In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 13 juni 2025 uitspraak gedaan over de sluiting van een woning van eiser, gelegen in Dordrecht, op basis van artikel 13b van de Opiumwet. De sluiting vond plaats na het aantreffen van een hennepkwekerij in de woning, waar 326 moederplanten en 4.788 stekken werden aangetroffen, evenals andere apparatuur die gebruikt wordt voor de teelt van hennep. Eiser was het niet eens met de sluiting en voerde aan dat de burgemeester had moeten volstaan met een waarschuwing, omdat er geen feitelijke grondslag was om de vondst als 'ernstig' te kwalificeren. Hij stelde ook dat onvoldoende rekening was gehouden met zijn persoonlijke omstandigheden, waardoor de sluiting onevenredig was.
De rechtbank oordeelde dat de burgemeester terecht had geoordeeld dat de overtreding van de Opiumwet ernstig was en dat de sluiting van de woning gerechtvaardigd was. De rechtbank concludeerde dat de burgemeester in redelijkheid van zijn bevoegdheid tot sluiting gebruik had gemaakt, gezien de grote hoeveelheid aangetroffen hennepplanten en de illegale elektriciteitsafname. De rechtbank weegt de belangen van eiser af tegen de belangen van de openbare orde en veiligheid en oordeelt dat de sluiting niet tot onevenredige gevolgen voor eiser leidt. Eiser krijgt geen gelijk en het beroep wordt ongegrond verklaard.