeld bij [GGZ] en is uit onderzoek gebleken dat zij ADHD heeft. Zij neemt deel aan een mindfulness cursus en gaat starten met een 10-weekse cursus voor haar ADHD. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] zijn geplaatst bij hun oudste broer. Hij is echter overbelast geraakt en het is niet in het belang van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] om te worden overgeplaatst. Verder is ook de oudste dochter van de moeder overbelast, waar [minderjarige 3] verblijft. De moeder heeft voorgesteld om stapsgewijs de kinderen terug in huis te nemen, zodat haar oudste kinderen niet verder worden overbelast. Verder zou de moeder graag zien dat [gezinshulpverlening] wordt ingezet.

5.De beoordeling

5.1.
Op basis van de stukken is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de grond voor de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] . [1] Daarnaast is de kinderrechter van oordeel dat de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] , [minderjarige 3] , [minderjarige 4] , [minderjarige 5] en [minderjarige 6] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding. [2]
5.2.
Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat [minderjarige 1] , [minderjarige 2] , [minderjarige 3] , [minderjarige 4] , [minderjarige 5] en [minderjarige 6] nog niet naar huis kunnen. De kinderen zijn uit huis geplaatst omdat er sprake was van verwaarlozing en een onhygiënische woning. Er was een gebrek aan basale verzorging, er was weinig structuur en er waren weinig regels. Ook waren er te weinig slaapplekken en droegen de kinderen vieze kleding. De kinderen zijn met spoed uit huis geplaatst en bij verschillende netwerkgezinnen ondergebracht. Momenteel gaat het naar omstandigheden goed met [minderjarige 1] , [minderjarige 2] , [minderjarige 3] , [minderjarige 4] , [minderjarige 5] en [minderjarige 6] . Zij gaan naar school, maken vriendjes en zijn gebaat bij de structuur en regels die ze worden gegeven.
5.3.
De afgelopen periode is geprobeerd om het gezin aan te melden bij [jeugdzorg 2] zorg voor een gezinsopname, maar deze hulpverlening blijkt niet passend. Dit komt omdat de kinderen momenteel niet bij de moeder wonen. Verder hebben [minderjarige 1] en [minderjarige 2] gesprekken bij [jeugdzorg 1] en neemt de moeder deel aan een mindfulness cursus en een
10-weekse cursus voor haar ADHD. [maatschappelijke dienstverlening] is betrokken bij het schoonhouden van de woning van de moeder. Er is echter nog geen zicht op de thuissituatie en de opvoedvaardigheden van de moeder. Ook is er nog niet gestart met toewerken naar een eventuele terugplaatsing. Hoewel de moeder goede stappen heeft gemaakt, is de situatie nog pril en moet worden bezien of de moeder deze stijgende lijn kan vasthouden. De kinderen kunnen nu nog niet terug naar de moeder, omdat de structurele veiligheid van de kinderen nog niet kan worden gewaarborgd. Om die reden is het belangrijk dat de uithuisplaatsing wordt voortgezet.
5.4.
De kinderrechter verlengt daarom, zoals onweersproken, de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] tot 26 november 2025. Daarnaast verlengt de kinderrechter de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] , [minderjarige 3] , [minderjarige 4] , [minderjarige 5] en [minderjarige 6] voor een kortere periode dan is verzocht, namelijk tot 10 juli 2025. De kinderrechter wil een vinger aan de pols houden. De GI moet vaart maken met haar onderzoek of een gezinsopname passend is, en zo nee, wat wel passende hulp is. Ook moet er zo snel als mogelijk worden toegewerkt naar een gefaseerde terugplaatsing van de kinderen. Hiervoor is nodig dat er zicht komt op de opvoedvaardigheden van de moeder, de basale verzorging van de kinderen, de veiligheid en de structuur in de thuissituatie. Het is belangrijk dat er passende hulpverlening zal starten en de moeder deelneemt aan haar behandelingen.
5.5.
De kinderrechter verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.
5.6.
De GI wordt verzocht om twee weken vóór de hierna vermelde zittingsdatum een briefrapportage (met afschrift aan de moeder, mr. M.P. Hoogerwerf en de vader) te overleggen over de dan actuele stand van zaken en aan te geven of het verzoek voor het overig verzochte wordt gehandhaafd.

6.De beslissing

De kinderrechter:
ten aanzien van zaaknummer C/10/698525 / JE RK 25-832:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] tot 26 november 2025;
ten aanzien van zaaknummer C/10/698084 / JE RK 25-772:
6.2.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] , [minderjarige 3] , [minderjarige 4] , [minderjarige 5] en [minderjarige 6] in een netwerkpleeggezin tot 10 juli 2025;
6.3.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
en alvorens verder te beslissen:
6.4.
houdt de behandeling van het verzoek voor het overige aan en roept de GI, de moeder, mr. M.P. Hoogerwerf en de vader op te verschijnen tijdens de zitting van de rechtbank Rotterdam, locatie Rotterdam, in het gerechtsgebouw aan
Wilhelminaplein 100 / 125 te Rotterdam, op 9 juli 2025 te 14:45 uur, teneinde nader op het verzoek te worden gehoord;
6.5.
vraagt de griffier om [minderjarige 1] en [minderjarige 2] op te roepen;
6.6.
verzoekt de GI uiterlijk twee weken voor de genoemde datum de kinderrechter (met afschrift aan de moeder, mr. M.P. Hoogerwerf en de vader) briefrapportage te doen toekomen.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 30 april 2025 door
mr. M.C. Woudstra, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. K.F.G. van Leeuwen als griffier, en op schrift gesteld op 14 mei 2025.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.

Voetnoten

1.Artikel 1:260, eerste lid, BW.
2.Artikel 1:265c, tweede lid, Burgerlijk Wetboek.