ECLI:NL:RBROT:2025:6724

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 juni 2025
Publicatiedatum
5 juni 2025
Zaaknummer
11596168 CV EXPL 25-6041
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorwaardelijke ontbinding huurovereenkomst en betalingsregeling bij huurschuld

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 13 juni 2025 uitspraak gedaan in een huurzaken tussen Stichting Hef Wonen en een gedaagde die een woning huurt. De gedaagde heeft een aanzienlijke huurschuld opgebouwd, met een achterstand van € 5.128,23 tot en met mei 2025. De gedaagde erkent de schulden en heeft verzocht om een betalingsregeling. De kantonrechter heeft de huurovereenkomst voorwaardelijk ontbonden, op voorwaarde dat de gedaagde de huur op tijd betaalt en daarnaast minimaal € 300 per maand aflost. Indien de gedaagde zich niet aan deze regeling houdt, kan ontruiming van de woning volgen. De totale schuld van de gedaagde bedraagt op het moment van de zitting € 6.796,62, inclusief rente en proceskosten. De kantonrechter heeft bepaald dat de gedaagde de schuld moet betalen, maar dat dit niet in één keer hoeft zolang zij zich aan de betalingsregeling houdt. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat het onmiddellijk kan worden uitgevoerd, ook als de gedaagde in hoger beroep gaat. De zaak benadrukt de balans tussen het recht van de verhuurder op betaling en de omstandigheden van de gedaagde, die persoonlijke en financiële problemen heeft ervaren.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 11596168 CV EXPL 25-6041
datum uitspraak: 13 juni 2025
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
Stichting Hef Wonen,
vestigingsplaats: Rotterdam,
eiseres,
gemachtigde: GGN Mastering Credit B.V.,
tegen
[gedaagde],
woonplaats: [woonplaats] ,
gedaagde,
die zelf procedeert.
De partijen worden hierna ‘Hef Wonen’ en ‘ [gedaagde] ’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 7 maart 2025, met bijlagen;
  • het antwoord van 26 maart 2025;
  • de mail van [gedaagde] van 7 april 2025, met bijlagen;
  • de nadere producties van Hef Wonen van 10 april 2025;
  • de mail van [gedaagde] van 22 april 2025, met bijlage;
  • de akte van Hef Wonen van 12 mei 2025, met bijlage;
  • de mails van [gedaagde] van 26 mei en 27 mei 2025.
1.2.
Op 26 mei 2025 is de zaak tijdens een zitting besproken. Daarbij was aanwezig mr. J.A. Wesdijk namens Hef Wonen. [gedaagde] is niet verschenen.

