ECLI:NL:RBROT:2025:6692

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
5 juni 2025
Publicatiedatum
5 juni 2025
Zaaknummer
ROT 25/3822
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet door het college van burgemeester en wethouders van Voorne aan Zee

Op 5 juni 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de afwijzing van een aanvraag voor een bijstandsuitkering door het college van burgemeester en wethouders van Voorne aan Zee. Verzoeker, die in financiële nood verkeert, had op 2 januari 2025 een aanvraag ingediend op basis van de Participatiewet (Pw). Het college heeft deze aanvraag op 13 maart 2025 afgewezen, omdat verzoeker niet had voldaan aan de inlichtingen- en medewerkingsplicht. Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing en verzocht om een voorlopige voorziening, omdat hij in een financiële noodsituatie verkeert.

De voorzieningenrechter heeft in haar beoordeling vastgesteld dat verzoeker onvoldoende bewijs heeft geleverd van zijn financiële situatie en dat hij niet heeft meegewerkt aan een huisbezoek dat nodig was om zijn woonsituatie vast te stellen. Ondanks de argumenten van verzoeker over zijn spoedeisende situatie, oordeelde de voorzieningenrechter dat er geen voldoende spoedeisend belang was om een voorlopige voorziening te treffen. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, met de overweging dat verzoeker meer duidelijkheid moet verschaffen over zijn feitelijke woonsituatie en financiële positie. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van de aanvrager om de benodigde informatie te verstrekken voor de beoordeling van de aanvraag.

De voorzieningenrechter heeft geen veroordeling in de proceskosten uitgesproken en tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open. De uitspraak is openbaar gedaan en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 25/3822

uitspraak van de voorzieningenrechter van 5 juni 2025 in de zaak tussen

[verzoeker] , uit [plaatsnaam] , verzoeker

en

het college van burgemeester en wethouders van Voorne aan Zee, het college

(gemachtigde: mr. M. Groeneveld).

Samenvatting

1. Deze uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening gaat over de afwijzing van verzoekers aanvraag voor een bijstandsuitkering. Verzoeker is het met de afwijzing niet eens, heeft bezwaar gemaakt en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter beoordeelt bij de vraag of zij een voorlopige voorziening zal treffen of het bezwaar een redelijke kans van slagen heeft.
1.1.
De voorzieningenrechter wijst in deze uitspraak het verzoek af. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.

Procesverloop

2. Verzoeker heeft een aanvraag ingediend voor een bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet (Pw). Het college heeft deze aanvraag met het bestreden besluit van 13 maart 2025 afgewezen. Verzoeker heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen.
2.1.
Het college heeft op het verzoek gereageerd met een verweerschrift.
2.2.
Verzoeker heeft nadien nadere stukken ingediend.
2.3.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 22 mei 2025 op zitting behandeld. Hieraan heeft de gemachtigde van het college deelgenomen, bijgestaan door [naam] . Verzoeker heeft tevoren aangegeven niet in eigen persoon aanwezig te zullen zijn. De voorzieningenrechter heeft het onderzoek na de zitting gesloten.
2.4.
Op 22 mei 2025, na de zitting, heeft verzoeker een e-mailbericht en een pleitnota ingediend. In het e-mailbericht is aangegeven dat de echtgenote van verzoeker in het zittingzalencomplex aanwezig was en namens haar echtgenoot het woord had willen voeren, maar buiten haar macht om de zitting heeft gemist. Gelet hierop heeft de voorzieningenrechter, na verificatie van de gestelde gang van zaken, aanleiding gezien het onderzoek te heropenen en het college in de gelegenheid te stellen op de stukken te reageren. Het college heeft op 23 mei 2025 gereageerd. De voorzieningenrechter heeft het onderzoek vervolgens op 26 mei 2025 gesloten.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

Waar gaat deze zaak over?

