Beoordeling door de rechtbank
6. De rechtbank stelt allereerst vast dat het beroep van rechtswege ook is gericht tegen het besluit van 1 februari 2024. Eiser heeft gemotiveerd meegedeeld dat hij het niet eens is met het niet tijdig nemen van een besluit en het bestreden besluit.De rechtbank beoordeelt daarom de beroepen tegen het niet tijdig beslissen op bezwaar en tegen het bestreden besluit. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
Het beroep niet-tijdig beslissen
7. De rechtbank is van oordeel dat niet is gebleken dat eiser nog een afzonderlijk belang heeft bij een beoordeling van het beroep gericht tegen het niet tijdig beslissen, omdat het college hangende het beroep op 1 februari 2024 heeft beslist op eisers bezwaar. Het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit is daarom niet-ontvankelijk vanwege het ontbreken van procesbelang.
Het beroep tegen de beslissing op bezwaar van 1 februari 2024
Het wettelijk kader
8. Artikel 15 van de AVG luidt:
"1. De betrokkene heeft het recht om van de verwerkingsverantwoordelijke uitsluitsel te verkrijgen over het al dan niet verwerken van hem betreffende persoonsgegevens en, wanneer dat het geval is, om inzage te verkrijgen van die persoonsgegevens en van de volgende informatie:
a. a) de verwerkingsdoeleinden;
b) de betrokken categorieën van persoonsgegevens;
c) de ontvangers of categorieën van ontvangers aan wie de persoonsgegevens zijn of zullen worden verstrekt, met name ontvangers in derde landen of internationale organisaties;
d) indien mogelijk, de periode gedurende welke de persoonsgegevens naar verwachting zullen worden opgeslagen, of indien dat niet mogelijk is, de criteria om die termijn te bepalen;
e) dat de betrokkene het recht heeft de verwerkingsverantwoordelijke te verzoeken dat persoonsgegevens worden gerectificeerd of gewist, of dat de verwerking van hem betreffende persoonsgegevens wordt beperkt, alsmede het recht tegen die verwerking bezwaar te maken;
f) dat de betrokkene het recht heeft klacht in te dienen bij een toezichthoudende autoriteit;
g) wanneer de persoonsgegevens niet bij de betrokkene worden verzameld, alle beschikbare informatie over de bron van die gegevens;
h) het bestaan van geautomatiseerde besluitvorming, met inbegrip van de in artikel 22, leden 1 en 4, bedoelde profilering, en, ten minste in die gevallen, nuttige informatie over de onderliggende logica, alsmede het belang en de verwachte gevolgen van die verwerking voor de betrokkene.
3. De verwerkingsverantwoordelijke verstrekt de betrokkene een kopie van de persoonsgegevens die worden verwerkt. Indien de betrokkene om bijkomende kopieën verzoekt, kan de verwerkingsverantwoordelijke op basis van de administratieve kosten een redelijke vergoeding aanrekenen. Wanneer de betrokkene zijn verzoek elektronisch indient, en niet om een andere regeling verzoekt, wordt de informatie in een gangbare elektronische vorm verstrekt.
Beoordeling door de rechtbank
9. Eiser voert aan dat het college geen volledige inzage heeft gegeven in zijn in de contacthistorie verwerkte persoonsgegevens. De rechtbank is van oordeel dat het college met de gegeven toelichting in redelijkheid het standpunt heeft mogen innemen dat op het moment van eisers AVG-verzoek (1 maart 2023) geen verwerkte persoonsgegevens zijn gevonden. Tijdens een eerdere bezwaarprocedure ten aanzien van de belhistorie zijn wel meer verwerkte persoonsgegevens van eiser gevonden. Het college heeft daarbij aannemelijk gemaakt dat dit uitsluitend komt door de overstap naar een nieuw systeem, omdat gegevens eerst werden gekoppeld aan de postcode en het huisnummer en in het nieuwe systeem worden gekoppeld met het BSN. Voor wat betreft de alsnog in bezwaar verstrekte verwerkingsoverzichten Suwinet is de rechtbank van oordeel dat daarmee is voldaan aan het doel van artikel 15 van de AVG. Daarbij wordt een kopie verstrekt van de verwerkte persoonsgegevens.Volgens vaste rechtspraakbetekent het recht op inzage niet dat een bestuursorgaan verplicht is een kopie te verstrekken van de (interne) documenten waarin die persoonsgegevens voorkomen. Een overzicht is dus voldoende. Eiser heeft met deze verwerkingsoverzichten inzicht gekregen in welke persoonsgegevens zijn gebruikt en wat het verwerkingsdoel is geweest. Eiser is hiermee dus in staat gesteld om zijn gegevens te controleren en om na te gaan of deze in overeenstemming met de AVG zijn verwerkt.