2.De beoordeling

Waar gaat de zaak over?
2.1.
[gedaagde] huurt sinds 30 maart 2012 de woning aan de [adres] in Rotterdam (hierna: de woning) van Hef Wonen. De huur is nu € 642,21 per maand. Tot en met mei 2025 is er een huurachterstand van € 5.128,23. Hef Wonen eist dat [gedaagde] die huurachterstand met rente, proceskosten en de lopende huur betaalt. Zij wil ook dat de huurovereenkomst eindigt en dat de woning wordt ontruimd. Voorts heeft Hef Wonen een eerder gewezen verstekvonnis van 25 augustus 2017 met zaaknummer 6207287 \ CV EXPL 17-26925 overgelegd waarin [gedaagde] – onder meer – is veroordeeld tot betaling van de huurachterstand met bijkomende kosten. Volgens Hef Wonen is aan dit vonnis niet (volledig) voldaan en staat er op dit moment nog een bedrag van € 4.355,73 open.
2.2.
[gedaagde] erkent de huurschuld en geeft aan dat deze is ontstaan door persoonlijke en financiële problemen, waaronder ziekte, verlies van werk en het ontbreken van familie of ondersteuning. Ze heeft inmiddels weer een baan en wil graag een betalingsregeling treffen.
2.3.
De kantonrechter komt tot het oordeel dat [gedaagde] de huurachterstand met bijkomende kosten en de lopende huur moet betalen. De kantonrechter mag een huurovereenkomst alleen ontbinden als de huurachterstand ernstig genoeg is. Meestal is een achterstand van meer dan drie maanden genoeg, maar de kantonrechter moet rekening houden met alle omstandigheden. [1] De hoogte van de huurachterstand, mede in het licht van de eerdere huurachterstand, rechtvaardigt naar het oordeel van de kantonrechter in beginsel de gevraagde ontbinding en ontruiming. Omdat [gedaagde] echter een inwonend minderjarige kind heeft (6 jaar oud), en een ontruiming voor minderjarige kinderen een zeer ingrijpende maatregel is, met verstrekkende gevolgen, heeft de kantonrechter ter zitting met Hef Wonen de door [gedaagde] aangeboden betalingsregeling besproken en voorgesteld om de ontbinding en ontruiming voorwaardelijk toe te wijzen. Hef Wonen heeft ter zitting met dit voorstel ingestemd.
2.4.
Het voorgaande betekent dat de huurovereenkomst voorwaardelijk wordt ontbonden, op voorwaarde dat [gedaagde] de lopende huur op tijd betaald en (minimaal) € 300,- per maand (naast de lopende huur) betaalt, tot zowel de huidige als oude schuld is afgelost. [gedaagde] heeft voorafgaand aan de zitting schriftelijk aangeboden om dit bedrag maandelijks naast de lopende huur te gaan betalen. Als [gedaagde] zich niet houdt aan die betalingsregeling of vanaf nu tijdens de aflosperiode de huur niet op tijd betaalt, eindigt de huurovereenkomst en moet zij de woning verlaten. Hierna wordt deze beslissing verder uitgelegd.
De totale schuld in deze zaak
2.4.
Vast staat dat de totale schuld van [gedaagde] aan Hef Wonen in deze zaak op het moment van de zitting € 6.796,62 bedraagt. Dit bedrag is als volgt opgebouwd:
huurachterstand t/m mei 2025 € 5.128,23
rente tot 7 maart 2025 € 301,94
proceskosten
€ 1.366,45 +
€ 6.796,62
[gedaagde] wordt veroordeeld dit bedrag aan Hef Wonen te betalen. De kantonrechter merkt op dat de laatste betaling op 24 april 2025 heeft plaatsgevonden. Als [gedaagde] de huur over mei 2025 inmiddels heeft betaald, komt dit bedrag in mindering op hierboven genoemd bedrag.
Betalingsregeling
2.5.
[gedaagde] heeft te kennen gegeven een betalingsregeling te willen treffen, waarmee Hef Wonen ter zitting akkoord is gegaan. Dat betekent dat [gedaagde] de schuld in deze zaak van € 6.796,62 en de schuld in de oude zaak (2017) van € 4.355,73 niet in één keer aan Hef Wonen hoeft te betalen, zolang zij zich aan de regeling houdt en vanaf vandaag de huur op tijd betaalt (telkens voor de eerste van de maand). Daarbij geldt dat betalingen moeten worden gedaan onder vermelding van beide dossiernummers van de gemachtigde van Hef Wonen. Het dossiernummer in deze zaak is ‘ [dossiernummer 1] ’ en het dossiernummer in de oude zaak (2017) is ‘ [dossiernummer 2] ’.
(Voorwaardelijke) ontbinding huurovereenkomst en ontruiming van de woning
2.6.
Zoals hiervoor al is geoordeeld wordt gevraagde ontbinding voorwaardelijk toegewezen, onder de voorwaarde dat [gedaagde] zich niet houdt aan de betalingsregeling of tijdens de aflosperiode de huur niet op tijd betaalt. Zij moet dan ook rente betalen over het totale bedrag dat op dat moment open staat.
Ontruiming van de woning en gebruiksvergoeding
2.7.
Als de huurovereenkomst eindigt, moet [gedaagde] de woning met al haar spullen verlaten. Dat moet binnen veertien dagen na de ontbindingsdatum (zie hierna 3.4). Tot en met de dag van de ontruiming moet [gedaagde] dan een gebruiksvergoeding van € 642,21 per maand betalen (artikel 7:225 BW). Voor het verhogen van de gebruiksvergoeding gelden dezelfde regels (artikel 7:248 BW) als voor het verhogen van de huur.
Uitvoerbaar bij voorraad
2.8.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard, omdat Hef Wonen dat eist en [gedaagde] daartegen geen bezwaar heeft gemaakt (artikel 233 Rv). Dat betekent dat het vonnis meteen mag worden uitgevoerd, ook als één van de partijen aan een hogere rechter vraagt om de zaak opnieuw te beoordelen.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan Hef Wonen € 6.796,62 te betalen;
3.2.
bepaalt dat Hef Wonen het hiervoor genoemde bedrag niet ineens kan opeisen zolang [gedaagde] :
  • vanaf 1 juli 2025 elke maand voor de eerste dag van de maand (minimaal) € 300,- aflost; en
  • iedere maand op tijd betaalt (dus voor de eerste van de maand, dat wil zeggen: voor 1 juli 2025 moet de maand huur voor de maand juli 2025 zijn betaald);
en, als [gedaagde] een maandelijkse aflossingstermijn of de huur tijdens de aflosperiode niet of te laat betaalt:
3.3.
bepaalt dat [gedaagde] het bedrag dat op dat moment open staat direct in één keer aan Hef Wonen moet betalen met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf dat moment tot de dag dat volledig is betaald;
3.4.
ontbindt de huurovereenkomst tussen Hef Wonen en [gedaagde] met ingang van de dag nadat [gedaagde] de maandelijkse termijn of de huur tijdens de aflosperiode niet op tijd heeft betaald en veroordeelt [gedaagde] om binnen veertien dagen na die datum de woning aan de [adres] in Rotterdam te ontruimen en de sleutels bij Hef Wonen in te leveren;
3.5.
veroordeelt [gedaagde] om aan Hef Wonen te betalen € 642,21 per maand, althans het periodieke bedrag dat naar wettelijke bepalingen als huurprijs geldt voor het gehuurde, met ingang van de maand waarin de huurovereenkomst is ontbonden tot en met de maand waarin de woning is ontruimd;
3.6.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.J. Frikkee en in het openbaar uitgesproken.
53954

Voetnoten

1.Hoge Raad 28 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1810