ECLI:NL:RBROT:2025:6950

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
6 juni 2025
Publicatiedatum
13 juni 2025
Zaaknummer
11535068 CV EXPL 25-2792
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van schadeherstelkosten na auto-ongeluk

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 6 juni 2025 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen een eiseres, een autoschadeherstelbedrijf, en een gedaagde, die zelf procedeert. De eiseres vordert betaling van € 1.611,17 van de gedaagde, die een overeenkomst heeft gesloten voor het herstel van schade aan zijn auto na een ongeluk. De gedaagde heeft de schadevergoeding van zijn verzekering, Univé, ontvangen, maar heeft de betaling aan de eiseres nagelaten. De eiseres heeft meerdere aanmaningen gestuurd, maar de gedaagde heeft hierop niet gereageerd.

Tijdens de zitting op 9 mei 2025 heeft de kantonrechter de zaak besproken. De gedaagde betwist dat hij contractspartij is en stelt dat de schade aan de vering niet door het ongeluk is veroorzaakt. De kantonrechter oordeelt echter dat de gedaagde wel degelijk verantwoordelijk is voor de betaling, omdat hij de overeenkomst heeft ondertekend en de schade aan zijn auto is hersteld door de eiseres. De kantonrechter wijst de vorderingen van de eiseres toe en oordeelt dat de gedaagde € 1.611,17 moet betalen, evenals incassokosten van € 241,68 en proceskosten van € 1.019,54. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de eiseres het bedrag direct kan vorderen, ook als de gedaagde in hoger beroep gaat.

De kantonrechter benadrukt dat de gedaagde verantwoordelijk blijft voor de betaling, ongeacht de uitkering van de verzekering. De eiseres heeft voldoende bewijs geleverd dat de schade aan de auto is hersteld en dat de gedaagde de betaling verschuldigd is. De gedaagde kan zijn geschil met de verzekering niet ten laste van de eiseres leggen, aangezien deze geen partij is in de verzekeringskwestie.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 11535068 CV EXPL 25-2792
datum uitspraak: 6 juni 2025
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
[eiseres],
vestigingsplaats: [plaats 1] ,
eiseres,
gemachtigde: [deurwaarderskantoor] ,
tegen
[gedaagde] , mede handelend onder de naam [handelsnaam],
woonplaats: [plaats 2] ,
gedaagde,
die zelf procedeert.
De partijen worden hierna ‘ [eiseres] ’ en ‘ [gedaagde] ’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 6 februari 2025, met bijlagen;
  • het antwoord;
  • de akte van [eiseres] , met bijlagen.
1.2.
Op 9 mei 2025 is de zaak tijdens een zitting besproken. Daarbij was mevrouw [persoon A] aanwezig namens [eiseres] , met haar gemachtigde. [gedaagde] was ook aanwezig bij de zitting. Tijdens de zitting heeft [eiseres] een schade aanname formulier overgelegd. [gedaagde] heeft hiertegen geen bezwaar gemaakt. Dit stuk is dan ook onderdeel van het procesdossier.