Eiser heeft zijn stelling dat er meer persoonsgegevens zouden moeten zijn dan opgenomen in de verstrekte verwerkingsoverzichten, zowel met betrekking tot de contacthistorie als Suwinet, niet aannemelijk gemaakt. Het college heeft, zoals hiervoor is overwogen, afdoende toegelicht waarom eiser heeft kunnen beschikken over meer gegevens uit de contacthistorie en de enkele overtuiging van eiser dat hij nog steeds niet al zijn verwerkte persoonsgegevens heeft ontvangen, maakt dit oordeel niet anders. Ook kan hier niet de conclusie aan worden verbonden dat sprake zou zijn van deelbesluiten. Gelet op de volledige heroverweging die plaatsvindt in bezwaarkunnen ook met of bij de beslissing op bezwaar meer persoonsgegevens worden verstrekt. Indien eiser het niet eens is met dit besluit, kan hij daartegen rechtsmiddelen aanwenden, wat hij ook heeft gedaan.
Voor zover eiser in beroep stelt dat hij recht heeft op inzage in de namen en personeelsdossiers van de ambtenaren die zijn persoonsgegevens hebben geraadpleegd en/of beoordeeld, constateert de rechtbank allereerst dat eiser hier niet om heeft verzocht in zijn AVG-verzoek van 1 maart 2023. Volledigheidshalve merkt de rechtbank nog op dat hierover naar aanleiding van een eerder door eiser ingediend AVG-verzoek (eveneens bij het college) al een oordeel is gegeven door de rechtbank.Naar het oordeel van de rechtbank is het bestreden besluit niet in strijd met het motiverings- en zorgvuldigheidsbeginsel genomen. Ook is de rechtbank van oordeel dat niet is gebleken dat het college het evenredigheidsbeginsel zou hebben geschonden.
Het beroep tegen de dwangsombesluiten
10. Het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit heeft mede betrekking op het besluit over de dwangsom, als dat besluit wordt betwist.De rechtbank leidt uit het betoog van eiser af dat hij het ook niet eens is met de genomen dwangsombesluiten. Het college heeft volgens eiser buiten de daarvoor gestelde termijn (voor AVG-verzoeken) beslist. Daarnaast is eiser het niet eens met de dwangsombesluiten omdat hij geen volledig overzicht van zijn persoonsgegevens heeft ontvangen, zodat nog niet volledig is beslist op zijn inzageverzoek van 1 maart 2023.
11. Voor wat betreft de bestuurlijke dwangsom in de primaire fase heeft het college een dwangsombesluit genomen op 14 april 2023 en een beslissing op bezwaar op 1 februari 2024. Het college heeft hierbij aan eiser een bestuurlijke dwangsom van in totaal € 46,- toegekend vanwege het niet tijdig beslissen in de primaire fase. De rechtbank heeft bij uitspraak van 4 november 2024 reeds beslist op het beroep tegen deze beslissing op bezwaar.Deze uitspraak staat in rechte vast. De door eiser genoemde gronden tegen dit besluit behoeven daarom ook geen bespreking.
12. Voor wat betreft de bezwaarfase heeft het college dwangsombesluiten genomen op 13 november 2023 en 5 februari 2024. Het college heeft vervolgens in twee beslissingen op bezwaar van 17 juni 2024 de bezwaren van eiser ongegrond verklaard. Het college heeft hierbij bepaald geen dwangsom verschuldigd te zijn voor wat betreft de bezwaarfase.
13. De rechtbank overweegt voor wat betreft het beroep tegen de beslissingen op bezwaar van 17 juni 2024 dat het college terecht het standpunt heeft ingenomen dat zij geen dwangsom is verschuldigd aan eiser. Eiser heeft zowel op 6 oktober 2023 als op 17 november 2023 een e-mailbericht verstuurd met het bericht dat hij nog geen antwoord heeft en dit binnen twee weken alsnog wil ontvangen. Het college heeft zich in redelijkheid op het standpunt mogen stellen dat deze e-mailberichten niet kunnen worden gekwalificeerd als ingebrekestelling, mede gelet op het feit dat eiser meerdere, soortgelijke procedures heeft lopen en had kunnen en moeten weten wat in ieder geval in een ingebrekestelling moet worden aangegeven. Het college heeft daarom terecht bepaald dat eiser geen recht heeft op (een) bestuurlijke dwangsom(men).