3. Op 2 januari 2025 heeft verzoeker een bijstandsuitkering aangevraagd. Met het bestreden besluit heeft het college bepaald dat verzoeker geen bijstandsuitkering krijgt, omdat verzoeker volgens het college de inlichtingen- en medewerkingsplicht heeft geschonden. Verzoeker heeft geen medewerking verleend aan het huisbezoek dat nodig was om de feitelijke woonsituatie vast te stellen en ook onvoldoende inzicht in zijn financiële situatie verstrekt. Hierdoor kan volgens het college het recht op een uitkering niet worden vastgesteld. Verzoeker wil met het verzoek om een voorlopige voorziening bereiken dat aan hem met terugwerkende kracht vanaf 2 oktober 2024 (de datum van een eerdere aanvraag) een bijstandsuitkering wordt uitbetaald.
Heeft verzoeker een spoedeisend belang?
4. Een procedure bij de voorzieningenrechter is een spoedprocedure. Een voorlopige voorziening kan alleen worden getroffen als er een spoedeisend belang is, waardoor iemand niet kan wachten op een beslissing op zijn bezwaar- of beroepschrift. De voorzieningenrechter dient dus eerst te beoordelen of er voldoende spoedeisend belang is, voordat de zaak inhoudelijk kan worden beoordeeld. Op grond van vaste rechtspraak vormt een financieel belang in de regel op zichzelf onvoldoende reden om een voorlopige voorziening te treffen. Dit kan anders zijn, indien aannemelijk is dat verzoeker zal komen te verkeren in een financiële noodsituatie. [1]
5. Verzoeker voert aan dat zijn situatie dusdanig spoedeisend is dat de bezwaarprocedure niet kan worden afgewacht vanwege financiële nood. Als gevolg van het overlijden van verzoekers moeder verviel de financiële- en zorgondersteuning en heeft verzoeker een aantal maanden van zijn eigen spaargeld geleefd. Vanwege een hersenvliesontsteking kan verzoeker niet meer werken. Verzoeker is getrouwd, maar woont niet meer samen met zijn echtgenote. Er loopt een echtscheidingsprocedure en verzoeker is verhuisd naar [plaatsnaam]. Zijn echtgenote en hij hebben geen inkomen. Verzoeker kan niet meer voorzien in zijn levensonderhoud. Verzoeker verwijst hiervoor naar stukken over een dreigende afsluiting van zijn elektriciteits- en gasaansluiting en openstaande rekeningen voor elektriciteit, gas, achterstallige huur en een televisieaansluiting. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft verzoeker hiermee aannemelijk gemaakt dat er sprake is van een financiële noodsituatie waardoor de bezwaarprocedure niet kan worden afgewacht.
Wat zijn de regels?
6. Op grond van artikel 11, eerste lid, van de Pw heeft iedere in Nederland woonachtige Nederlander die hier te lande in zodanige omstandigheden verkeert of dreigt te geraken dat hij niet over de middelen beschikt om in de noodzakelijke kosten van bestaan te voorzien, recht op bijstand van overheidswege.
7. Op grond van artikel 17, eerste lid, van de Pw doet de belanghebbende op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling aan het college van alle feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op zijn arbeidsinschakeling of het recht op bijstand. Op grond van het tweede lid verleent de belanghebbende het college desgevraagd de medewerking die redelijkerwijs nodig is voor de uitvoering van deze wet.
Heeft verzoeker de inlichtingen- en medewerkingsverplichting geschonden?
8. Het is aan de aanvrager van een bijstandsuitkering om de feiten en omstandigheden aannemelijk te maken waardoor de aanvraag moet worden ingewilligd. De bewijslast, dat sprake is van bijstandbehoevende omstandigheden, berust dus op de aanvrager. Hij moet inzicht verschaffen in zijn financiële, woon- en leefsituatie en de gegevens die voor de beoordeling van de aanvraag noodzakelijk zijn. Vervolgens is het aan het bijstandverlenend orgaan, in dit geval het college, om de door de aanvrager verschafte gegevens op juistheid en volledigheid te controleren en zo nodig te verifiëren. Indien de aanvrager niet aan de wettelijke inlichtingen- of medewerkingsverplichting voldoet en het college daardoor het recht op bijstand niet kan vaststellen, is dit een grond voor weigering van de bijstand.