2.De beoordeling

Wat is de kern?
2.1.
[gedaagde] heeft een ongeluk gehad met zijn auto, waardoor aan de auto schade is ontstaan. Hij heeft, na een verwijzing van zijn verzekering Univé, met [eiseres] een overeenkomst gesloten om de schade aan zijn auto te herstellen. De schade die door het ongeluk is veroorzaakt, is door [eiseres] hersteld. Univé heeft de vergoeding van € 1.611,17 rechtstreeks aan [gedaagde] uitgekeerd. [eiseres] heeft geen betaling ontvangen, waardoor zij aanmaningen naar [gedaagde] heeft gestuurd. [gedaagde] heeft hier niet op gereageerd. In deze procedure eist [eiseres] betaling van de factuur van € 1.611,17, met rente en kosten.
2.2.
[gedaagde] betwist dat de volledige schade is hersteld. Daarnaast betwist hij dat het bedrag dat door Univé aan hem is uitgekeerd, bestemd was voor het betalen van de factuur van [eiseres] .
2.3.
De kantonrechter wijst de vorderingen van [eiseres] toe. Hieronder wordt uitgelegd waarom.
[gedaagde] heeft met [eiseres] een overeenkomst gesloten
2.4.
Vast staat dat [gedaagde] met [eiseres] een overeenkomst heeft gesloten. [gedaagde] betwist dat hij contractspartij is bij de overeenkomst tot het herstellen van de schade. Uit het schade aanname formulier dat door [eiseres] is overgelegd en door [gedaagde] is ondertekend, blijkt echter voldoende duidelijk dat [gedaagde] de opdracht heeft gegeven om de schade aan zijn auto te laten herstellen. Dat Univé [gedaagde] heeft verwezen naar [eiseres] , maakt dit oordeel niet anders. Doordat een overeenkomst is gesloten tussen [gedaagde] en [eiseres] , is het uitgangspunt dat [gedaagde] verantwoordelijk is voor het betalen van het schadeherstel.
[gedaagde] moet € 1.611,17 betalen aan [eiseres]
2.5.
De kantonrechter oordeelt dat [gedaagde] € 1.611,17 moet betalen aan [eiseres] . [gedaagde] heeft namelijk de opdracht gegeven om de schade naar aanleiding van het ongeval te herstellen. [gedaagde] neemt het standpunt in dat het niet voor zijn rekening en risico moet komen dat Univé de vergoeding aan hem heeft uitgekeerd. Hij geeft aan dat [eiseres] het factuurbedrag moet verhalen op Univé, omdat hij toestemming heeft gegeven om de verzekeringspenningen direct uit te laten betalen aan [eiseres] . [gedaagde] neemt het standpunt in dat het niet voor zijn rekening en risico moet komen dat Univé de vergoeding aan hem heeft uitgekeerd. De kantonrechter gaat hier niet in mee, omdat in het schade aanname formulier de volgende bepaling is opgenomen: ‘
In geval van directe facturatie aan de verzekering doet de verzekerde op deze wijze aangifte van bovengenoemde schade en verzoekt hiermee de schadepenningen hem toekomende op grond van de autoverzekering rechtstreeks over te maken aan de reparateur. Bij non-betaling door de maatschappij zal ondergetekende opdrachtgever op eerste verzoek onmiddellijk de reparatiekosten conform expertise voldoen.’ Hieruit blijkt dat [gedaagde] als opdrachtgever verantwoordelijk blijft voor betaling als de verzekering dit niet doet. De kantonrechter handhaaft dan ook het uitgangspunt dat [gedaagde] verantwoordelijk is voor het betalen van € 1.611,17 aan [eiseres] .
2.6.
Het standpunt van [gedaagde] dat [eiseres] tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst door de schade aan de vering niet te herstellen, is onvoldoende onderbouwd. Uit het door Univé opgestelde schaderapport blijkt dat de schade aan de vering niet is ontstaan door het ongeval. Als [gedaagde] het niet eens is met dit rapport, dan moet hij dit bespreken met zijn verzekering. [eiseres] is geen partij in deze verzekeringsdiscussie.
2.7.
Ten overvloede overweegt de kantonrechter nog dat het bedrag dat Univé heeft uitgekeerd aan [gedaagde] bestemd was voor het voldoen van de factuur van [eiseres] . Hoewel [gedaagde] heeft aangegeven dat het bedrag dat aan hem is uitgekeerd bestemd was voor het herstellen van de schade aan de vering, kan dit standpunt niet worden gevolgd. Univé had op basis van het expertiserapport immers het standpunt ingenomen dat de schade aan de vering niet is ontstaan door het ongeval zodat [gedaagde] hiervoor geen vergoeding zou ontvangen van Univé. Daar komt bij dat het bedrag dat Univé aan [gedaagde] heeft uitgekeerd tot op de cent overeenkomt met het factuurbedrag dat [eiseres] bij [gedaagde] in rekening heeft gebracht en dat [eiseres] meerdere aanmaningen heeft gestuurd naar [gedaagde] . [gedaagde] had dus uit de feiten en omstandigheden moeten afleiden dat het bedrag dat hij heeft ontvangen, bestemd was voor het schadeherstel dat [eiseres] heeft uitgevoerd.
[gedaagde] moet incassokosten van € 241,68 betalen
2.8.
De incassokosten van € 241,68 worden toegewezen, omdat aan alle voorwaarden is voldaan om deze kosten vergoed te krijgen (artikel 6:96 BW). De gemaakte kosten en de hoogte van de kosten zijn ook niet betwist door [gedaagde] .
[gedaagde] moet rente betalen
2.9.
De rente wordt toegewezen, omdat [eiseres] genoeg heeft gesteld waaruit volgt dat deze moet worden betaald en [gedaagde] dat niet heeft betwist. Tot 27 januari 2025 bedraagt de rente € 48,83.
[gedaagde] moet de proceskosten betalen
2.10.
De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde] , omdat hij ongelijk krijgt (artikel 237 Rv). De kantonrechter begroot de kosten die [gedaagde] aan [eiseres] moet betalen op € 124,54 aan dagvaardingskosten, € 385,00 aan griffierecht, € 408,00 aan salaris voor de gemachtigde (2 punten x € 204,00) en € 102,00 aan nakosten. Dat is in totaal € 1.019,54. Hier kan nog een bedrag bij komen als dit vonnis wordt betekend.
Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad
2.11.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard, omdat [eiseres] dat eist en [gedaagde] daar geen bezwaar tegen heeft gemaakt (artikel 233 Rv). Dat betekent dat het vonnis meteen mag worden uitgevoerd, ook als één van de partijen aan een hogere rechter vraagt om de zaak opnieuw te beoordelen.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] te betalen € 1.901,68 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119a BW over een bedrag van € 1.611,17 vanaf 27 januari 2025 tot de dag dat volledig is betaald;
3.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, die aan de kant van [eiseres] worden begroot op € 1.019,54;
3.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.W.M. Laurijssens en in het openbaar uitgesproken.
64363