ECLI:NL:RBROT:2025:7185

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 mei 2025
Publicatiedatum
19 juni 2025
Zaaknummer
C/10/695976 / JE RK 25-514
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling van een minderjarige door de kinderrechter

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 15 mei 2025 een beschikking gegeven over de verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren in 2010. De gecertificeerde instelling, William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, heeft op 13 maart 2025 een verzoek ingediend om de ondertoezichtstelling te verlengen voor de duur van zes maanden. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders van de minderjarige, die bij de vader en stiefmoeder woont, belast zijn met het ouderlijk gezag. Tijdens de zitting op 15 mei 2025 waren de vader en stiefmoeder aanwezig, maar de moeder was niet verschenen, ondanks dat zij correct was opgeroepen. De kinderrechter heeft de minderjarige naar zijn mening gevraagd, maar hij heeft geen mening gegeven. De kinderrechter heeft in zijn beoordeling meegenomen dat de minderjarige goed functioneert bij de vader en stiefmoeder, maar dat er zorgen zijn over de moeder, die haar gezag niet uitoefent en met wie geen contact kan worden gelegd. De kinderrechter heeft besloten de ondertoezichtstelling te verlengen tot 25 november 2025 en heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing direct geldt, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De kinderrechter heeft benadrukt dat het belangrijk is dat de gecertificeerde instelling betrokken blijft totdat er duidelijkheid is over de gezagsbeëindigende maatregel van de moeder.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/695976 / JE RK 25-514
Datum uitspraak: 15 mei 2025
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling
in de zaak van
de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen de GI,
over
[minderjarige],
geboren op [geboortedatum] 2010 in [geboorteplaats] , hierna te noemen [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen de moeder, wonende in [plaats 1] ,
[de vader],
hierna te noemen de vader, wonende in [plaats 2] ,
[de stiefmoeder],
hierna te noemen de stiefmoeder, wonende in [plaats 2] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 13 maart 2025, binnengekomen bij de rechtbank op diezelfde datum.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 15 mei 2025. Daarbij waren aanwezig:
  • de vader;
  • de stiefmoeder;
- een vertegenwoordiger van de GI, te weten [vertegenwoordiger] .
De moeder is niet verschenen. De kinderrechter stelt vast dat de moeder wel juist is opgeroepen.
1.3.
De kinderrechter heeft [minderjarige] naar zijn mening gevraagd. [minderjarige] heeft geen mening gegeven.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2.
[minderjarige] woont bij zijn vader en de stiefmoeder.
2.3.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 13 mei 2024 de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd tot 25 mei 2025.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] te verlengen voor de duur van zes maanden en de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
Ter zitting heeft de GI het verzoek gehandhaafd en als volgt toegelicht. Een ondertoezichtstelling is eigenlijk niet nodig, omdat de vader en de stiefmoeder het goed doen. De ondertoezichtstelling kan echter nog niet worden afgesloten, omdat de GI in januari 2024 de Raad heeft verzocht onderzoek te doen naar een gezagsbeëindigende maatregel van de moeder, maar dit rapport is er nog steeds niet. De GI heeft begin maart 2025 van de Raad vernomen dat er eind maart 2025 een Multidisciplinair Overleg (hierna MDO) zou plaatsvinden en er een besluit zou worden genomen, maar de GI heeft niets meer gehoord. De afgelopen periode heeft de GI geprobeerd om in contact te komen met de moeder, maar zij houdt alle contact af. Op 21 november 2024 is de GI nog op huisbezoek geweest en heeft de moeder aangegeven contact met [minderjarige] te willen. Er zijn vervolgens afspraken gemaakt om tot contactherstel te komen, maar de moeder heeft zich niet aan deze afspraken gehouden en de GI heeft na het maken van de afspraken niets meer van de moeder vernomen. De komende periode hoopt de GI dat er een verzoek tot gezagsbeëindiging van de moeder wordt ingediend door de Raad bij de rechtbank.

4.De standpunten

4.1.
Ter zitting heeft de vader zich niet verzet tegen het verzoek van de GI. Het gaat goed met [minderjarige] . [minderjarige] wordt steeds meer sociaal vaardig en op school gaat het goed. Verder heeft hij zijn stage bij de supermarkt positief afgerond. Hij mag terugkomen zodra hij vijftien jaar is. De afgelopen tijd heeft de vader niets meer gehoord van de moeder. [minderjarige] staat op dit moment niet open voor contact met zijn moeder. De vader vindt dat het raadsrapport lang op zich laat wachten.
4.2.
Ter zitting heeft de stiefmoeder zich niet verzet tegen het verzoek van de GI. Het gaat steeds beter tussen [minderjarige] en de stiefmoeder. Verder gaat het goed tussen [minderjarige] en zijn jongere [zus] .

5.De beoordeling

5.1.
De kinderrechter is van oordeel dat aan de voorwaarden voor een verlenging van de ondertoezichtstelling is voldaan. [1] De kinderrechter legt hieronder uit waarom.
5.2.
Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat het goed gaat met [minderjarige] bij de vader en de stiefmoeder. Zo doet [minderjarige] het goed op school en ontwikkelt hij zijn sociale vaardigheden steeds meer. Verder is de band tussen [minderjarige] en de stiefmoeder verbeterd. Hoewel er sprake is van een positieve ontwikkeling zijn er nog zorgen over de moeder. De moeder is uit beeld en oefent haar gezag niet uit. De afgelopen jaren is geprobeerd om met de moeder in contact te komen, maar dit is niet gelukt. [minderjarige] heeft ook geen contact met de moeder en hier heeft hij geen behoefte aan. Omdat de moeder haar gezag niet uitoefent, is de Raad op verzoek van de GI in januari 2024 gestart met een onderzoek naar een gezagsbeëindigende maatregel van de moeder. Met de uitkomsten van het onderzoek zal worden bezien welke stappen er gezet moeten worden in het belang van [minderjarige] . De komende periode is het belangrijk dat het raadsrapport wordt afgerond. In de tussentijd is het belangrijk dat de GI betrokken blijft zodat zij begeleiding kunnen bieden wanneer zich een gezagsbeëindigende maatregel aandient. Uiteindelijk zal, na de uitkomsten van het raadsrapport, worden toegewerkt naar het vrijwillig kader.
5.3.
De ondertoezichtstelling is daarom nog steeds nodig. De kinderrechter verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] voor de duur van zes maanden, te weten tot 25 november 2025.
5.4.
De kinderrechter verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] tot 25 november 2025;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 15 mei 2025 door
mr. M.C. Woudstra, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. K.F.G. van Leeuwen als griffier, en op schrift gesteld op 26 mei 2025.
Tegen eindbeslissingen in deze beschikking is hoger beroep mogelijk bij het gerechtshof Den Haag. Hiervoor is een advocaat nodig. Wie kunnen hoger beroep instellen:
  • degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • andere belanghebbenden, binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of binnen drie maanden nadat zij op andere wijze daarvan kennis hebben genomen.

Voetnoten

1.Artikel 1:260 BW.