9. Verzoeker is schriftelijk in de gelegenheid gesteld om zijn feitelijke leefsituatie te onderbouwen met stukken door het overleggen van onder meer volledige bankafschriften, een overzicht van sollicitatieactiviteiten, een medische verklaring dat verzoeker wel of niet onder behandeling is en geen arbeidsvermogen heeft, geen uit ’s Rijks kas bekostigd onderwijs volgt, een schuldenoverzicht, een verklaring over verzoekers zelfstandige activiteiten sinds zijn inschrijving bij de Kamer van Koophandel en bewijsstukken over het bedingen van een onderhoudsbijdrage van verzoekers echtgenote. Verzoeker heeft tegenover het college betwist dat deze stukken relevant zijn voor zijn bijstandsaanvraag en gesteld dat hij kan volstaan met een gelakte versie van zijn bankafschriften. Volgens verzoeker is de echtscheidingsprocedure niet relevant voor zijn bijstandsaanvraag, omdat verzoeker niet samenwoont met zijn echtgenote en zij geen gezamenlijke huishouding voeren. Hij vindt dat zijn financiële situatie is gebaseerd op een alleenstaande en als zodanig beoordeeld dient te worden.
10. Vast staat dat verzoeker niet alle gevraagde gegevens heeft ingediend voor het einde van de hersteltermijn. De voorzieningenrechter volgt het standpunt van het college dat de gevraagde gegevens van belang zijn om het recht op bijstand te kunnen vaststellen. Inzicht in verzoekers woonsituatie en zijn financiële positie is van belang om vast te kunnen stellen of hij recht op bijstand heeft. Bij het vaststellen van het recht op bijstand moet immers worden bekeken over welke middelen en welk vermogen verzoeker beschikt en waar hij feitelijk woont. De opgevraagde stukken en het huisbezoek kunnen hier inzicht in geven. Doordat verzoeker de transactieomschrijvingen op de bankafschriften heeft weggelakt, kan verweerder onvoldoende inzicht krijgen in zijn financiële situatie. Dit klemt te meer nu er ook sprake is van stortingen van honderden euro’s, waarvan de herkomst niet kan worden achterhaald. De gemachtigde van het college heeft daarnaast op zitting toegelicht dat uit informatie van de schulddienstverlening niet blijkt dat er sprake is van een crisismelding vanwege dreigende afsluiting(en). Het college mocht ook overgaan tot het afleggen van een huisbezoek om te kunnen vaststellen wat verzoekers feitelijke woonsituatie is. Dit vanwege de twijfels die bij het college zijn ontstaan vanwege weinig uitgaven door verzoeker in de regio en de omstandigheid dat zijn echtgenote op hetzelfde adres als verzoeker ingeschreven staat. Verzoeker heeft gesteld dat hij gescheiden leeft van zijn partner en dat een echtscheidingsprocedure is opgestart, maar dit is niet nader onderbouwd met stukken. Daarbij komt dat uit een rapportage aanvraag levensonderhoud van 12 maart 2025 naar voren komt dat de auto van verzoekers echtgenote meerdere malen, waaronder ook twee dagen achtereen, bij de woning van verzoeker is aangetroffen. Hierdoor mocht het college in redelijkheid het standpunt innemen dat de woonsituatie van verzoeker nog niet duidelijk is en overgaan tot het afleggen van een huisbezoek, waaraan verzoeker zijn medewerking niet heeft verleend. Het college heeft daarnaast in haar reactie van 23 mei 2025 terecht opgemerkt dat het, gelet op de stelling van verzoeker dat zijn echtgenote en hij strikt gescheiden leven en hij dus recht heeft op een bijstandsuitkering naar de norm van een alleenstaande, bevreemdend is dat de echtgenote van verzoeker naar de zittingzaal is gekomen om voor hem het woord te voeren. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft het college de aanvraag terecht afgewezen. Het is aan verzoeker om meer duidelijkheid te verschaffen over zijn feitelijke woonsituatie en financiële positie. Doet hij dat niet, zal het bestreden besluit in bezwaar naar verwachting in stand blijven.

Conclusie en gevolgen

11. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Dat betekent dat zij geen voorlopige voorziening zal treffen. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.V. van Baaren, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. H. Sabanovic, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 5 juni 2025.
De voorzieningenrechter is verhinderd te tekenen
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld ECLI:NL:CRVB:2021:713.